Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III

Deel twee

We hebben het net gehad over al het werk dat God voltooid heeft, de reeks van dingen die Hij voor de eerste keer deed. Elk van deze dingen is relevant voor Gods managementplan en voor Gods wil. Ze zijn relevant voor Gods eigen gezindheid en Zijn essentie. Als we beter willen begrijpen wat God heeft en is, kunnen we niet stoppen bij het Oude Testament of het Tijdperk van de Wet, maar zullen we de stappen die God in Zijn werk zette verder moeten volgen. Dus, toen God het Tijdperk van de Wet beëindigde en begon aan het Tijdperk van Genade, hebben onze eigen stappen ook het Tijdperk van Genade bereikt – een tijdperk vol genade en verlossing. In dit tijdperk deed God nogmaals iets belangrijks voor de eerste keer. Het werk in dit nieuwe tijdperk voor zowel God als de mensheid was een nieuw startpunt. Dit nieuwe startpunt was ook deze keer nieuw werk dat God voor het eerst deed. Dit door God uitgevoerde nieuwe werk was iets ongekends, iets dat de mens of welk ander schepsel dan ook zich onmogelijk kon voorstellen. Het is iets dat nu goed bekend is bij alle mensen – dit was de eerste keer dat God mens werd, de eerste keer dat Hij nieuw werk begon in de gestalte van een mens, met de identiteit van een mens. Dit nieuwe werk gaf aan dat God Zijn werk in het Tijdperk van de Wet had voltooid, dat Hij niet langer ook maar iets zou doen of zeggen onder de wet. Evenmin zou Hij ook maar iets uitspreken of doen in de vorm van de wet of volgens de principes of regels van de wet. Dat wil zeggen, al Zijn werk dat was gebaseerd op de wet is voor altijd stopgezet en zal niet worden voortgezet, omdat God nieuw werk wilde beginnen en nieuwe dingen wilde doen. Zijn plan kreeg hiermee opnieuw een nieuw startpunt. God moest dus de mensheid het volgende tijdperk inleiden.

Of dit vreugdevol of onheilspellend nieuws was voor de mensen hing af van wat hun essentie was. Er kan worden gezegd dat dit geen vreugdevol, maar onheilspellend nieuws was voor sommige mensen omdat, toen God met Zijn nieuwe werk begon, deze mensen, die slechts de wetten en regels volgden, die alleen de doctrines volgden maar God niet vreesden, geneigd waren Gods oude werk te gebruiken om Zijn nieuwe werk te veroordelen. Voor deze mensen was het onheilspellend nieuws; maar voor elk mens die onschuldig en open was, die oprecht tegenover God was en bereid was Zijn verlossing te ontvangen, was Gods eerste vleeswording bijzonder vreugdevol nieuws. Want sinds er mensen zijn is dit de eerste keer dat God aan de mensheid is verschenen en onder hen heeft geleefd in een vorm die niet de Geest was, maar als mens werd geboren en leefde onder de mensen als de Mensenzoon, en in hun midden Zijn werk deed. Deze ‘eerste keer’ doorbrak de menselijke opvattingen en tartte alle verbeelding. Daarnaast leverde dit al Gods volgelingen een tastbaar voordeel op. God beëindigde niet alleen het oude tijdperk, maar beëindigde ook Zijn oude werkmethoden en werkwijze. Hij stond niet langer toe dat Zijn boodschappers Zijn wil overbrachten, Hij was niet langer verborgen in de wolken en Hij verscheen en beval de mensen niet langer in de donder. Op een andere wijze dan ooit tevoren, via een methode die voor mensen onvoorstelbaar en moeilijk te begrijpen of te accepteren is – de vleeswording – werd Hij de Mensenzoon om het werk van dat tijdperk te ontwikkelen. Deze stap overviel de mensen en was heel ongemakkelijk voor hen omdat God wederom met nieuw werk begon dat Hij nog nooit eerder had gedaan. Vandaag bekijken we wat het nieuwe werk in het nieuwe tijdperk heeft bewerkstelligd: wat kunnen we in al dit nieuwe werk begrijpen van Gods gezindheid is en wat Hij heeft en is?

De volgende woorden zijn vastgelegd in het Nieuwe Testament van de Bijbel.

1. Mat. 12:1 In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten.

2. Mat. 12:6-8 Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.

Laten we eerst eens deze passage bekijken: “In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten.”

