Dagelijkse woorden van God: De drie werkfasen | Fragment 21
21 augustus 2020
In het begin was het begeleiden van de mens tijdens het oudtestamentische Tijdperk van de Wet vergelijkbaar met het begeleiden van het leven van een kind. De vroegste mensheid was nog maar net geboren uit Jehova; dit waren de Israëlieten. Ze wisten niet hoe ze God moesten vereren of hoe ze op aarde moesten leven. Met andere woorden: Jehova schiep de mensheid, dat wil zeggen, Hij schiep Adam en Eva, maar Hij gaf hun niet de vermogens om te begrijpen hoe ze Jehova moesten vereren of Jehova’s wetten op aarde moesten navolgen. Zonder de directe aansturing van Jehova zou niemand dit rechtstreeks kunnen weten, want in het begin beschikte de mens niet over zulke vermogens. De mens wist alleen dat Jehova God was, maar had geen flauw idee hoe hij Hem kon vereren, welk soort gedrag bij ‘vereren’ paste, met welke instelling iemand Hem moest vereren, of wat hij kon offeren uit eerbied voor Hem. De mens wist alleen hoe hij kon genieten wat er te genieten viel onder alle dingen die door Jehova gemaakt waren, maar met betrekking tot wat voor leven op aarde een schepsel van God waardig was, had hij geen enkel benul. Zonder iemand om haar te instrueren, zonder iemand om haar persoonlijk te begeleiden, zou deze mensheid nooit een leven geleid hebben dat de mensheid betaamt, maar alleen maar op slinkse wijze gevangen zijn gehouden door Satan. Jehova schiep de mensheid, dat wil zeggen, Hij schiep de voorouders van de mensheid, Eva en Adam, maar Hij schonk hun verder niet méér intellect of wijsheid. Hoewel ze al op aarde leefden, begrepen ze bijna niets. En dus was Jehova’s werk om de mensheid te scheppen maar voor de helft gedaan, en verre van voltooid. Hij had alleen een model van de mens uit klei gevormd en het Zijn adem gegeven, maar zonder de mens genoeg bereidheid te geven om Hem te eren. In het begin was de mens niet van zins om Hem te vereren of vrezen. De mens wist alleen hoe hij naar Zijn woorden moest luisteren, maar wist niets van de basiskennis voor het leven op aarde en van de juiste leefregels voor de mens. En dus, hoewel Jehova man en vrouw schiep en het project van zeven dagen voltooide, voltooide Hij geenszins de schepping van de mens, want deze mens was slechts een omhulsel, en miste de realiteit van het menszijn. De mens wist alleen dat het Jehova was die de mensheid had geschapen, maar had niet het geringste idee hoe hij zich aan de woorden of wetten van Jehova moest houden. En dus was Jehova’s werk nog lang niet gedaan na het ontstaan van de mens. Hij moest de mensen nog steeds bij de hand nemen om voor Zijn aangezicht te komen, opdat zij samen op aarde zouden kunnen leven en Hem zouden kunnen vereren, en opdat zij onder Zijn leiding het juiste levenspad van normale mensen op aarde zouden kunnen bewandelen. Alleen op deze manier was het werk dat hoofdzakelijk onder Jehova’s naam was uitgevoerd, volledig voltooid; dat wil zeggen, alleen op deze manier was Jehova’s werk van de schepping van de wereld volledig uitgevoerd. Zodoende moest hij, nadat hij de mensheid had geschapen, het leven van de mensheid op aarde duizenden jaren begeleiden, opdat de mensheid Zijn decreten en wetten kon naleven en kon deelnemen aan alle activiteiten die horen bij een normaal aards mensenleven. Dan pas was Jehova’s werk volledig voltooid.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.
Andere video's