Dagelijkse woorden van God: De drie werkfasen | Fragment 18
07 juni 2020
Het werk dat Jehova deed onder de Israëlieten, vestigde onder de mensheid Gods aardse plaats van oorsprong. Op deze heilige plaats was Hij ook aanwezig. Hij beperkte Zijn werk tot het volk van Israël. Hij werkte aanvankelijk niet buiten Israël, maar Hij koos een volk dat Hij geschikt achtte om de reikwijdte van Zijn werk te beperken. Israël is de plaats waar God Adam en Eva schiep en uit het stof van die plaats formeerde Jehova de mens. Deze plaats werd de basis van Zijn werk op aarde. De Israëlieten, die afstammen van Noach en ook nakomelingen van Adam zijn, waren het menselijke fundament van Jehova’s werk op aarde.
De betekenis, het doel en de fases van Jehova’s werk in Israël in deze tijd waren Zijn werk op de hele aarde in gang te zetten. Dat werk verspreidde zich vanuit Israël als middelpunt gaandeweg naar de heidenvolken. Hij werkt in het hele universum volgens dit beginsel: Hij vestigt een model en breidt het dan uit tot alle mensen in het universum Zijn evangelie hebben ontvangen. De eerste Israëlieten waren de afstammelingen van Noach. Deze mensen werden alleen begiftigd met de adem van Jehova en begrepen genoeg om voor de noodzakelijke levensbehoeften te zorgen. Maar ze wisten niet wat voor God Jehova was, ze kenden Zijn wil voor de mens niet, laat staan hoe zij de Heer van de hele schepping moesten vereren. Wat betreft regels en wetten die ze moesten gehoorzamen, en of er werk was dat geschapen wezens voor de Schepper moesten doen: Adams nakomelingen wisten niets van deze dingen af. Ze wisten alleen dat de man moest zweten en arbeiden om voor zijn gezin te zorgen, en dat de vrouw zich aan haar man moest onderwerpen en het menselijke ras moest voortzetten dat Jehova had geschapen. Met andere woorden, deze mensen, die alleen Jehova’s adem en Zijn leven hadden, wisten niet hoe ze Gods wetten moesten volgen of hoe ze de Heer van de hele schepping moesten behagen. Ze begrepen veel te weinig. Dus ook al was hun hart geenszins verdraaid of bedrieglijk en was er zelden sprake van jaloezie en twist onder hen, toch hadden ze geen kennis of begrip van Jehova, de Heer van de hele schepping. Deze voorouders van de mens wisten alleen de dingen van Jehova te eten en van de dingen van Jehova te genieten. Maar ze wisten Jehova niet te vereren, ze wisten niet dat Jehova die Ene is die ze op hun knieën moesten aanbidden. Dus hoe konden ze Zijn schepselen worden genoemd? Als dat zo is, hoe zit het dan met de woorden: “Jehova is de Heer van de hele schepping” en “Hij schiep de mens zodat de mens Hem kon manifesteren, Hem kon verheerlijken en Hem kon vertegenwoordigen” – zouden die voor niets gesproken zijn? Hoe konden mensen zonder eerbied voor Jehova een getuigenis van Zijn heerlijkheid worden? Hoe konden zij manifestaties van Zijn heerlijkheid worden? Zouden Jehova’s woorden “Ik schiep de mens naar mijn beeld” dan niet een wapen in de handen van Satan, de boze, worden? Zouden deze woorden dan niet een teken van vernedering van Jehova’s schepping van de mens worden? Om die fase van het werk te voltooien, gaf Jehova de mensheid na de schepping geen instructies of leiding meer vanaf de tijd van Adam tot aan die van Noach. Hij begon de Israëlieten, die de nakomelingen van Noach en ook van Adam waren, in feite pas te leiden nadat de zondvloed de wereld had verwoest. Zijn werk en woorden in Israël gaven leiding aan het hele volk van Israël terwijl zij over het land Israël waren verspreid. Dit toonde de mensheid dat Jehova niet alleen de mens adem kon inblazen, zodat hij leven van Hem mocht ontvangen en uit het stof kon opstaan tot een geschapen menselijk wezen, maar dat Hij de mensheid ook kon verbranden en vervloeken, en de mensheid met Zijn roede kon besturen. Ze zagen ook dat Jehova leiding kon geven aan het leven van de mens op aarde, en onder de mensheid kon spreken en werken overeenkomstig de uren van de dag en van de nacht. Hij deed het werk alleen zodat Zijn schepselen konden weten dat de mens uit het stof kwam, door Hem opgepikt. Hij wilde ze bovendien doen inzien dat ze door Hem waren geformeerd. Niet alleen dat, maar het werk dat Hij in Israël begon, was bedoeld zodat andere volken en naties (die in feite niet apart van Israël stonden maar aftakkingen van de Israëlieten waren, en toch van Adam en Eva afstamden) het evangelie van Jehova van Israël konden ontvangen. Zo zouden alle geschapen wezens in het universum in staat zijn om Jehova te vereren en Hem hoog te achten. Was Jehova Zijn werk niet in Israël begonnen, maar had Hij de mensheid na de schepping zorgeloos op de aarde laten leven, dan zou de mens, wegens zijn fysieke natuur (natuur wil zeggen dat de mens nooit kan weten wat hij niet ziet, oftewel dat hij niet zou weten dat Jehova de mensheid had geschapen, laat staan waarom Hij dat deed), nooit weten dat Jehova de mensheid had geschapen of dat Hij de Heer van de hele schepping is. Als Jehova de mens had geschapen, hem voor Zijn eigen plezier op de aarde had geplaatst, Zijn handen vervolgens simpelweg afstofte en vertrok, in plaats van enige tijd onder de mensheid te blijven om ze van leiding te voorzien, dan zou de hele mensheid tot niets zijn vervallen. Zelfs de hemel en aarde en de legio andere dingen die Hij had gemaakt, plus de hele mensheid, zouden tot niets zijn vervallen en bovendien door Satan vertrapt. In dat geval zou Jehova’s wens dat “Hij op de aarde, in het midden van Zijn schepping, een plaats zou hebben om te staan, een heilige plaats”, in duigen zijn gevallen. En dus bleef Hij na de schepping van de mensheid in hun midden om ze in hun leven te leiden en vanuit hun midden tot hen te spreken. Dit alles deed Hij om Zijn wens te vervullen en Zijn plan te verwezenlijken. Het werk dat Hij in Israël deed, was alleen bedoeld om het plan uit te voeren dat Hij vóór de schepping van alle dingen had opgesteld. Daarom waren Zijn eerste werk onder de Israëlieten en Zijn schepping van alle dingen niet in tegenspraak met elkaar. Beide waren er met het oog op Zijn management, Zijn werk en Zijn heerlijkheid, alsook om Zijn schepping van de mensheid een diepere betekenis te geven. Hij gaf tweeduizend jaar lang na Noach leiding aan het leven van de mensheid op aarde. In die periode leerde Hij de mensheid hoe ze Jehova, de Heer van de hele schepping, moesten vereren, hoe ze hun leven moesten leiden en moesten blijven leiden. Bovenal leerde Hij ze hoe ze als getuige voor Jehova konden optreden, Hem konden gehoorzamen en Hem eerbied konden tonen, ja, Hem met muziek konden loven zoals David en zijn priesters dat deden.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het werk in het Tijdperk van de Wet
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.
Andere video's