Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

Deel één

Tijdens onze laatste ontmoeting hadden we het over een belangrijk onderwerp. Weten jullie nog wat dat was? Laat ik het herhalen. Het onderwerp van onze laatste communicatie was: Gods werk, Gods gezindheid, en God Zelf. Is dit een belangrijk onderwerp voor jullie? Welk onderdeel is het belangrijkst voor jullie, Gods werk, Gods gezindheid, of God Zelf? Welk daarvan interesseert jullie het meest? Waar willen jullie het meest over horen? Ik weet dat het lastig is voor jullie om die vraag te beantwoorden, want Gods gezindheid kun je in elk aspect van Zijn werk zien en Zijn gezindheid komt altijd en overal naar voren in Zijn werk en representeert, in zekere zin, God Zelf. In Gods allesomvattend managementplan zijn Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf onlosmakelijk met elkaar verbonden.

De inhoud van onze laatste communicatie over Gods werk betrof vermeldingen in de Bijbel van dingen die lang geleden hebben plaatsgevonden. Allemaal vertelden ze verhalen over de mens en God en wat de mens overkwam en tegelijkertijd was de deelname en de uitdrukking van God er bij betrokken. Dus deze verhalen hebben een speciale waarde en betekenis voor het kennen van God. Net nadat Hij de mens had geschapen, begon God Zich met de mens bezig te houden, tegen hem te praten en Zijn gezindheid kenbaar te maken aan de mens. Met andere woorden, vanaf het moment dat God Zich voor het eerst met de mens onderhield, begon Hij onophoudelijk aan de mens te openbaren wat Zijn wezen is en wat Hij heeft en is. Ongeacht of mensen van vroeger of vandaag het kunnen zien of begrijpen, kort gezegd God spreekt tot de mens en werkt onder de mensen, terwijl Hij daarbij Zijn gezindheid onthult en Zijn wezen tot uitdrukking brengt – wat een feit is dat door niemand valt te ontkennen. Dit betekent ook dat Gods gezindheid, Gods wezen en wat Hij heeft en is, constant voortgebracht en geopenbaard worden, terwijl Hij werkt en Zich met de mens bezighoudt. Hij heeft nooit iets verhuld of verborgen gehouden voor de mens. Integendeel, Hij openbaart en geeft publiekelijk vrij wat Zijn eigen gezindheid is, zonder enige terughoudendheid. Op die manier hoopt God dat de mens Hem kan kennen en Zijn gezindheid en wezen kan begrijpen. Hij wenst niet dat de mens Zijn gezindheid en wezen als eeuwige mysteries beschouwt, noch wil Hij dat de mens God als een onoplosbare puzzel beschouwt. Alleen als de mensheid God kent, kan de mens de weg voorwaarts kennen en is hij in staat Gods leiding te accepteren. En alleen een dergelijke mensheid kan daadwerkelijk leven onder de heerschappij van God en in het licht leven, en temidden van Gods zegeningen leven.

