Kunnen allemansvrienden Gods redding verwerven?

29 januari 2021

Door Hao Zheng, China

Ik kom uit een arm, achtergebleven bergdorp waar feodale gebruiken en ingewikkelde interpersoonlijke relaties gelden. Ik werd erg beïnvloed door die omgeving en door de dingen die mijn ouders zeiden, zoals: “Denk na voordat je spreekt en praat dan met voorbehoud,” “Zwijgen is goud, spreken is zilver, en hij die veel praat vergist zich vaak,” “De fouten van goede vrienden verzwijgen draagt bij tot een lange, goede vriendschap,” “Spreek goede woorden in overeenstemming met de gevoelens en de gedachtegang van anderen, want eerlijkheid irriteert hen.” Al die filosofieën werden wijze woorden in mijn leven. Zelfs mijn broers en zussen hield ik altijd zorgvuldig in de gaten. Ik probeerde aardige, complimenteuze dingen tegen ze te zeggen om ze blij te maken. Als iemand van hen iets verkeerds deed en mijn ouders vroegen wie dat was geweest, zei ik altijd dat ik dat niet wist, dus mijn zussen en broers mochten me erg graag. Mijn moeder zei ook altijd dat ik een brave jongen was. Toen ik eenmaal in de buitenwereld kwam, had ik altijd het gevoel dat ik op eieren moest lopen om mijn relaties te beschermen, of ik nu met vrienden samen was of met al die verschillende soorten mensen die je daar hebt. Ik deed nooit iets waar iemand aanstoot aan kon nemen en maakte nooit ruzie met iemand. Als iemand mij beledigde, was ik heel vergevensgezind en maakte ik er nooit een punt van. Ik trok vaak aan het kortste eind en voelde me gefrustreerd en boos, maar ik hield me aan de regel: “Spreken is zilver en zwijgen is goud,” en stopte mijn gevoelens weg. Onder familie en vrienden stond ik bekend als een aardig persoon. Ik werd door iedereen gecomplimenteerd en geprezen omdat ik zo was, maar ik voelde altijd die druk en pijn in mijn hart die ik niet onder woorden kon brengen. Ik was bij iedereen op mijn hoede om te voorkomen dat ik iemand voor het hoofd stootte en durfde tegen niemand echt open te zijn. Ik was altijd aan het vleien en deed me anders voor dan ik was om mijn eigen belangen te beschermen. Dat was een pijnlijke, vermoeiende en beangstigende manier van leven. Ik vroeg me altijd af wanneer er een eind zou komen aan mijn lijden en hoe ik makkelijker kon leven. Toen ik me verloren en verdrietig voelde, stak Almachtige God me Zijn reddende hand toe.

In 1998 had ik het geluk dat ik het werk van de laatste dagen van Almachtige God aanvaardde. Uit de woorden van Almachtige God leerde ik dat God voornamelijk vlees was geworden en de mensheid was komen redden om onze verdorven gezindheden op te lossen en ons toe te staan een werkelijk menselijke gelijkenis na te leven. Almachtige God zegt: “Ten tweede moeten jullie weten dat God van eerlijke mensen houdt. God is vol getrouwheid, daarom zijn Zijn woorden altijd betrouwbaar. Bovendien zijn Zijn daden onberispelijk en onbetwistbaar. Daarom houdt God van wie absoluut eerlijk jegens Hem zijn(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Drie vermaningen). “Mijn koninkrijk heeft diegenen nodig die eerlijk zijn, diegenen die niet hypocriet of bedrieglijk zijn. Zijn de oprechte en eerlijke mensen in de wereld dan populair? Ik ben precies het tegenovergestelde. Ik accepteer dat eerlijke mensen tot mij komen. Ik geniet van dit soort mensen, en ik heb zulke mensen dan ook nodig. Juist dit is mijn rechtvaardigheid(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 33). God zegt dat we eerlijk, eenvoudig en open moeten zijn, omdat dat de enige manier is om in het hemelse koninkrijk te komen. Toen ik dat las, voelde ik door en door dat dat een makkelijkere, gelukkigere manier van leven was en deed mijn best om net zo eerlijk te zijn als God eist. In de omgang en tijdens bijeenkomsten met broeders en zusters merkte ik dat ze allemaal eerlijk waren en vrijuit spraken. Ze waren oprecht en authentiek. Wanneer ze bepaalde ideeën over iemand hadden of zagen dat iemand verdorvenheid aan de dag legde, konden ze daarop wijzen om zo iemand te helpen, en dan kon die open zijn en praten over wat hij over zichzelf wist. Dat vond ik heel verrassend, want ik had altijd gedacht dat je je ideeën over mensen absoluut voor je moest houden, dat ik anderen zou beledigen en mezelf kwaad zou doen als ik eerlijk was. Maar in die omgeving hoefde ik me daar geen zorgen over te maken. Broeders en zusters waren niet zo onecht als mensen in de buitenwereld en boden hun excuses aan als ze iemand pijn deden. Ze hielden altijd rekening met anderen. Ik wist dat ze dat konden beoefenen en volledig konden naleven dankzij het werk en de woorden van Almachtige God. Daardoor raakte ik er nog meer van overtuigd dat de woorden van Almachtige God de waarheid zijn en dat ze mensen kunnen zuiveren en veranderen, en ik wilde echt een eerlijk mens zijn. Maar de levensfilosofieën van Satan waren lang daarvoor in mij ingeslepen en mijn eigen overlevingsregels geworden. Zonder het te beseffen verliet ik me in mijn omgang met broeders en zusters nog steeds op die satanische filosofieën. Ik was bang om open te zijn en vanuit mijn hart te spreken, uit angst dat ik iemand voor het hoofd zou stoten of mijn reputatie zou schaden. Ik bleef voorzichtig om mijn betrekkingen met mensen te beschermen en had het gevoel dat eerlijk zijn wel erg veel gevraagd was. Toen besloot God om me te zuiveren en te veranderen, en regelde Hij de juiste omgeving om mijn verdorvenheid en gebreken te openbaren, om me zo naar de werkelijkheid van oprecht zijn te leiden.

