Dagelijkse woorden van God: God kennen | Fragment 49

27 mei 2020

In Jobs dagelijkse leven zien we zijn volmaaktheid, oprechtheid, godvrezendheid en mijden van het kwaad

Als we het over Job hebben, dan moeten we beginnen met de inschatting over hem die uit Gods eigen mond kwam: “Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man. Hij heeft ontzag voor God en gaat het kwaad uit de weg.”

Laten wij eerst iets te weten komen over Jobs volmaaktheid en oprechtheid.

Wat verstaan jullie onder de woorden ‘volmaakt’ en ‘oprecht?’ Geloven jullie dat Job onberispelijk en eerbiedwaardig was? Dit zou natuurlijk een letterlijke interpretatie en begrip van ‘volmaakt’ en ‘oprecht’ zijn. Een werkelijk begrip van Job is niet los te zien van zijn echte leven – alleen woorden, boeken en theorie zullen geen antwoord kunnen geven. We beginnen door naar Jobs leven thuis te kijken en wat zijn normale gedrag was tijdens zijn leven. Dit zal ons iets zeggen over zijn levensprincipes en levensdoelen, maar ook over zijn persoonlijkheid en streven. Laat ons de laatste woorden van Job 1:3 eens lezen: “Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten.” Wat deze woorden vertellen is dat Jobs status en reputatie erg hoog waren, ook al wordt ons niet verteld of hij vanwege zijn overvloedige bezittingen de geweldigste onder de mensen van het oosten was, of omdat hij volmaakt en oprecht, godvrezend was en het kwaad meed, we weten dat Jobs status en reputatie hoog aangeprezen waren. Zoals in de Bijbel staat, was de eerste indruk van mensen dat Job volmaakt was, dat hij godvrezend was en het kwaad meed, en dat hij grote rijkdom en een eerbiedwaardige positie bezat. Voor een normaal persoon die in zo’n omgeving en in zulke omstandigheden leeft, zouden het Jobs eetgewoontes, kwaliteit van leven en de verschillende aspecten van zijn persoonlijke leven iets zijn waar de meeste mensen hun aandacht op zouden richten; dus moeten we verder lezen in de Schrift: “Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer” (Job 1:4-5). Deze passage vertelt ons twee dingen: Het eerste is dat Jobs zonen en dochters regelmatig feestjes hadden, aten en dronken; het tweede is dat Job vaak brandoffers bracht, omdat hij zich vaak zorgen maakte over hen, bang dat ze zondigden, dat ze God in hun harten hadden vervloekt. Hierin zijn de levens van twee verschillende soorten mensen omschreven. De eerste soort, Jobs zonen en dochters, feestten vaak vanwege hun rijkdom, leefden extravagant, aten en dronken er levendig op los, genoten van de hoge kwaliteit van leven die materiële welvaart met zich meebracht. Doordat zij zo’n leven leidden, was het onvermijdelijk dat ze vaak zondigden en God kwetsten – maar toch, dientengevolge, heiligden zij zichzelf niet noch brachten zij brandoffers. Je ziet dus dat God geen plaats had in hun harten, dat ze Gods gunsten geen aandacht gaven, noch bang waren God te kwetsen, laat staan bang waren God te verzaken in hun hart. Natuurlijk is onze focus niet op Jobs kinderen, maar op wat Job deed, terwijl hij met deze dingen geconfronteerd werd; dit is het andere onderwerp dat de passage aan de orde stelt, en dat over Jobs dagelijks leven gaat en het wezen van zijn menselijkheid. Als de Bijbel het feesten van Jobs zonen en dochters beschrijft, wordt Job niet genoemd. Wel wordt er alleen maar gezegd dat zijn zonen en dochters vaak samen aten en dronken. Met andere woorden, hij was niet degene die feesten hield, en hij deed niet mee aan die extravagantie in eten en drinken van zijn zonen en dochters. Hoewel hij welgesteld was en over vele bezittingen en dienaren beschikte, had Job geen luxe leven. Hij was niet bekoord door zijn excellente levensomgeving en verschranste zich niet aan lichamelijke geneugten en vergat niet door zijn rijkdom om brandoffers te brengen, laat staan dat hij daardoor in zijn hart geleidelijk God ging mijden. Blijkbaar was Job als gevolg van Gods zegeningen, in zijn levensstijl gedisciplineerd, niet hebzuchtig of hedonistisch of alleen gericht op kwaliteit van leven. In plaats daarvan was hij bescheiden en ingetogen, terughoudend en voorzichtig voor God, vaak denkend aan Gods gunsten en zegeningen en zonder ophouden godvrezend. In zijn dagelijks leven stond Job vroeg op om brandoffers te brengen voor zijn zonen en dochters. Met andere woorden, Job vreesde niet alleen zelf God, maar hij hoopte ook dat zijn kinderen op dezelfde manier God zouden vrezen en niet tegen God zouden zondigen. Jobs materiële rijkdom nam in zijn hart geen ruimte in, noch nam het Gods plaats in; of het nu voor zijn eigen bestwil was of dat van zijn kinderen, Jobs dagelijkse handelingen waren allemaal verbonden aan zijn godvrezendheid en het mijden van kwaad. Zijn vrees voor Jehova God hield bij zijn mond niet op, maar werd geactiveerd en weerspiegeld in elk facet van zijn dagelijkse leven. Dit daadwerkelijke gedrag van Job laat ons zien dat hij eerlijk was en over een essentie beschikte die rechtvaardigheid en alles wat positief is liefhad. Dat Job vaak offerde om zijn zonen en dochters te heiligen, betekent dat hij het gedrag van zijn kinderen niet goedkeurde; integendeel, diep in zijn hart had hij genoeg van hun gedrag en veroordeelde hij ze. Hij had geconcludeerd dat het gedrag van zijn zonen en dochters Jehova God niet welgevallig was, dus riep hij ze vaak op hun zonden voor Jehova God te belijden. Jobs daden laten ons een andere kant van zijn menselijkheid zien: eentje waarin hij nooit samen opgaat met hen die vaak zondigen en God kwetsen, maar hen juist schuwt en vermijdt. Zelfs als diegenen zijn zonen en dochters waren, zwoer hij zijn eigen principes niet af omdat het nou eenmaal familie was en evenmin ontzag hij hun zonden vanwege zijn eigen gevoelens. Integendeel, hij dringt er bij hen juist op aan om hun zonden op te biechten en Jehova Gods verdraagzaamheid voor zich te winnen. Hij waarschuwde ze God niet te verloochenen omwille van hun eigen wellustige genot. De grondbeginselen van hoe Job anderen behandelde, zijn onlosmakelijk verbonden met de grondbeginselen van zijn godvrezendheid en het mijden van kwaad. Hij hield van datgene wat door God geaccepteerd was, en verafschuwde datgene waar God van walgde, hij hield van hen die God in hun hart vreesden, en verafschuwde hen die kwaad of zonde begingen tegen God. Dat soort liefde en afschuw was zichtbaar in zijn dagelijkse leven en was precies de door Gods ogen waargenomen oprechtheid van Job. Dit is natuurlijk ook de uitdrukking en het uitleven van Jobs ware menszijn in zijn relaties met anderen in zijn dagelijkse leven waar we iets over te weten moeten komen.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap. www.debijbel.nl

Meer bekijken

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Geef een reactie

Delen

Annuleren