De woorden en de gezindheid die door God worden uitgestuurd en geopenbaard vertegenwoordigen Zijn wil en ze vertegenwoordigen ook Zijn wezen. Wanneer God zich met de mens bezighoudt, ongeacht wat Hij zegt of doet of wat voor gezindheid Hij toont, en ongeacht wat de mens ziet van Gods wezen en wat Hij heeft en is, dit alles vertegenwoordigt Gods wil voor de mens. Ongeacht hoeveel de mens in staat is zich te realiseren, te bevatten of te begrijpen, het vertegenwoordigt allemaal Gods wil – Gods wil ten aanzien van de mens. Dit is zonder enige twijfel! Gods wil ten aanzien van de mensheid houdt in hoe Hij van mensen eist dat zij zijn, wat Hij eist dat ze doen, hoe Hij eist dat ze leven en hoe Hij van hen eist dat ze capabel zijn om Gods wil te vervullen. Zijn deze dingen onafscheidelijk van Gods wezen? Met andere woorden, tegelijkertijd met het stellen van eisen aan de mens, openbaart God Zijn gezindheid en alles wat Hij heeft en is. Er is geen enkele onwaarheid, er zijn geen voorwendsels, geen verhullingen, geen verfraaiingen. Waarom is de mens dan toch nooit in staat geweest om Gods gezindheid te kennen en helder waar te nemen? En waarom heeft de mens Gods wil nooit beseft? Datgene wat door God wordt geopenbaard en voortgebracht is wat God Zelf heeft en is en het behelst elk greintje en elke facet van Zijn ware gezindheid – dus waarom kan de mens dat niet zien? Waarom is de mens niet in staat tot gedegen kennis? Daar is een belangrijke reden voor. En wat is die reden? Sinds de scheppingstijd heeft de mens God nooit als God behandeld. Wat God ook in relatie tot de mens deed, in de vroegste tijd toen de mens zojuist geschapen was, behandelde de mens Hem als niets meer dan een partner, als iemand om op terug te vallen, zonder kennis of begrip van God. Wat wil zeggen dat de mens niet wist dat datgene wat door dit Wezen werd voortgebracht – dit Wezen waar de mens afhankelijk van was en dat hij als partner zag – het wezen van God was. Noch wist de mens dat dit Wezen degene is die over alle dingen regeert. Simpel gesteld: de mensen van die tijd herkenden God helemaal niet. Ze wisten niet dat de hemelen en aarde en alle dingen gemaakt waren door Hem en ze waren onwetend over waar Hij vandaan kwam en bovendien, over wat Hij was. Natuurlijk eiste God toen niet van de mens om Hem te kennen of te doorgronden, of alles wat Hij deed te begrijpen, of te weten wat Zijn wil is, want dit waren de eerste dagen die volgden op de schepping van de mensheid. Toen God voorbereidingen trof voor het werk van het Tijdperk van de Wet, deed God enkele dingen met de mens en begon Hij ook wat eisen aan de mens te stellen en vertelde Hij hem over hoe hij God offergaven aan moest bieden en God moest aanbidden. Pas toen verwierf de mens enkele eenvoudige denkbeelden over God en pas toen leerde hij het verschil tussen de mens en God kennen en leerde hij dat God Degene was die de mensheid geschapen had. Toen de mens wist dat God God was en de mens mens was, begon er een afstand te ontstaan tussen de mens en God. En toch vroeg God de mens nog steeds niet in aanzienlijke mate kennis en begrip van Hem te hebben. Zodoende stelt God verschillende eisen aan de mens, afhankelijk van de stadia en omstandigheden van Zijn werk. Wat zien jullie hierin? Welk aspect van Gods gezindheid nemen jullie waar? Is God echt? Zijn Gods eisen aan de mens gepast? Tijdens de eerste dagen vlak na Gods schepping van de mensheid, toen God het werk van overwinning en vervolmaking van de mens nog moest uitvoeren en nog niet erg veel woorden tot de mens gesproken had, vroeg God niet veel van de mens. Afgezien van wat de mens deed of hoe hij zich gedroeg – zelfs als de mens beledigende dingen deed tegen God – vergaf God het allemaal en zag het door de vingers. Want God wist wat Hij gegeven had aan de mens, en wat er in hem leefde, dus wist Hij de norm van de eisen die Hij zou moeten stellen aan de mens. Al was toentertijd de norm van Zijn eisen erg laag, dit betekent niet dat Zijn gezindheid niet groots was, of dat Zijn wijsheid en almacht niets dan lege woorden waren. Voor de mens is er maar één manier om Gods gezindheid en God Zelf te leren kennen: door de stappen te volgen van het werk van Gods management en verlossing van de mensheid en het accepteren van de woorden die God tot de mens spreekt. In de wetenschap van wat God heeft en is, en in de wetenschap van Gods gezindheid, zou de mens dan nog steeds God vragen Zijn ware persoon te laten zien? Dat zou de mens niet doen en niet durven, want als hij Gods gezindheid en wat Hij heeft en is, heeft begrepen, dan heeft de mens de ware God Zelf al gezien, dan heeft hij Gods daadwerkelijke persoon al gezien. Dit is de onvermijdelijke uitkomst.