Later begon ik als teamleider te werken, samen met broeder Li. We konden erg goed met elkaar overweg en hij hielp me bij heel veel dingen. Maar bij de uitvoering van onze taken kwam ik erachter dat hij arrogant en eigengereid was, en zich niet aan de principes hield. Telkens als ik iets wilde zeggen en op het punt stond mijn mond open te doen, slikte ik toch weer mijn woorden in. Ik dacht: als ik hem bekritiseer, gaat hij zeggen dat ik geen geweten heb, dat hij heel aardig voor me is geweest en ik alsmaar op zijn problemen wijs. Stel dat hij dan een hekel aan me krijgt en we niet meer samen kunnen werken? Om onze relatie te beschermen begon ik er gewoon nooit over. Later schaadde broeder Li het werk van de kerk heel erg omdat hij arrogant was en zijn plichten verwaarloosde, waarna hij werd vervangen. Ondanks dat dacht ik nog steeds niet over mezelf na. Maar toen ik op een keer voor iets naar het huis van broeder Li ging, zei zijn vrouw tegen me: “Jij bent er mede schuldig aan dat mijn man is vervangen. Als jij hem had kunnen waarschuwen en helpen, had hij misschien niet zo eigengereid en roekeloos gehandeld in zijn werk en dus niet het werk van de kerk verstoord. Waarom kom je niet op voor het werk van de kerk? Je bent een allemansvriend en je beoefent de waarheid niet!” Ik vond het vreselijk om te horen en voelde diepe schaamte. Op de terugweg kon ik niet ophouden met huilen. Gepijnigd bad ik tot God: “O God, u stond deze zuster vandaag toe om mij aan te pakken en op de vingers te tikken, maar ik ken mezelf niet echt. Verlicht en leid mij, alstublieft.” Gaandeweg kalmeerde ik na mijn gebed en begon na te denken over de tijd dat ik samenwerkte met broeder Li. Ik zag in dat ik volgens Satans levensfilosofieën had geleefd. Ik had heel duidelijk gezien dat hij de principes overtrad en toch had ik hem niet tegengehouden of geholpen, zo bang was ik om hem voor het hoofd te stoten en onze samenwerking te schaden. Het was onmiskenbaar dat ik er deels verantwoordelijk voor was dat het zover was gekomen met broeder Li. Ik voelde me steeds schuldiger en kreeg steeds meer spijt.