Waarom hebben we deze passage geselecteerd? Welk verband houdt deze passage met Gods gezindheid? In deze tekst is het eerste dat we te weten komen dat het de sabbatdag was, maar dat de Heer Jezus er toch met Zijn discipelen op uit trok en hen door de korenvelden leidde. Wat nog ‘schandaliger’ was, was dat ze zelfs “begonnen aren te plukken en ervan te eten.” In het Tijdperk van de Wet luidden de wetten van Jehova God dat de mensen er op de sabbat niet zomaar op uit konden trekken of deel konden nemen aan activiteiten – er waren heel veel dingen die niet konden worden gedaan op de sabbat. Deze daad van de Heer Jezus was raadselachtig voor degenen die reeds lange tijd onder de wet leefden en lokte zelfs kritiek uit. We zullen het voorlopig niet hebben over hun verwarring en wat ze zeiden over wat Jezus deed, maar eerst bespreken waarom de Heer Jezus ervoor koos dit juist op de sabbat te doen en wat Hij met zijn daad de mensen die onder de wet leefden duidelijk wilde maken. Dit is het verband tussen deze passage en Gods gezindheid waarover ik het wil hebben.

Toen de Heer Jezus kwam, gebruikte Hij praktische daden om met de mensen te communiceren: God had afscheid genomen van het Tijdperk van de Wet en was begonnen met nieuw werk. Voor dit werk was het houden van de sabbat niet vereist. Toen God zich losmaakte van de beperkingen van de sabbatdag, was dit slechts een voorproefje van Zijn nieuwe werk en Zijn werkelijk geweldige werk ontvouwde zich steeds verder. Toen de Heer Jezus Zijn werk begon, had Hij de ketenen van het Tijdperk van de Wet al achter zich gelaten en had hij de regels en principes van dat tijdperk al doorbroken. In Hem was er geen spoor over van ook maar iets dat betrekking had op de wet. Hij had de wet in haar geheel verworpen, hield zich er niet meer aan en eiste niet meer van de mensheid dat deze zich eraan zou houden. Hier zie je dus de Heer Jezus op de sabbat door de korenvelden lopen. De Heer rustte niet, maar was buiten aan het werk. Deze daad van Hem betekende een schok voor de opvattingen van de mensen en maakte hen duidelijk dat Hij niet langer onder de wet leefde, dat Hij de beperkingen van de sabbat achter zich had gelaten en voor en onder de mensheid verscheen in een nieuw beeld, met een nieuwe werkwijze. Deze daad van Hem vertelde de mensen dat Hij nieuw werk met Zich mee had gebracht dat begon met het achter zich laten van de wet en de sabbat. Toen God Zijn nieuwe werk uitvoerde, klampte Hij zich niet langer vast aan het verleden en maakte Hij zich niet langer zorgen over de regels van het Tijdperk van de Wet. Hij werd ook niet beïnvloed door Zijn werk uit het vorige tijdperk, maar werkte op de sabbat zoals op een gewone dag en wanneer Zijn discipelen honger hadden, konden ze aren plukken om te eten. Dit was allemaal heel normaal in Gods ogen. God kon met veel van het werk dat Hij wilde doen en de dingen die Hij wilde zeggen een nieuw begin maken. Zodra Hij een nieuw begin heeft gemaakt, heeft Hij het niet meer over Zijn vorige werk en zet het ook niet voort. God heeft Zijn principes in Zijn werk. Hij begint met nieuw werk wanneer Hij de mensheid naar een nieuwe fase wil leiden en wanneer Zijn werk een hogere fase heeft bereikt. Wanneer mensen blijven handelen overeenkomstig de oude uitspraken of regels, of hieraan vast blijven houden, zal Hij dit niet herdenken of prijzen. Dit komt omdat Hij reeds nieuw werk gebracht heeft en met Zijn werk aan een nieuwe fase is begonnen. Wanneer Hij nieuw werk initieert, verschijnt Hij aan de mensheid in een compleet nieuw beeld, gezien vanuit een compleet nieuw gezichtspunt en op een volledig nieuwe manier, zodat de mensen verschillende