Naarmate Gods werk en plan onophoudelijk voortgang vonden en nadat God het verbond met de mens had gesloten door middel van de regenboog als teken dat Hij nooit weer de wereld zou vernietigen door een zondvloed, kreeg God een toenemend verlangen diegenen te winnen die één van geest met Hem konden zijn. Zo had Hij ook een steeds dringender wens om diegenen te winnen die Zijn wil op aarde konden doen en bovendien, een groep te winnen van mensen die zich konden ontworstelen aan de machten van de duisternis, die niet gebonden waren door Satan en die voor Hem op aarde konden getuigen. Zo’n groep mensen te winnen was Gods langdurige wens, iets waar Hij sinds de scheppingstijd al een eeuwigheid op wachtte. Zodoende bleven Gods wil, Zijn vorm van geest, plannen en verwachtingen allemaal onveranderd, ongeacht Gods aanwending van de zondvloed om de wereld te vernietigen en ongeacht Zijn verbond met de mens. Wat Hij wilde doen, waar Hij al lang voor de scheppingstijd naar had verlangd, was onder de mensen diegenen te winnen die Hij wenste – een groep mensen te winnen die Zijn gezindheid konden bevatten en kennen, en die Zijn wil konden begrijpen, een groep die Hem kon aanbidden. Een dergelijke groep mensen kan waarlijk getuigenis afleggen van Hem en zij zijn, zogezegd, Zijn vertrouwelingen.

Laten we vandaag verder gaan met het natrekken van Gods voetstappen en het volgen van de stappen van Zijn werk, zodat we wellicht ontdekken wat de gedachten en ideeën van God zijn en alles wat met God te maken heeft, alles wat zo lang ‘in bewaring is gebleven’. Door deze dingen zullen we Gods gezindheid leren kennen, het wezen van God leren begrijpen, zullen we God in onze harten toelaten en zal ieder van ons langzamerhand dichter bij God komen, waardoor de afstand tussen God en ons verkleind zal worden.

Een deel van waar we de laatste keer over spraken ging over waarom God een verbond sloot met de mens. Deze keer zullen we communiceren over de passages uit de Schrift hieronder. Laten we beginnen met het lezen van de Schrift.

A. Abraham

1. God belooft Abraham een zoon te geven

Gen. 17:15-17 Verder zei God tegen Abraham: ‘Wat je vrouw Sarai betreft, voortaan moet je haar niet Sarai noemen maar Sara. Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven. Ik zal haar zo rijk zegenen dat er volken uit haar zullen voortkomen en er koningen van haar zullen afstammen.’ Abraham boog zich diep neer, maar lachte en dacht: Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?

Gen. 17:21-22 ‘Maar mijn verbond zal ik voortzetten met Isaak, de zoon die Sara je volgend jaar omstreeks deze tijd zal baren.’ Nadat God zo met hem gesproken had, ging hij bij Abraham vandaan.

2. Abraham offert Isaak

Gen. 22:2-3 ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die ik je wijzen zal.’ De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken.

Gen. 22:9-10 Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout. Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten.