Later las ik een passage in Gods woorden. “Er moet een maatstaf zijn voor het hebben van goede menselijkheid. Dat houdt niet in dat je het pad van de gematigdheid begaat, dat je je niet aan principes houdt, dat je probeert niemand te mishagen dat je, waar je ook gaat, niet bij iedereen in het gevlei probeert te komen, glad, gewiekst bent tegen iedereen die je tegenkomt, en iedereen een goed gevoel geeft. Dit is niet de maatstaf. Wat is de maatstaf dan wel? Die houdt in dat men God, andere mensen en gebeurtenissen met een oprecht hart bejegent, dat men verantwoordelijkheid kan dragen en dat allemaal op zo’n manier doen, dat iedereen dit duidelijk kan zien en voelen. Bovendien onderzoekt God de harten van mensen en kent Hij hen, stuk voor stuk. Sommige mensen scheppen er altijd over op dat ze goede menselijkheid bezitten. Ze beweren dat ze nooit iets slechts hebben gedaan, nooit andermans bezittingen hebben gestolen en nooit andermans dingen hebben begeerd. Ze gaan zelfs zo ver, dat ze anderen toestaan voordeel te trekken ten koste van henzelf wanneer er een meningsverschil is over belangen. Liever lijden ze verlies, en ze zeggen nooit iets slechts over iemand, opdat iedereen maar denkt dat ze goede mensen zijn. Maar wanneer ze hun plichten vervullen in Gods huis, zijn ze sluw en geniepig en maken ze altijd plannetjes voor zichzelf. Nooit denken ze aan de belangen van Gods huis, nooit behandelen ze als urgent wat God als urgent behandelt, nooit denken ze zoals God denkt en nooit kunnen ze hun eigen belangen opzijzetten om hun plichten te kunnen vervullen. Hun eigen belangen laten ze nooit varen. Zelfs wanneer ze boosdoeners kwaad zien doen, ontmaskeren ze die niet; ze hebben totaal geen principes. Dit is geen voorbeeld van goede menselijkheid. Schenk geen aandacht aan wat zo’n individu zegt; je moet zien wat hij uitleeft, wat hij laat zien, wat zijn houding is bij het vervullen van zijn plichten en wat zijn interne gesteldheid is en waar hij van houdt. Als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan zijn toewijding aan God, als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan de belangen van God, of als zijn liefde voor zijn eigen roem en rijkdom groter is dan de consideratie die hij laat zien voor God, dan is het geen mens met menselijkheid. Zijn gedrag kan door anderen en door God worden gezien, daarom is het heel moeilijk voor zo iemand de waarheid te verwerven(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden lieten me zien dat een goed mens zijn niet zit in aardig doen. Het zit hem ook niet in goed overweg kunnen met mensen of hun goedkeuring krijgen. Het zit hem in je hart op God richten, trouw zijn, de waarheid beoefenen om op te komen voor het werk van Gods huis, de principes van de waarheid volgen en mensen geestelijk helpen en steunen in hun leven. Maar al had ik heel vaak gezien dat broeder Li eigengereid was, tegen de waarheid inging en zelfs heel arrogant was en zich niets aantrok van de suggesties van anderen, hield ik me, ondanks de wetenschap dat dat zowel voor hem als voor het werk van Gods huis slecht was, nog steeds aan de satanische filosofie dat “wie zijn mond houdt over de fouten van goede vrienden, zich verzekert van een langdurige en goede vriendschap”. Ik deed of ik niets zag. Ik hielp hem niet en had het er niet over met een kerkleider. Ik bleef gewoon toekijken terwijl het werk van de kerk werd geschaad. Ik kon het niet opbrengen om mijn prestige op te offeren om zo de waarheid te beoefenen en me verantwoordelijk op te stellen. Wat was ik zelfzuchtig, verachtelijk en achterbaks! Stelde ik hem zo niet in staat om te zondigen? Koos ik niet Satans kant? Uit angst om iemand voor het hoofd te stoten werd ik een verachtelijk persoon die alleen om zichzelf gaf. Ik had geen besef van rechtvaardigheid. Ik was absoluut geen goed mens. Ik wilde zo graag een aardige kerel zijn dat ik de allemansvriend en de bedrieger was geworden die God juist zo veracht. In de buitenwereld was het best om zo te zijn, maar in Gods huis is dat walgelijk voor Hem. Toen besefte ik dat het echt schadelijk is voor mensen als je niet de waarheid beoefent en aardig doet om relaties te beschermen. Voor het eerst van mijn leven begon mijn kijk op een goed mens te wankelen. Ik zag in dat het helemaal verkeerd was om me aan satanische filosofieën te houden in mijn relaties, en die keer dat ik werd aangepakt, maakte een diepe indruk op me die ik nooit zal vergeten. Ik vond dat broeder Li een overtreding had begaan, maar ik bleef zelf voorgoed met een schuldgevoel zitten. Dankzij Gods oordeel en tuchtiging kreeg ik inzicht in wat ik in de loop van de jaren ondoordacht had nagejaagd en zo wilde ik niet langer leven. Voortaan was ik bereid een eerlijk, rechtschapen mens te zijn zoals God eist. Ik verlangde ernaar om eraan te werken een eerlijk mens te worden, maar omdat mijn verdorvenheid en satanische gezindheid heel diep zaten en ik mijn natuur en essentie als allemansvriend niet volledig begreep en niet verafschuwde, veranderde ik niet echt. Algauw deed ik weer precies dezelfde dingen.

De man van zuster Zhang, uit een dorp verderop, was een in en in echte schurk die haar dwarsboomde in haar geloof. Zodra hij zag dat zij de deur uitging naar een bijeenkomst, begon hij te ruziën met andere broeders en zusters zodat zij geen rust kregen. Op een keer toen zij naar een bijeenkomst was, pakte hij het hout dat een broeder wilde gebruiken voor de bouw van een huis en stak het in brand. Toen zei de kerkleider tegen haar: “Kom maar niet naar de bijeenkomsten – we moeten zorgen dat iedereen veilig is. Doe je devoties en lees Gods woorden zelf maar thuis.” Een tijdje later wilde ze heel graag naar een bijeenkomst en ze kon het niet laten om naar ons dorp te komen voor een bezoek aan zuster Wang. Zuster Wang wist niet wat ze moest doen en kwam bij mij praten. Ik wist best dat de belangen van de kerk op de eerste plaats kwamen en dat zuster Zhang naar huis moest. Maar toen dacht ik: ik ben geen kerkleider. Wat zullen de anderen wel niet denken als dit een verkeerde ingreep is? En bovendien, als zuster Zhang erachter komt dat ik haar heb verhinderd naar een bijeenkomst te komen, wat zal ze dan wel niet van me denken? Toen ik dat bedacht had, ontweek ik beleefd de vraag door te zeggen: “Met die vraag moet je echt naar een kerkleider. Ga er maar een zoeken.” Dat lukte niet, en dus liet ze zuster Zhang blijven.

Toen ik de volgende avond thuis mijn devoties aan het doen was en naar liederen met Gods woorden aan het luisteren was, hoorde ik iemand woest op de deur bonzen. Zodra mijn zoon de deur opendeed, kwamen er drie, vier forse kerels met knuppels binnen gestormd en toen sprongen er nog eens vier of vijf van het dak. Zonder een woord te zeggen duwden ze me op bed en begon me af te tuigen. Ik was doodsbang. Aan een stuk door bad ik en riep ik God aan. Toen de pijn echt heel erg werd, brak het onderstel van het bed en viel ik op de grond. Die schurken dachten dat ik ernstig gewond was en gingen aan de haal. Ik dacht dat ik er beslist een paar gebroken botten aan moest hebben overgehouden, maar opmerkelijk genoeg had ik alleen wat kneuzingen en waren mijn botten nog heel. Ik wist dat ik dat te danken had aan Gods zorg en bescherming. Een dag later kwam ik erachter dat de man van zuster Zhang had geweten dat ze naar een bijeenkomst ging en had gedacht dat ik dat had geregeld, dus had hij die kerels opdracht gegeven mij af te tuigen. Ik besefte dat dat was gebeurd omdat ik me niet aan de principes had gehouden. Als ik dat wel had gedaan en ik had zuster Zhang ervan weerhouden om die bijeenkomst te bezoeken, was het nooit zover gekomen. Dat ik door die schurken in elkaar was geslagen, kwam alleen maar doordat ik zelfzuchtig en verachtelijk was. Ik maakte me alleen druk om mijn eigen belangen en was een ‘aardige kerel’ die de waarheid niet beoefende. Ik had het over mezelf afgeroepen.

Later wendde ik me al zoekend en nadenkend tot God: waarom kon ik het niet laten om mijn eigen belangen te beschermen en de allemansvriend uit te hangen? Waarom kon ik de waarheid niet in praktijk brengen, als ik die wel kende? Op een keer las ik deze woorden van God: “Satan verderft mensen door het onderwijs en de invloed van nationale overheden en beroemdheden en van mensen die het ver geschopt hebben. Hun leugens en onzin zijn het leven en de aard van de mens geworden. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ is een bekende satanische uitspraak die iedereen is bijgebracht en die het leven van de mens is geworden. Er zijn andere woorden over levensfilosofieën van gelijke strekking. Satan maakt gebruik van de verfijnde traditionele cultuur van elke natie om mensen te onderwijzen en zorgt ervoor dat de mensheid in een onmetelijke afgrond van vernietiging valt en erdoor wordt opgeslokt. Uiteindelijk worden mensen door God vernietigd omdat ze Satan dienen en God weerstaan. […] Er zijn nog altijd vele satanische vergiften in het leven van de mensen, in hun handelswijze en gedrag; ze bevatten bijna totaal geen waarheid. Zo zijn bijvoorbeeld hun levensfilosofieën, de manier waarop ze dingen doen en hun stelregels vervuld van de vergiften van de grote rode draak, en ze zijn allemaal afkomstig van Satan. Wat dus bij de mensen door hun botten en bloed vloeit, zijn allemaal dingen van Satan. Al die ambtenaren, al diegenen die de macht in handen hebben, en diegenen die het ver hebben geschopt hebben hun eigen paden en geheimen die naar succes leiden. Zijn zulke geheimen dan geen prima weergave van hun natuur? Ze hebben zoveel bereikt in de wereld, en niemand kan de listen en intriges doorzien die zij verborgen houden. Dit toont aan hoe verraderlijk en giftig hun natuur is. De mens is diep verdorven door Satan. Satans vergif vloeit door de aderen van ieder mens, en het is goed zichtbaar dat de natuur van de mens is verdorven, slecht en reactionair, vervuld en doordrenkt van Satans filosofieën – in zijn geheel gaat het om een natuur die verraad pleegt aan God. Dit is de reden dat mensen zich tegen God verzetten en zich tegen God opstellen(‘Hoe de natuur van de mens te leren kennen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik hierover nadacht, vond ik de wortel van het probleem. Ik was altijd een allemansvriend geweest die de waarheid niet kon beoefenen omdat ik vervuld was van Satans filosofieën en giftigheden: “Spreken is zilver en zwijgen is goud, en wie veel praat, maakt veel fouten’, “Wanneer je ziet dat er iets niet goed zit, kun je beter je mond houden,” “Verstandige mensen zijn goed in zelfbescherming en zijn er alleen mee bezig om geen fouten te maken,” “Denk na voordat je iets zegt en spreek dan met terughoudendheid,” “Wie zijn mond houdt over de fouten van goede vrienden, verzekert zich van een lange en goede vriendschap.” Dat waren voor mij woorden om naar te leven bij wijze van gedragsregels en ik deed er alles aan om op grond van die zaken een aardige kerel te zijn. In al mijn interacties was ik er alleen op uit om mensen niet voor het hoofd te stoten en om ze zover te krijgen dat ze me prezen en tegen me opkeken. Ik had de glibberige, achterbakse filosofieën van Satan vervolmaakt en het werden zaken die ik als vanzelf aan de dag legde. In de buitenwereld leek ik dan wel een goed mens, en mensen zeiden dat ik een aardige kerel was, maar ik was bij lange na geen goed mens. Wat schoot ik er eigenlijk mee op om volgens deze giftige regels van Satan te leven? Toen ik klein was, raakte ik de onschuld kwijt die een kind hoort te hebben en zette tegenover werkelijk iedereen een masker op. Ik was heel voorzichtig en lette altijd op anderen wanneer ik sprak en dingen deed. Ik was bij iedereen op mijn hoede. Ik was nooit open tegenover anderen en sprak nooit vanuit mijn hart. Zelfs tegenover mijn eigen familie was ik achterbaks. Ik handelde vaak tegen mijn eigen geweten in en verkwanselde mijn waardigheid en integriteit, omdat ik bang was anderen voor het hoofd te stoten. Ik durfde nooit op te komen voor wat rechtvaardig was, en uitsluitend om mijn aanzien te beschermen schaadde ik mijn integriteit. Zelfs wanneer ik boos was, zette ik een glimlach op. Deze satanische filosofieën weerhielden me er niet alleen van om een normale menselijkheid na te leven, ik was ook zelfzuchtig, verachtelijk en achterbaks, en ik kon geen goed van kwaad onderscheiden. Door aan de hand van deze satanische filosofieën te leven werd ik wel op dat moment door anderen geprezen, maar het was alsof ik met onzichtbare ketenen was geboeid en heel strak zat vastgebonden. Ik kon niet vrijuit spreken of handelen. Ik had totaal geen vrijheid en voelde me gedeprimeerd en bedroefd. Nu zag ik in dat die allemansvriend die ik vroeger zo graag wilde zijn helemaal geen goed mens was, maar een sluw persoon met een zwart hart die de waarheid niet nastreefde. Ik verzette me tegen God en verried Hem. Ik kon nooit worden gered zonder Gods oordeel en zuivering. Toen drong het tot me door dat God had toegestaan dat die schurken me aftuigden. Hij gaf me een waarschuwing om ervoor te zorgen dat ik me tot God zou wenden, over mezelf zou nadenken, zou weten wat de essentie en de consequenties zijn als je een allemansvriend bent, en berouw zou krijgen.

Door over Gods woorden te communiceren begon ik de aard en essentie in te zien van de allemansvriend en zag ik de gevaren en de consequenties ervan. Ik bad tot God omdat ik niets liever wilde dan de waarheid na te streven, te worden bevrijd van de ketenen van Satans filosofieën en eerlijk te zijn in overeenstemming met Gods woorden. Op een keer hoorde ik dat zuster Lin naar een andere kerk was overgeplaatst en was uitgekozen om diaken te worden. Ik wist dat ze echt achterbaks was, altijd erg berekenend was geweest in haar werk bij de kerk en het ene zei maar het andere deed. Ik wist dat iemand die zo achterbaks was geen diaken mocht zijn en dat ik moest opkomen voor het werk van de kerk. Ik besloot een brief naar de leider van die kerk te schrijven om de situatie uit te leggen. Maar toen ik mijn pen oppakte, begon ik te aarzelen. Ik dacht: dit is een zaak voor hun kerk. Zal hun leider niet zeggen dat ik te ver ga en me met mijn eigen zaken moet bemoeien? Toen moest ik aan een paar woorden van God denken. “Jullie zeggen allemaal dat jullie aandacht schenken aan Gods last en de getuigenis van de kerk zullen verdedigen, maar wie van jullie heeft werkelijk aandacht geschonken aan Gods last? Vraag jezelf af: ben jij iemand die aandacht heeft geschonken aan Zijn last? Kun je voor Hem rechtvaardigheid uitoefenen? Kun je opstaan en voor mij spreken? Kun je de waarheid standvastig in praktijk brengen? Ben je stoutmoedig genoeg om tegen al Satans daden te vechten? Zou je in staat zijn je emoties aan de kant te zetten en Satan te ontmaskeren omwille van mijn waarheid? Kun je toestaan dat mijn voornemens in jou vervuld worden? Heb je je hart geofferd op het allerbelangrijkste moment? Ben je iemand die mijn wil uitvoert?(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 13). Elk woord van God sprak tot mijn hart en ik voelde Gods dringende wens dat mensen de waarheid beoefenen, voor de rechtvaardigheid opkomen, ‘nee’ durven te zeggen tegen Satans machten, en uit verantwoordelijkheidsgevoel opkomen voor Gods werk. Hij wil niet dat wij onze winsten en verliezen berekenen, maar dat we de belangen van de kerk vooropstellen. Toen ik eenmaal Gods wil begreep, kreeg ik genoeg zelfvertrouwen om de waarheid in praktijk te brengen, dus schreef ik die brief aan de leider van die andere kerk over zuster Lin. Een paar dagen later zei de leider tegen me dat ze zich erin verdiept hadden en dat zuster Lin inderdaad een achterbaks persoon was gebleken, en dat ze haar taak hadden gewijzigd. Het was een geruststelling voor me dat de zaak daarop was uitgedraaid. Ik zag in dat het geweldig is om eerlijk te zijn en ik kreeg iets zinvols te doen. Een paar broeders en zusters zeiden achteraf tegen me dat ik met het schrijven van die brief om de belangen van de kerk te beschermen had aangetoond dat ik echt was veranderd, en dat ik een besef van rechtvaardigheid had gekregen. Ik vond het heel ontroerend om dat van hen te horen. In mijn hart wist ik dat het beoefenen van de waarheid en het bereiken van een beetje verandering allemaal was bereikt dankzij Gods oordeel en tuchtiging. Ik dank Almachtige God voor mijn redding!

Volgende: Leven voor God

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Gods bescherming

Door Youxin, Zuid-Korea Almachtige God zegt: “Mensen kunnen hun gezindheid niet zelf veranderen; zij moeten het oordeel en tuchtiging, het...