aspecten van Zijn gezindheid en wat Hij heeft en is kunnen zien. Dit is een van Zijn doelen in Zijn nieuwe werk. God houdt niet vast aan het oude en neemt ook niet het gebaande pad; wanneer Hij werkt en spreekt is het niet zo verbiedend als mensen zich dat voorstellen. In God is alles vrij en bevrijd en zijn er geen verboden, geen beperkingen – wat Hij de mensheid brengt is geheel en al vrijheid en bevrijding. Hij is een levende God, een God die echt, waarlijk bestaat. Hij is geen pop of beeldhouwwerk van klei en Hij is totaal verschillend van de afgoden die mensen op een altaar plaatsen en aanbidden. Hij is levend en levendig en wat Zijn woorden en werk de mensen brengt is geheel en al leven en licht, geheel en al vrijheid en bevrijding, omdat Hij de weg, de waarheid en het leven vasthoudt – Hij wordt niet beperkt door iets in welk werk van Hem dan ook. Het maakt niet uit wat mensen zeggen en het maakt niet uit hoe ze Zijn nieuwe werk zien of beoordelen, Hij zal Zijn werk zonder schroom uitvoeren. Hij zal zich geen zorgen maken over iemands opvattingen of dat er met de vinger naar Zijn werk en woorden wordt gewezen, en zelfs niet over hun sterke oppositie en weerstand tegen Zijn nieuwe werk. Niemand in de gehele schepping kan menselijk verstand, menselijke verbeelding, kennis of moraliteit gebruiken om te meten of te definiëren wat God doet om Zijn werk in diskrediet te brengen, te verstoren of te saboteren. Zijn werk en wat Hij doet leggen geen verboden op en zullen niet worden beperkt door enig mens, ding of object, en zullen niet worden verstoord door vijandige krachten. In Zijn nieuwe werk is Hij een altijd zegevierende Koning en alle vijandige krachten en alle ketterijen en misvattingen van de mensheid worden onder Zijn voetenbank vermorzeld. Het maakt niet uit welke fase van Zijn werk Hij uitvoert, het moet worden ontwikkeld en uitgebreid te midden van de mensheid. Het moet ongehinderd worden uitgevoerd in het gehele universum, totdat Zijn geweldige werk is voltooid. Dit is Gods almacht en wijsheid, Zijn gezag en macht. Zodoende kon de Heer Jezus er op de sabbat openlijk op uit trekken en werken, er waren immers in Zijn hart geen regels en geen kennis of doctrine die voortkwam uit de mensheid. Wat Hij had was Gods nieuwe werk en Zijn weg. Zijn werk was de manier de mensheid te bevrijden, de mensen te verlossen, hen in het licht te laten bestaan en hen te laten leven. En degenen die afgoden of valse goden vereren, leven elke dag gebonden door Satan en worden beperkt door allerlei soorten regels en taboes – vandaag is dit verboden en morgen weer wat anders – er is geen vrijheid in hun leven. Ze zijn als gevangenen in ketenen en kennen nauwelijks enige vreugde. Waar staan ‘verboden’ voor? Ze staan voor beperkingen, banden en kwaad. Zodra een mens een afgod vereert, vereert hij een valse god, een kwade geest. Dat brengt verboden met zich mee. Je kunt dit of dat niet eten, vandaag kun je er niet op uit trekken, morgen kun je de fornuis niet aanzetten, de volgende dag kun je niet verhuizen naar een nieuw huis en je dient bepaalde dagen te kiezen voor bruiloften en begrafenissen en zelfs voor het bevallen van een kind. Hoe wordt dit genoemd? Dit worden verboden genoemd. Het is de gebondenheid van de mensheid, het zijn de ketenen van Satan en kwade geesten die de mensen controleren en hun harten en lichamen in bedwang houden. Bestaan deze verboden bij God? Wanneer we over Gods heiligheid spreken, moet je allereerst hierbij stilstaan: bij God zijn er geen verboden. God heeft in Zijn woorden en werken principes, maar omdat God Zelf de weg, de waarheid en het leven is, zijn er geen verboden.