Niemand kan het werk verhinderen waartoe God heeft besloten

Zojuist hebben jullie het verhaal van Abraham gehoord. Hij was gekozen door God nadat de zondvloed de wereld had vernietigd, zijn naam was Abraham. Toen hij honderd jaar oud was en zijn vrouw Sara negentig, kwam Gods belofte tot hem. Welke belofte deed God aan hem? God beloofde waar de Schrift naar verwijst als: “Ik zal haar zegenen en jou bij haar een zoon geven.” Wat was de achtergrond van Gods belofte hem een zoon te geven? De Schrift geeft het volgende verslag: “Abraham boog zich diep neer, maar lachte en dacht: Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen? En Sara, zou zij op haar negentigste nog een kind ter wereld kunnen brengen?” Met andere woorden, dit bejaarde echtpaar was te oud om kinderen te krijgen. En wat deed Abraham nadat God Zijn belofte aan hem deed? Lachend boog hij zich diep neer en zei tegen zichzelf, “Hoe zou iemand van honderd nog een kind kunnen krijgen?” Abraham geloofde niet dat het mogelijk was – wat betekende dat hij geloofde dat Gods belofte aan hem niets dan een grapje was. Vanuit menselijk perspectief was dit iets wat een mens niet voor elkaar kon krijgen, en evengoed iets wat ondoenlijk en onmogelijk was voor God. Misschien was het lachwekkend voor Abraham: God schiep de mens, maar het blijkt dat Hij niet eens weet dat iemand die zo oud is niet meer in staat is kinderen te krijgen; Hij zegt wel dat Hij mij toestaat een kind te krijgen, Hij zegt wel dat Hij me een zoon zal geven – maar dat is beslist onmogelijk! Dus boog Abraham zich diep neer, maar lachte en dacht: onmogelijk – God zit me bij de neus te nemen, dit kan niet waar zijn! Hij nam Gods woorden niet serieus. Wat voor soort man was Abraham in Gods ogen dan? (Rechtvaardig.) Waar staat dat hij een rechtvaardig man was? Jullie denken dat iedereen die door God geroepen is, rechtvaardig en onberispelijk is en dat deze mensen wandelen met God. Jullie houden vast aan een doctrine! Jullie moeten duidelijk inzien dat als God ten aanzien van iemand definieert, Hij dat niet willekeurig doet. God zegt hier niet dat Abraham rechtvaardig was. God heeft een norm in Zijn hart om elke persoon aan af te meten. Hoewel God niet zei wat voor type persoon Abraham was, wat voor een soort geloof in God had Abraham, met betrekking tot zijn gedrag? Was het enigszins abstract? Of was zijn geloof sterk? Nee, dat was het niet! Zijn gelach en gedachten lieten zien wie hij was, dus jullie overtuiging dat hij rechtvaardig was, is slechts een hersenspinsel van jullie, het is een blindelingse toepassing van doctrine, een onverantwoordelijke inschatting. Zag God het lachen en de kleine uitingen van Abraham, wist Hij ervan? God wist het. Maar zou God Zijn voornemens veranderen? Nee! Toen God plande en besloot dat Hij deze man zou kiezen, was de zaak al beklonken. De gedachten noch het gedrag van de mens hebben ook maar de minste invloed op God of kunnen Hem ontregelen; God zou Zijn plan niet willekeurig veranderen en Hij zou evenmin Zijn plan veranderen of overhoopgooien vanwege het gedrag van de mens, zelfs als het dom gedrag is. Wat staat er dan in Genesis 17:21-22? “‘Maar mijn verbond zal ik voortzetten met Isaak, de zoon die Sara je volgend jaar omstreeks deze tijd zal baren.’ Nadat God zo met hem gesproken had, ging hij bij Abraham vandaan.” God lette er niet in het minst op wat Abraham dacht of zei. En wat was de reden voor deze onverschilligheid? Het was, omdat God toen niet van de mens vroeg om een sterk geloof te hebben, of dat hij een geweldige kennis van God kon hebben, of, bovendien, dat de mens kon begrijpen wat gedaan en gezegd is door God. Daarom vroeg Hij niet dat de mens een volledig begrip had van wat God voornemens was te doen, of van de mensen die hij besloten had te kiezen, of van de grondbeginselen van Zijn handelen. Want de gestalte van de mens was simpelweg ontoereikend. In die tijd beschouwde God wat Abraham deed en hoe hij zich ook gedroeg, als normaal. Hij veroordeelde of vermaande niet, maar zei slechts: “Volgend jaar om deze tijd zal Sara je een zoon baren.” Nadat Hij deze woorden had gesproken, kwam dit, wat God betreft, stap voor stap tot stand; in Gods ogen was datgene wat volgens Zijn plan vervuld zou worden, al bereikt. En na de regelingen hiertoe te hebben getroffen, vertrok God. Wat de mens doet of denkt, wat de mens begrijpt, menselijke plannen – niets van dit alles heeft ook maar enige relatie met God. Alles vindt voortgang volgens Gods plan, conform de door God uitgezette tijden en stadia. Dat is het grondbeginsel van Gods werk. God bemoeit zich niet met wat mensen denken of weten, maar Hij zou evenmin afzien van Zijn plan of Zijn werk stoppen, omdat de mens het niet gelooft of niet begrijpt. Zo worden de feiten bewerkstelligd volgens het plan en de gedachten van God. Dit is precies wat we in de Bijbel zien: God zorgde ervoor dat Isaak werd geboren op de door Hem vastgestelde tijd. Bewijzen de feiten dat het gedrag en handelen van de mens Gods werk in de weg zaten? Zij zaten Gods werk niet in de weg! Tastte het geringe geloof van de mens, zijn concepties en verbeelding betreffende God, Gods werk aan? Nee, dat deden ze niet! Niet in het minst! Gods managementplan blijft onaangetast door welke mens, kwestie, of omgeving dan ook. Alles wat Hij zich voorneemt te doen zal op tijd afgemaakt en volbracht worden volgens Zijn plan. Zijn werk kan niet gedwarsboomd worden door ook maar enig mens. God besteedt geen aandacht aan domheid en onwetendheid van de mens en zelfs niet aan bepaalde aspecten van het verzet van de mens en zijn opvattingen over Hem terwijl Hij desondanks het werk doet dat Hij moet doen. Dit is Gods gezindheid, en het is een weergave van Zijn almacht.

De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud