Dagelijkse woorden van God: De incarnatie | Fragment 99

11 juni 2020

De betekenis van incarnatie is dat God in het vlees verschijnt en dat Hij komt werken tussen de mensen die Hij geschapen heeft naar het beeld van vlees. God moet dus om te incarneren eerst vlees worden, vlees met een normale menselijkheid. Dit moet minimaal het geval zijn. De implicatie van Gods incarnatie is in feite dat God leeft en werkt in het vlees, dat de ware essentie van God is dat Hij vlees wordt, mens wordt. Zijn geïncarneerde leven en werk kan in twee stadia worden onderverdeeld. Eerst is er het leven dat Hij vóór het uitvoeren van Zijn bediening leidt. Hij leeft in een gewoon gezin, in volslagen normale menselijkheid, en gehoorzaamt de gewone morele beginselen en wetten van het menselijk leven, heeft gewone menselijke behoeftes (voedsel, kleding, slaap en onderdak), gewone menselijke zwakheden en gewone menselijke emoties. Met andere woorden, in dit eerste stadium leidt Hij een niet-goddelijk, heel gewoon menselijk leven en doet Hij met alle gewone menselijke activiteiten mee. Het tweede stadium is het leven dat Hij leidt nadat Hij met de uitvoering van Zijn bediening is begonnen. Hij verkeert nog steeds in gewone menselijkheid met een gewoon menselijk omhulsel, er is geen teken van het bovennatuurlijke waar te nemen. Toch leeft Hij alleen voor Zijn bediening, en in deze tijd staat Zijn normale menselijkheid geheel in dienst van het gewone werk van Zijn goddelijkheid; Zijn normale menselijkheid is tegen die tijd zover gerijpt, dat Hij Zijn bediening uit kan voeren. Het tweede stadium van Zijn leven is dus de uitvoering van Zijn bediening in Zijn normale menselijkheid, het is een leven van normale menselijkheid én van complete goddelijkheid. De reden dat Hij in het eerste stadium van Zijn leven in heel gewone menselijkheid leeft is dat Zijn menselijkheid nog niet gelijk is aan het geheel van het goddelijke werk, nog niet gerijpt is. Pas als Zijn menselijkheid is gerijpt en Hij Zijn bediening op de schouders kan nemen, kan Hij aan de taak van de uitvoering van Zijn bediening beginnen. Omdat Hij, als vlees, moet groeien en rijpen, is het eerste stadium van Zijn leven dat van de normale menselijkheid. Omdat Zijn menselijkheid in het tweede stadium in staat is het werk te ondernemen en Zijn bediening uit te voeren, is het leven van de geïncarneerde God tijdens Zijn bediening een leven van menselijkheid en complete goddelijkheid. Als de geïncarneerde God vanaf Zijn geboorte Zijn bediening serieus had opgepakt en bovennatuurlijke tekenen had gegeven en wonderen had verricht, dan zou Hij geen lichamelijke essentie hebben. Daarom bestaat Zijn menselijkheid in het belang van Zijn lichamelijke essentie; er kan geen vlees zijn zonder menselijkheid, een persoon zonder menselijkheid is geen menselijk wezen. Zo is de menselijkheid van Gods vlees een wezenlijke eigenschap van het geïncarneerde vlees van God. Het is blasfemie te zeggen dat “als God vlees wordt Hij helemaal goddelijk is en helemaal niet menselijk”, omdat dit een onmogelijk standpunt is, dat het grondbeginsel van de incarnatie geweld aandoet. Zelfs nadat Hij Zijn bediening begint uit te voeren bewoont Zijn goddelijkheid nog steeds het menselijke omhulsel als Hij Zijn werk doet. Zijn menselijkheid dient alleen op dat moment het enige doel om Zijn goddelijkheid het werk in het gewone vlees te laten uitvoeren. De handelende factor van het werk is dus de goddelijkheid die Zijn menselijkheid bewoont. Zijn goddelijkheid, niet Zijn menselijkheid, is aan het werk, maar deze goddelijkheid is verborgen in Zijn menselijkheid. In de kern wordt Zijn werk door Zijn complete goddelijkheid gedaan, niet door Zijn menselijkheid. Maar de uitvoerder van het werk is Zijn vlees. Je zou kunnen zeggen dat Hij mens en ook God is, want God wordt een God die in het vlees leeft, met een menselijk omhulsel en een menselijke essentie maar ook met de essentie van God. Omdat Hij een mens met de essentie van God is, staat Hij boven alle geschapen mensen, boven iedere mens die het werk van God kan uitvoeren. En dus is Hij, onder allen met een menselijk omhulsel net als Hij en onder allen die menselijkheid bezitten de enige die de geïncarneerde God Zelf is – alle anderen zijn geschapen mensen. Hoewel ze allen menselijkheid bezitten zijn geschapen mensen slechts menselijk, terwijl de vleesgeworden God anders is: in Zijn vlees heeft Hij niet alleen menselijkheid, maar ook – nog belangrijker – goddelijkheid. Zijn menselijkheid kan herkend worden in de uiterlijke verschijning van Zijn vlees en in Zijn dagelijks leven, maar Zijn goddelijkheid is moeilijker waar te nemen. Omdat Zijn goddelijkheid alleen duidelijk wordt als Hij menselijkheid heeft, en niet zo bovennatuurlijk is als de mensen zich voorstellen, kunnen zij die slechts met de grootste moeite zien. Zelfs vandaag de dag vinden mensen het nog heel moeilijk de ware essentie van de vleesgeworden God te doorgronden. Ik denk in feite dat zelfs nu ik er al zolang over heb gesproken, de meesten van jullie het nog steeds een mysterie vinden. Het is eigenlijk heel eenvoudig: Omdat God vlees is geworden is Zijn essentie een combinatie van menselijkheid en goddelijkheid. Deze combinatie wordt God Zelf genoemd, God Zelf op aarde.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De essentie van het door God bewoonde vlees

Meer bekijken

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Geef een reactie

Delen

Annuleren