Laten we nu eens naar de volgende passage kijken: “Ik zeg u echter dat hier Iemand is Die meer is dan de tempel. Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers,’ dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” (Mat. 12:6-8). Waar verwijst hier ‘tempel’ naar? Om het eenvoudig te stellen: ‘tempel’ verwijst hier naar een majestueus, hoog gebouw, waar priesters tijdens het Tijdperk van de Wet God vereerden. Wanneer de Heer Jezus zegt “hier Iemand is Die meer is dan de tempel”, naar wie verwijst ‘Iemand’ dan? Het is duidelijk dat ‘Iemand’ de Heer Jezus in het vlees is, omdat alleen Hij groter dan de tempel was. Waartoe riepen deze woorden de mensen op? Ze riepen de mensen op de tempel te verlaten – God had de tempel reeds verlaten en werkte er niet meer. De mensen zouden dus Gods voetstappen buiten de tempel moeten zoeken en Zijn stappen in Zijn nieuwe werk moeten volgen. De achtergrond van de woorden van de Heer Jezus was dat onder de wet mensen de tempel waren gaan beschouwen als iets groters dan God Zelf. Dat wil zeggen, de mensen vereerden de tempel in plaats van God. Daarom waarschuwde de Heer Jezus hen geen afgoden te vereren maar God, omdat Hij oppermachtig is. Daarom zei Hij: “Barmhartigheid wil ik, geen offers,” Het is duidelijk dat in de ogen van de Heer Jezus, de meeste mensen onder de wet niet langer Jehova vereerden, maar slechts de stappen van het offerproces afwerkten. De Heer Jezus stelde vast dat dit proces afgodenverering was. Deze afgodendienaars zagen de tempel als iets groters, en hoger dan God. In hun harten was alleen plaats voor de tempel, niet voor God, en als zij de tempel kwijtraakten, raakten ze hun woonplaats kwijt. Zonder de tempel hadden ze geen plek om te aanbidden en konden ze hun offers niet brengen. Hun zogenaamde woonplaats was de plek waar ze opereerden onder het vaandel van het vereren van Jehova God, hierdoor konden ze in de tempel verblijven en hun eigen zaken afhandelen. Hun zogenaamde offerdienst was alleen maar bedoeld om hun eigen persoonlijke, schandelijke transacties uit te voeren onder het mom van hun dienst in de tempel. Dit was de reden dat mensen in die tijd de tempel als groter dan God beschouwden. Omdat ze de tempel als dekmantel gebruikten en offers als voorwendsel om mensen en God te bedriegen, sprak de Heer Jezus deze woorden om de mensen te waarschuwen. Als jullie deze woorden toepassen op het heden zijn ze nog steeds even valide en even relevant. Hoewel de mensen vandaag ander werk van God hebben ervaren dan de mensen in het Tijdperk van de Wet, is de essentie van hun natuur dezelfde. In de context van het werk van vandaag de dag, doen mensen nog steeds hetzelfde type dingen als verwoord in “de tempel is groter dan God”. Zo zien mensen bijvoorbeeld het vervullen van hun plicht als hun taak, of ze beschouwen getuigenis geven voor God en het strijden tegen de grote rode draak als politieke bewegingen ter verdediging van mensenrechten, voor democratie en vrijheid, of ze zetten hun plicht hun vaardigheden te gebruiken om in carrières, maar ze behandelen het vrezen van God en het vermijden van het kwaad als niets meer dan een stukje religieuze doctrine waar ze zich aan moeten houden, enzovoort. Zijn deze uitdrukkingen van de kant van de mens niet in wezen hetzelfde als verwoord in “de tempel is groter dan God”? Het verschil is dat de mensen tweeduizend jaar geleden hun persoonlijke zaken afhandelden in de fysieke tempel en dat de mensen vandaag de dag hun persoonlijke zaken afhandelen in immateriële tempels. Deze mensen die regels koesteren, beschouwen regels als groter dan God, deze mensen die van status houden, zien status als hoger dan God, deze mensen die van hun carrière houden, beschouwen hun carrière als groter dan God, en zo voort – al hun uitdrukkingen leiden mij ertoe te zeggen: “Mensen prijzen God als de grootste in hun woorden, maar in hun ogen is alles groter dan God.” Dit is omdat, zodra mensen op hun pad waarop ze God volgen een gelegenheid vinden hun eigen talenten ten toon te spreiden, hun eigen zaken te behartigen of hun eigen carrière na te streven, ze afstand nemen van God en zich op hun geliefde carrière storten. Wat betreft datgene wat God hen heeft toevertrouwd, en Zijn wil: deze dingen zijn al lang weggegooid. Wat is in dit scenario het verschil tussen deze mensen en degenen die tweeduizend jaar geleden in de tempel hun eigen zaken deden?

Laten we vervolgens eens kijken naar de laatste zin van deze passage van de Schrift: “Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.” Zit er een praktische kant aan deze zin? Kunnen jullie een praktische kant aan deze zin herkennen? Elk ding dat God zegt komt uit Zijn hart, dus waarom zei Hij dit? Hoe begrijpen jullie dit? Jullie begrijpen nu misschien de betekenis van deze zin, maar op dat moment begrepen niet veel mensen deze omdat ze nog maar net het Tijdperk van de Wet hadden verlaten. Voor hen was het erop uit trekken op de sabbat iets heel moeilijks, laat staan te begrijpen wat een echte sabbat is.

De zin “de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” vertelt mensen dat Gods alles immaterieel is. God kan voorzien in al je materiële behoeften, maar zodra je materiële behoeften zijn bevredigd, kan de bevrediging uit deze dingen dan je zoektocht naar de waarheid vervangen? Dat is duidelijk onmogelijk! Gods gezindheid en wat Hij heeft en is waarover we hebben gecommuniceerd, zijn beide de waarheid. Omdat het geen materiële objecten zijn kunnen ze niet worden gewogen met de hoge prijs van materiële objecten, noch kan hun waarde in geld worden uitgedrukt. Ze voorzien in de behoeften van het hart van ieder mens. Voor ieder mens zou de waarde van deze immateriële waarheden groter moeten zijn dan de waarde van welke materiële dingen waarvan je houdt dan ook, nietwaar? Dit is een uitspraak waar jullie bij stil moeten staan. Het belangrijkste punt van wat ik heb gezegd is dat wat God heeft en is en Gods alles de belangrijkste dingen zijn voor elk mens en dat ze niet kunnen worden vervangen door welk materieel object dan ook. Ik geef je een voorbeeld: wanneer je honger hebt, heb je voedsel nodig. Dit voedsel kan relatief goed zijn of relatief gebrekkig, maar zo lang het je vult zal het onprettige hongergevoel er niet meer zijn – het zal verdwenen zijn. Je kunt op je gemak blijven zitten en je lichaam zal tot rust zijn gekomen. De honger van de mens kan worden verholpen met voedsel, maar wanneer je God volgt en voelt dat je geen begrip van Hem hebt, hoe kan je dan de leegheid in je hart verhelpen? Kan deze worden verholpen met voedsel? Of wanneer je God volgt en Zijn wil niet begrijpt, wat kan je dan doen om deze honger in je hart te compenseren? Wanneer je tijdens je ervaring van je redding door God, terwijl je een verandering in je gezindheid najaagt, Zijn wil niet begrijpt of niet weet wat de waarheid is, als je Gods gezindheid niet begrijpt, voel je je dan niet erg ongemakkelijk? Voel je geen enorme honger en dorst in je hart? Weerhouden deze gevoelens je er niet van vrede in je hart te voelen? Dus hoe kun je deze honger in je hart compenseren – is er een manier deze honger te verhelpen? Sommige mensen gaan winkelen, sommigen vinden vrienden om hun hart bij uit te storten, sommige mensen slapen lang uit, anderen lezen meer van Gods woorden, of werken harder en doen harder hun best hun plichten te vervullen. Kunnen deze dingen de werkelijke problemen verhelpen? Jullie begrijpen allemaal dit soort praktijken volledig. Wanneer je je machteloos voelt, wanneer je een sterk verlangen hebt verlichting van God te ontvangen zodat je de realiteit van de waarheid en Zijn wil leert kennen, wat heb je dan het meest nodig? Wat je nodig hebt is geen uitgebreide maaltijd of een paar vriendelijke woorden. Het is ook geen kortstondig comfort en bevrediging van het vlees – wat je nodig hebt is dat God je rechtstreeks en duidelijk vertelt wat je moet doen en hoe je het moet doen, je duidelijk vertelt wat de waarheid is. Nadat je dit hebt begrepen, zelfs al is het maar een heel klein beetje, voel je je dan niet meer bevredigd in je hart dan wanneer je een goede maaltijd zou hebben gegeten? Wanneer je hart bevredigd is, krijgt je hart, je hele persoon, dan niet de ware vrede? Begrijpen jullie door deze analogie en analyse nu waarom ik met jullie de zin “de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” wilde delen? De betekenis van deze zin is dat wat van God komt, wat Hij heeft en is en Zijn alles, groter zijn dan wat dan ook, inclusief het ding of de persoon waarvan je ooit geloofde dat je hem of haar het meest koesterde. Dat wil zeggen, als een persoon geen woorden uit de mond van God ontvangt of Zijn wil niet begrijpt, hij geen vrede zal verkrijgen. Tijdens jullie toekomstige ervaringen, zullen jullie begrijpen waarom ik jullie deze passage vandaag wilde laten zien – dit is heel belangrijk. Alles wat God doet is waarheid en leven. De waarheid voor de mensheid is iets dat niet kan ontbreken in hun leven, iets waar ze nooit zonder kunnen, je zou kunnen zeggen dat het het grootste ding is. Hoewel je er niet naar kunt kijken of het kunt aanraken, kun je haar belangrijkheid voor jou niet negeren, ze is het enige dat je hart vrede kan schenken.

Is jullie waarheidsbegrip geïntegreerd in jullie eigen gesteldheid? In het echte leven dien je altijd eerst na te denken over welke waarheden betrekking hebben op de mensen, de dingen en de objecten die je bent tegengekomen. Te midden van deze waarheden kun je Gods wil vinden en een verband leggen tussen wat je bent tegengekomen en Zijn wil. Als je niet weet welke aspecten van de waarheid verband houden met de dingen die je bent tegengekomen, maar direct Gods wil gaat zoeken, dan is dat een benadering die behoorlijk blind is en geen resultaten oplevert. Als je de waarheid wilt zoeken en Gods wil wilt begrijpen, zul je eerst moeten kijken wat voor dingen je zijn overkomen, met welke aspecten van de waarheid ze verband houden, en te zoeken naar de waarheid in het woord van God dat betrekking heeft op wat je hebt ervaren. Vervolgens zoek je naar de voor jou geschikte weg van beoefenen in die waarheid. Op deze manier kun je een indirect begrip van Gods wil verwerven. Zoeken naar en het beoefenen van de waarheid betekent niet het mechanisch toepassen van een doctrine of het volgen van een formule. De waarheid is niet formalistisch en de waarheid is ook geen wet. De waarheid is niet dood – ze leeft, de waarheid is een levend organisme. De waarheid is de regel die een schepsel dient te volgen en de regel die een mens in zijn leven moet bezitten. Dit is iets dat je meer vanuit je ervaring moet begrijpen. Welke fase in je ervaring je ook hebt bereikt, je bent altijd onscheidbaar van Gods woord of de waarheid, en wat je begrijpt van Gods gezindheid en wat je weet van wat God heeft en is, is allemaal uitgedrukt in Gods woorden. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met de waarheid. Gods gezindheid en wat Hij heeft en is vormen zelf de waarheid. De waarheid is een authentieke manifestatie van Gods gezindheid en wat Hij heeft en is. De waarheid maakt wat God heeft en is concreet en drukt het expliciet uit, ze vertelt je rechtstreekser waar God van houdt, waar Hij niet van houdt, wat Hij wil dat je doet en wat Hij je niet toestaat te doen, welk soort mensen Hij veracht en in welk soort mensen Hij zich verheugt. Achter de waarheden die God uitdrukt kunnen mensen Zijn genoegen, woede, verdriet, blijdschap en Zijn essentie zien – dit is de openbaring van Zijn gezindheid. Behalve te weten wat God heeft en is, en vanuit Zijn woord Zijn gezindheid te begrijpen, is het allerbelangrijkste de noodzaak dit begrip te verwerven door middel van praktische ervaring. Als een mens zich uit het echte leven terugtrekt om God te leren kennen, zal dit hem niet lukken. Zelfs als er mensen zijn die enig begrip van het woord van God kunnen verweven, zal het toch beperkt zijn tot theorieën en woorden, en zal er een verschil zijn met hoe God echt is.

Waar we het nu over hebben valt in zijn geheel binnen het bestek van de verhalen vastgelegd in de Bijbel. Door middel van deze verhalen en door het analyseren van deze gebeurtenissen, kunnen mensen Zijn gezindheid en wat Hij heeft en is zoals Hij dat heeft uitgedrukt begrijpen, waardoor ze in staat zijn elk aspect van God breder, dieper, uitvoeriger en diepgaander te leren kennen. Zijn deze verhalen dus de enige manier om elk aspect van God te leren kennen? Nee, dat is niet de enige manier! Want wat God zegt en het werk dat Hij doet in het Tijdperk van het Koninkrijk kan mensen beter helpen Zijn gezindheid te leren kennen, en haar vollediger te kennen. Ik denk echter dat het een beetje eenvoudiger is Gods gezindheid te leren kennen en te begrijpen wat Hij heeft en is door middel van een aantal voorbeelden of verhalen uit de Bijbel die mensen kennen. Als ik de woorden van oordeel en tuchtiging en de waarheden die God vandaag de dag uitdrukt neem zodat je Hem woord voor woord leert kennen, dan zul je het gevoel hebben dat het te saai en te langdradig is en er zullen zelfs mensen zijn die het gevoel hebben dat Gods woorden formalistisch lijken. Maar als we de Bijbelse verhalen nemen als voorbeelden om mensen te helpen Gods gezindheid te leren kennen, zullen ze het niet saai vinden. Je zou kunnen zeggen dat tijdens het uitleggen van deze voorbeelden de details van wat er in die tijd in Gods hart leefde – Zijn stemming of sentiment, of Zijn gedachten en ideeën – in menselijke taal aan de mensen zijn verteld. Het doel van dit alles is hen te laten beseffen, te laten voelen, dat wat God heeft en is geen formule is. Het is geen legende, of iets dat mensen niet kunnen zien of aanraken. Het is iets dat werkelijk bestaat, iets dat mensen kunnen voelen en beseffen. Dit is het uiteindelijke doel. Je zou kunnen zeggen dat mensen die in dit tijdperk leven gezegend zijn. Ze kunnen uit Bijbelse verhalen putten om een breder begrip van Gods eerdere werk te krijgen; ze kunnen Zijn gezindheid zien in het werk dat Hij heeft gedaan. Ze kunnen Gods wil voor de mensheid zien in de gezindheden die Hij heeft uitgedrukt, de concrete manifestaties van Zijn heiligheid en Zijn zorg voor de mensen begrijpen en zo een meer gedetailleerde en diepere kennis van Gods gezindheid bereiken. Ik geloof dat jullie dit allemaal kunnen voelen!

Binnen het bestek van het werk dat de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade heeft volbracht, kun je een ander aspect zien van wat God heeft en is. Het werd uitgedrukt door Zijn vlees, en mensen konden het zien en beseffen door Zijn menselijkheid. In de Mensenzoon zagen mensen hoe God in het vlees Zijn menselijkheid uitleefde en zagen ze Gods goddelijkheid uitgedrukt door het vlees. Deze twee uitdrukkingsvormen boden mensen de kans een zeer reële God te zien en stelden hen in staat een andere opvatting over God te vormen. Echter, in de tijdsperiode tussen de schepping van de wereld en het einde van het Tijdperk van de Wet, dat wil zeggen, vóór het Tijdperk van Genade, was wat werd gezien, gehoord en ervaren door de mensen alleen het goddelijk aspect van God. Het was wat God deed en sprak in een ongrijpbaar rijk, en de dingen die Hij uitdrukte vanuit Zijn werkelijke persoon, die niet konden worden gezien of aangeraakt. Deze dingen gaven mensen vaak het gevoel dat God zo groot was dat ze Hem niet konden benaderen. De impressie die God de mensen meestal gaf, was dat Hij aan en uit flakkerde en mensen hadden zelfs het gevoel dat Zijn gedachten en ideeën stuk voor stuk zo mysterieus en ongrijpbaar waren dat het onmogelijk was ze te bereiken, laat staan te proberen ze te begrijpen en waarderen. Voor de mensen was alles wat te maken had met God heel ver – zo ver dat mensen het niet konden zien, het niet konden aanraken. Het leek alsof Hij hoog in de hemel was, het leek alsof Hij in het geheel niet bestond. Voor mensen was het begrijpen van Gods hart en geest of iets van Zijn gedachten onhaalbaar en zelfs onbereikbaar. Hoewel God in het Tijdperk van de Wet een aantal concrete werken uitvoerde en Hij ook een aantal specifieke woorden sprak en een aantal specifieke gezindheden uitdrukte om mensen in staat te stellen Hem te waarderen en enige echte kennis van Hem te zien, vond Gods uitdrukking van wat Hij heeft en is uiteindelijk plaats in een ongrijpbaar rijk, en wat mensen begrepen, wat ze wisten, was nog steeds het goddelijke aspect van wat Hij heeft en is. De mensheid kon geen concrete voorstelling vormen van de uitdrukking van[a] wat Hij heeft en is, en hun indruk van God was nog steeds gevangen binnen het bestek van ‘het is moeilijk een Geest te naderen die aan en uit flakkert’. Omdat God geen specifiek object of beeld gebruikte om in het materiële rijk aan de mensen te verschijnen, konden ze Hem nog steeds niet door middel van menselijke taal definiëren. De mensen wilden in hun harten en geesten altijd hun eigen taal gebruiken om een standaard voor God vast te stellen en Hem daarmee tastbaar en menselijk maken, bijvoorbeeld hoe lang Hij is, hoe groot Hij is, hoe Hij eruitziet, waar Hij in het bijzonder van houdt en wat Zijn specifieke persoonlijkheid is. Feitelijk wist God in Zijn hart dat de mensen zo dachten. Hij was zich terdege bewust van de behoeften van de mensen en natuurlijk wist Hij ook wat Hij zou moeten doen. In het Tijdperk van Genade voerde hij dus Zijn werk op een andere manier uit. Deze manier was zowel goddelijk als vermenselijkt. In de tijdsperiode dat de Heer Jezus Zijn werk deed, konden de mensen zien dat God zich op vele menselijke manieren kon uitdrukken. Hij kon bijvoorbeeld dansen, bruiloften bijwonen, gemeenschap hebben met mensen, met hen spreken en dingen met hen bediscussiëren. Daarnaast voltooide de Heer Jezus ook veel werk dat Zijn goddelijkheid representeerde en natuurlijk was al dit werk een uitdrukking en openbaring van Gods gezindheid. Tijdens deze periode, toen Gods goddelijkheid in gewoon vlees, dat mensen konden zien en aanraken, werd gerealiseerd, hadden ze niet meer het gevoel dat Hij aan en uit flakkerde, dat zij Hem niet konden benaderen. Integendeel, ze konden proberen de wil van God te bevatten en Zijn goddelijkheid te begrijpen middels elke beweging, elk woord en elk werk van de Mensenzoon. De vleesgeworden Mensenzoon drukte door Zijn menselijkheid Gods goddelijkheid uit en bracht de wil van God over op de mensheid. En door de uitdrukking van Gods wil en gezindheid openbaarde Hij de mensen ook de God in het spirituele rijk die niet gezien of aangeraakt kan worden. Wat mensen zagen was God Zelf, tastbaar en met vlees en botten. De vleesgeworden Mensenzoon maakte dus dingen zoals Gods eigen identiteit, status, beeld, gezindheid en wat Hij heeft en is concreet en vermenselijkt. Hoewel het uiterlijk voorkomen van de Mensenzoon wat betreft het beeld van God enige beperkingen kende, waren Zijn essentie en wat Hij heeft en is geheel in staat Gods eigen identiteit en status te vertegenwoordigen – er waren slechts enkele verschillen in de uitdrukkingsvorm. Het maakt niet uit of het nu de menselijkheid of goddelijkheid van de Mensenzoon is, we kunnen niet ontkennen dat Hij Gods eigen identiteit en status vertegenwoordigde. Tijdens deze periode werkte God echter door het vlees, sprak Hij vanuit het perspectief van het vlees en stond Hij voor de mensheid met de identiteit en status van de Mensenzoon. Dit bood mensen de gelegenheid de ware woorden en het ware werk van God onder de mensheid te ontmoeten en ervaren. Het stelde mensen ook in staat inzicht te verwerven in Zijn goddelijkheid en grootheid te midden van nederigheid en een voorlopig begrip en een voorlopige definitie te vormen van de authenticiteit en de werkelijkheid van God. Hoewel het werk dat door de Heer Jezus werd voltooid, Zijn manier van werken en het perspectief van waaruit Hij sprak verschilde van Gods echte persoon in het spirituele rijk, representeerde alles aan Hem werkelijk God Zelf zoals mensen Hem nog nooit eerder hadden gezien – dit kan niet worden ontkend! Dat wil zeggen, in welke vorm God ook verschijnt, vanuit welk perspectief Hij ook spreekt of in welk beeld Hij de mensheid ook confronteert, God vertegenwoordigt altijd niets anders dan Zichzelf. Hij kan geen mens vertegenwoordigen – Hij kan geen verdorven mens vertegenwoordigen. God is God Zelf, dit kan niet worden ontkend.

Voetnoot:

a. In de originele tekst ontbreekt ‘deze uitdrukking van’.

Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.

De Bijbeltekst is ontleend aan de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010-2016

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud