Toen ik nog faam en fortuin najoeg

29 januari 2021

Door Li Min, Spanje

Als de mens in zijn leven gereinigd wil worden en veranderingen in zijn gezindheid tot stand wil brengen, als hij een zinvol leven wil leiden en zijn plicht als schepsel wil vervullen, dan moet hij de tuchtiging en het oordeel van God aanvaarden en moet hij niet toestaan dat Gods discipline en Gods harde hand van hem wijken, zodat hij zichzelf kan bevrijden van de manipulatie en invloed van Satan en in het licht van God kan leven. Weet dat Gods tuchtiging en oordeel het licht is en het licht van de redding van de mens en dat er geen betere zegen, genade of bescherming voor de mens is(‘Gods tuchtiging en oordeel is het licht van de redding van de mens’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Deze gezongen woorden van God raken me diep. Eerst leefde ik volgens doctrines van Satan, zoals: ‘Zichzelf onderscheiden en eer betonen aan zijn voorouders’. En: ‘De mens worstelt naar boven, water stroomt naar beneden’. Ik was continu op zoek naar roem en status, en werd bedrogen en benadeeld door Satan. Ik piekerde over winsten en verliezen om naam voor mezelf te maken. Het was een pijnlijke manier van leven. Pas toen ik het oordeel, de tuchtiging en het disciplineren van Gods woorden ervaarde begreep ik iets meer van mijn verdorven natuur en verwierf ik enig inzicht in de essentie en gevolgen van het zoeken naar roem en status. Eindelijk begon ik te ontwaken en spijt te voelen. Ik wilde zo niet langer leven. Ik wilde de waarheid nastreven en mijn plicht goed doen om God tevreden te stellen.

Ik herinner me dat ik in september 2016 aan mijn plicht begon van het maken van lofzangen. Kort daarna wilde onze leider met ons praten om een groepsleider te kiezen. Ik was uitgelaten zodra ik dit hoorde en begon na te denken over de mogelijke kandidaten. Andere broeders en zusters die met mij dezelfde taak verrichtten waren te jong of niet bekwaam genoeg. Er was alleen broeder Li. Zijn communicatie over de waarheid was heel praktisch en hij begreep een en ander van het werk. Bovendien had hij een kalme uitstraling. Ik dacht dat de kans groot was dat hij zou worden gekozen, maar ik kon ook goed communiceren, en was een heel goede leerling die redelijk snel nieuwe dingen oppikte. Ik kon ook goed het grote geheel zien. Daarom dacht ik dat ik meer kans maakte dan hij om te worden gekozen. Maar die taak was nieuw voor iedereen in de groep en we hadden nog niet lang samengewerkt, dus we kenden elkaar niet goed genoeg. Het was onzeker of ze me zouden kiezen. Daarom stelde ik bij de leider voor om de plichten op te tellen die elk van ons had vervuld en dan iemand aan te wijzen om de groep tijdelijk te leiden. Iedereen stemde ermee in. Ik was stiekem tevreden. Ik vond dat ik altijd goed mijn plichten had vervuld, dus ik dacht dat ik deze verkiezing al had gewonnen. De volgende dag ging ik zelfverzekerd naar de bijeenkomst. Maar tot mijn verbazing werd broeder Li uiteindelijk gekozen. Ik was toen heel teleurgesteld, maar om mijn gezicht te redden, liet ik niets merken en zei ik: “Dank aan God. Van nu af aan moeten we allemaal samenwerken om onze plichten te vervullen.” Maar diep vanbinnen kon ik het helemaal niet accepteren. Ik voelde me lusteloos toen ik naar huis liep. Ik kon het gewoon niet bevatten. Hoe was broeder Li beter dan ik? Ik kon het gewoon niet accepteren. Ik vond dat ik duidelijk veel talent had, dat nu werd verspild omdat ik niet was gekozen. Daarom vond ik dat ik mezelf absoluut moest bewijzen en de anderen moest laten zien waartoe ik in staat was. Hoewel ik daarna vanbuiten kalm leek, nam ik het stiekem op tegen broeder Li. Ik studeerde als een bezetene om mijn vaardigheden te verbeteren, zodat ik hem kon overtreffen. Ik was stiekem blij toen ik zag dat hij een langzame leerling was en dacht: de waarheid komt boven tafel. Je bent helemaal niet zo geweldig. Al onze broeders en zusters zullen na verloop van tijd ook zien wie beter is. Ik genoot van elke kleine fout die hij maakte en dacht bij mezelf: kun je het wel aan? Nu zullen ze zien wie je echt bent. Het maakte me jaloers als ik broeder Li de problemen van anderen zag oplossen. Ik vond dat ik die praktische ervaring ook had, en dat ik als groepsleider ook goed zou kunnen communiceren. Vooral als we over het werk spraken, en broeder Li iets zei, haastte ik me om iets te zeggen wat uitvoeriger en inzichtelijker was.

Tijdens een bijeenkomst, toen we ideeën bespraken voor een hymne, had broeder Li een heel goede suggestie. Maar als ik die zou accepteren, zou hij dan niet beter lijken dan ik? Hoe kon ik dan mijn hoofd hooghouden? Ik flapte er een afwijzing uit en kwam met een andere suggestie, maar de groep besloot om verder te gaan met zijn idee. Het was een klap in het gezicht. Toen ik de broeders en zusters er bezield over zag discussiëren, was ik nog meer gekant tegen broeder Li en ik had geen interesse meer om nog te luisteren. Ik dacht aan de vorige taak die ik had vervuld. Ik was groepsleider geweest, en de broeders en zusters hadden allemaal tegen me opgekeken. Maar nu, was ik geen groepsleider meer en hij kwam steeds weer beter uit de verf dan ik. Als ik had geweten dat dit zou gebeuren, was ik niet gekomen om mijn plicht te vervullen. Na de bijeenkomst, maalden mijn gedachten en ik voelde me duister vanbinnen. Ik was er mezelf vaag van bewust dat ik niet in de juiste toestand was. Ik bad tot God en deze passage uit Zijn woorden kwam in me op: “Ik heb echter diepgaande kennis van de onzuiverheden in het hart van elk schepsel, en voordat ik jullie schiep, wist ik al van de onrechtvaardigheid die diep in de mensenharten bestond, en kende ik al het bedrog en de valsheid in de mensenharten. Zelfs al zijn er in het geheel geen sporen wanneer mensen onrechtvaardige dingen doen, weet ik daarom niettemin dat de onrechtvaardigheid die jullie in je hart koesteren de rijkdom overstijgt van alle dingen die ik heb geschapen. Elk van jullie is gestegen tot het hoogste punt van de menigten; jullie zijn opgestegen om de voorouders van de massa’s te zijn. Jullie zijn uiterst arbitrair en jullie schoppen herrie onder alle maden; jullie zoeken een behaaglijke plek en proberen de maden die kleiner dan jezelf zijn te verorberen. Jullie zijn kwaadaardig en sinister in je hart en streven zelfs de geesten voorbij die naar de bodem van de zee zijn gezonken. Jullie leven op de bodem van de mest en verstoren de maden van boven tot onder tot ze geen rust kennen. Ze bevechten elkaar een tijdje en worden dan weer rustig. Jullie kennen je plaats niet en toch blijven jullie elkaar bestrijden in de mest. Wat valt er voor jullie te winnen met zo’n strijd? Hoe zouden jullie elkaar achter mijn rug om kunnen bevechten als jullie werkelijk eerbied voor mij in jullie hart hadden? Hoe hoog je status ook is, ben je niet nog altijd een stinkende kleine worm in de mest? Zul je vleugels kunnen ontwikkelen en een duif in de lucht kunnen worden?(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wanneer vallende bladeren terugkeren naar hun wortels, zul je spijt krijgen van al het kwaad dat je hebt gedaan). Gods woorden onthulden hoe bedenkelijk mijn jacht op faam en fortuin was. Sinds ik bij die zanggroep zat, werd ik verteerd door ambitie. Ik wilde per se iets bereiken, zodat de broeders en zusters en de leider een hoge dunk van me zouden hebben en ik vaste voet kon krijgen in de groep. Tijdens het selectieproces had ik geprobeerd om slim te zijn in mijn eigen belang, zodat de leider een tussenverkiezing zou houden op basis van de plichten die we in het verleden hadden vervuld. Ik werd jaloers toen broeder Li werd gekozen en wilde met hem concurreren. Toen ik problemen in zijn werk zag, hield ik de belangen van de kerk niet hoog en hielp ik hem niet. In plaats daarvan kon ik niet wachten tot hij zou worden vervangen door zijn incompetentie, waardoor ik kans zou maken op de baan. Ik was in een toestand gezakt waarin ik intrigeerde en faam en fortuin najoeg. Mijn daden waren totaal niet gewetensvol of redelijk. Het was echt verachtelijk en gemeen. Ik was enorm van streek en verweet het mezelf toen ik dat besefte. Ik bad tot God en vroeg Hem om me te leiden om de waarheid te praktiseren zodat ik niet langer beperkt zou zijn door mijn verdorven, satanische gezindheid.

zodat ik niet langer beperkt zou zijn door mijn verdorven, satanische gezindheid. Op een dag las ik deze passage uit Gods woorden: “Voor ieder van jullie, die je plichten vervult, hoe diepgaand je de waarheid ook begrijpt, als je de werkelijkheid van de waarheid binnen wilt gaan, dan is de belangen van Gods huis voor ogen houden in alles wat je doet, je zelfzuchtige verlangens en je persoonlijke bedoelingen, motieven, aanzien en status loslaten de eenvoudigste manier van praktiseren. Stel de belangen van Gods huis voorop, dat is wel het minste dat je zou moeten doen. Wanneer iemand bij het vervullen van zijn plicht zelfs dat niet eens kan, hoe kun je dan zeggen dat die persoon zijn plicht uitvoert? Op zo’n manier vervult iemand zijn plicht niet(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden wezen me op het principe en de richting om mijn plicht te vervullen. Ik moest mijn verlangen naar roem en status laten varen, hoe dan ook prioriteit geven aan het werk van de kerk, en mijn plicht zo goed mogelijk vervullen. Pas dan zou ik de plicht vervullen van een geschapen wezen en een zekere menselijke gelijkenis hebben. Als ik roem en status zocht en mijn werk verwaarloosde, vervulde ik mijn plicht niet; maar verzette ik me tegen God en deed ik kwaad. Daarna, praatte ik hierover met mijn broeders en zusters in een bijeenkomst. Ik openbaarde mijn eigen verdorvenheid. Ze keken niet op me neer, en die muur tussen mij en broeder Li verdween. Daarna communiceerde ik actief tijdens bijeenkomsten die hij leidde. Ik gniffelde niet als ik fouten in zijn werk zag. In plaats daarvan bood ik suggesties en steun. Als ik hem broeders en zusters zag helpen om hun problemen op te lossen, werd ik niet jaloers zoals eerst, maar voelde ik dat in Gods huis enkel onze rollen anders zijn en niet onze reputatie. Ik wilde gewoon samenwerken om onze plichten goed te doen. Ik voelde me meer op mijn gemak als ik dat praktiseerde, en later zag ik Gods zegeningen. Hoewel onze groep eerder een vreselijke muzikale basis had gehad, duurde het niet lang voor we het eerste Spaanse lied hadden geproduceerd. Het werd goed ontvangen door andere broeders en zusters.

Er ging ongeveer een halfjaar voorbij en ik raakte steeds meer bekend met het werk. Broeders en zusters namen meestal mijn ideeën aan als we over werk spraken. En ik leidde meestal onze maandelijkse werkbesprekingen. Mijn behoefte aan roem en status was grotendeels vervuld. Rond die tijd liet onze leider me ook meer doen om het werk aan te sturen. Mijn leider had een hoge dunk van me en daardoor kreeg ik nog meer het gevoel dat ik een waardevol talent was. Op een gegeven moment hadden we iemand nodig voor een extra taak. Hoewel het echt iets voor mij was, voerde ik enkele mentale berekeningen uit. Ik zou er niet door in het voetlicht komen en het zou veel tijd kosten. Dus als ik eraan werkte, zou ik een deel van de aandacht kwijtraken die ik nu kreeg. Maar als broeder Li het deed, kon ik hier mijn eigen plek veroveren. Ik gebruikte elke mogelijke smoes om het te weigeren en beval in plaats daarvan broeder Li aan. De waarheid is dat ik me toen schuldig en onzeker voelde, maar ik bleef koppig mijn positie beschermen. Broeder Li nam die onbekende taak op zich. Hij werd negatief toen hij te maken kreeg met diverse moeilijkheden, wat invloed had op zijn werk. Toen ik dat hoorde, dacht ik nog steeds niet over mezelf na. Broeder Li kon niet altijd deelnemen aan het werk dat werd gedaan door onze groep, dus veel grote en kleine zaken kwamen bij mij terecht. Bijgevolg werd mijn verlangen naar roem en status alleen nog maar groter. Ik zag dat er enkele afwijkingen en tekortkomingen waren in het werk van broeders en zusters die onze vooruitgang hinderden. Ik begon me grote zorgen te maken. Ik had de leiding over dit werk, en wist niet wat de leider van me zou denken als er iets zou misgaan. Zou ik als incompetent worden beschouwd? Ik schoot uit mijn slof en berispte broeders en zusters: “Noemen jullie dit je plicht doen? Kunnen jullie je niet concentreren? Julie maken steeds fouten.” Ze voelden zich allemaal enorm beperkt door mij. Een andere keer was ik enkele dagen weg om mijn plicht te vervullen. Toen ik terugkwam, zag ik dat een zuster een rooster had gemaakt zonder het eerst met mij te bespreken. Dat maakte me heel boos. Ik dacht: dit gaat te ver. Je hebt helemaal geen respect voor me. Ik gaf haar ervan langs. Ondertussen ontstonden er steeds meer problemen in de groep. Mijn ideeën werden niet aangenomen door de broeders en zusters, en ze gaven me zelfs feedback. Ik voelde me beledigd en werd woest. “Omdat jullie er allemaal anders over denken, mogen jullie doen wat jullie willen. Als het misgaat, zijn jullie er verantwoordelijk voor.” Nadat ik dat had geroepen, voelde ik een onverklaarbare paniek en een zeker zelfverwijt. Ik bedacht me dat ik leefde in een arrogante gezindheid en altijd uit mijn slof schoot tegenover mijn broeders en zusters. Zou God dat goedkeuren? Maar toen dacht ik: deed ik het niet in het belang van mijn plicht? En wie van ons had nooit een beetje verdorvenheid onthuld? Ik dacht dus niet oprecht na over mezelf. De volgende dag verstuikte ik een enkel tijdens een potje basketbal. Hij zwol op als een ballon en werd heel pijnlijk. Ik kon niet lopen of mijn plicht vervullen. Ik werd me ervan bewust dat dit Gods straf was. Pas toen begon ik over mezelf na te denken. Al die tijd was ik op zoek geweest naar roem en status. Ik was arrogant en had mijn broeders en zusters berispt. Ik zag het voor me, scène voor scène, als een film. Ik haatte mezelf en vroeg me af: waarom was ik nooit veranderd? Waarom bleef ik in opstand komen en mezelf verzetten tegen God?

Een paar dagen later kwamen enkele broeders en zusters naar me toe. Ze communiceerden met me over Gods wil. Ze lazen ook een passage uit Zijn woorden die specifiek van toepassing was op mijn gesteldheid: “Als ze iemand zien die beter is dan zij, dan onderdrukken ze die persoon, brengen ze een gerucht in omloop of wenden ze een of andere gewetenloze manier aan waardoor anderen niet met respect naar hem kijken en zeggen dat niemand beter is dan een ander. Dit is nu de verdorven gezindheid van arrogantie en zelfingenomenheid alsook valsheid, bedrieglijkheid en sluwheid, en deze mensen deinzen nergens voor terug om hun doel te bereiken. Ze leven zo en toch denken ze nog steeds dat ze geweldig zijn en dat ze goede mensen zijn. Maar hebben ze een godvrezend hart? Ten eerste, als je vanuit het perspectief van de aard van deze dingen spreekt, doen mensen die zo handelen dan niet gewoon waar ze zin in hebben? Houden ze rekening met de belangen van Gods familie? Ze denken alleen aan hun eigen gevoelens en ze willen alleen hun eigen doelen bereiken, ongeacht de schade die dat toebrengt aan het werk van Gods familie. Zulke mensen zijn niet alleen arrogant en zelfingenomen, maar ze zijn ook zelfzuchtig en verachtelijk. Ze houden totaal geen rekening met Gods bedoeling en zulke mensen hebben zonder enige twijfel geen godvrezend hart. Daarom doen ze wat ze willen en gedragen ze zich lichtzinnig, zonder schuldgevoel, zonder angst, zonder vrees of zorg, en zonder over de consequenties na te denken. Dit is iets dat ze vaak doen en dit is hoe ze zich altijd hebben gedragen. Welke gevolgen staan zulke mensen te wachten? Ze zullen in de problemen komen, nietwaar? Om het voorzichtig uit te drukken: zulke mensen zijn veel te jaloers en hebben een te sterk verlangen naar persoonlijke roem en status. Ze zijn te leugenachtig en bedrieglijk. Om het sterker uit te drukken: het essentiële probleem is dat de harten van zulke mensen niet ook maar het kleinste beetje godvrezend zijn. Ze vrezen God niet, ze denken dat ze zelf het allerbelangrijkst zijn, en ze beschouwen ieder aspect van zichzelf als hoger dan God en hoger dan de waarheid. In hun hart is God het minst noemenswaardig en het onbelangrijkst en God heeft helemaal geen status in hun hart. Hebben zij die in hun hart geen plaats hebben voor God en die God niet vereren, intrede gekregen tot de waarheid? (Nee.) Ze zijn gewoonlijk druk met van alles en nog wat en steken daar enorm veel energie in, maar wat zijn ze eigenlijk aan het doen? Deze mensen beweren zelfs dat zij alles achter zich hebben gelaten om zich volledig in te zetten voor God en dat zij veel geleden hebben. Maar de werkelijke beweegreden, het uitgangspunt en het doel van al hun acties is om er zelf beter van te worden; zij proberen alleen maar al hun eigen belangen te beschermen. Zouden jullie ook niet zeggen dat dit verschrikkelijke mensen zijn? Wat voor persoon is iemand die God niet vereert? Is zo iemand niet arrogant? Is zo iemand niet Satan? Wat voor dingen vereren God niet? De dieren niet meegerekend, zijn allen die God niet vereren onder andere demonen, Satan, de aartsengel en zij die wedijveren met God(‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods strenge woorden raakten me echt in het hart. Ik zag dat ik heel arrogant, egoïstisch en sluw was geweest, en totaal geen eerbied had gehad voor God. Als samenwerking nodig was in het werk van de kerk, wist ik heel goed dat ik er redelijk geschikt voor was, maar om mijn eigen roem en status hoog te houden, vond ik het geen probleem om spelletjes te spelen die het werk van Gods huis in gevaar brachten. Toen ik zag dat er problemen waren met het werk van broeders en zusters waardoor onze vooruitgang werd gehinderd, werkte ik niet met ze samen om de problemen op te lossen. In plaats daarvan vond ik dat ze me ophielden, zodat ik niet kon uitblinken. dus ik profiteerde van mijn positie om ze te berispen, en ze voelden zich allemaal beperkt en leefden in een staat van lijden. Ik wilde hun suggesties ook niet accepteren. Ik werd kwaad, schoot uit mijn slof en gebruikte mijn plicht om me af te reageren, zonder na te denken over de mogelijke impact ervan op het werk van de kerk. Ik had eigenlijk helemaal geen echt talent. Ik had alleen maar een beetje interesse in muziek en wat enthousiasme. Toch was God genadig genoeg geweest om me deze kans te geven zodat ik in mijn werk en in mijn zoektocht naar de waarheid vooruitgang kon boeken. In plaats van die kans te koesteren, streefde ik echter koppig naar status en prestige. Ik joeg mijn eigen belangen na terwijl ik deed alsof ik mijn plicht vervulde. Ik maakte misbruik van mijn broeders en zusters om zelf carrière te maken. Ik had totaal geen menselijkheid. In al mijn daden deed ik kwaad en beledigde ik Gods gezindheid. Het was walgelijk en weerzinwekkend in Gods ogen. Toen ik dat besefte, werd ik bang en voelde ik veel zelfverwijt. Ik bad tot God door mijn tranen: “O, God. Ik zat helemaal fout. Ik wil me niet blijven verzetten tegen u en met u blijven concurreren. Ik wil ook niet blijven vechten voor persoonlijk gewin. Ik ben klaar om berouw te tonen.”

Later las ik deze woorden van God: “Wat gebruikt Satan om de mens stevig in zijn greep te houden? (Roem en winst.) Dus Satan gebruikt roem en winst om de gedachten van de mens te beheersen, totdat mensen alleen nog aan roem en winst kunnen denken. Ze vechten voor roem en winst, lijden ontberingen voor roem en winst, ondergaan vernedering voor roem en winst, offeren alles wat ze hebben op voor roem en winst, en ze zullen enig oordeel vellen of enige beslissing nemen omwille van roem en winst. Op deze manier ketent Satan de mensen met onzichtbare boeien, en mensen hebben de kracht noch de moed om ze af te werpen. Zonder het door te hebben, dragen ze deze ketenen en sjokken ze met grote moeite steeds verder. Omwille van deze roem en winst mijdt de mens God en verraadt hij Hem, en wordt de mens steeds slechter. Daardoor wordt de ene generatie na de andere op deze manier vernietigd te midden van de roem en winst van Satan(Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke VI). Deze openbaring van Gods woorden gaf me enig inzicht in Satans verachtelijke tactieken en kwade bedoelingen om roem en winst te gebruiken om mensen te verderven. Zo wil hij mensen ketenen en benadelen, waardoor ze God verraden en afstand van Hem nemen. Roem en status zijn instrumenten die Satan gebruikt om mensen te bedriegen. Ik was al sinds mijn jeugd door Satan beïnvloed en geloofde filosofieën zoals: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’, ‘Zichzelf onderscheiden en eer brengen aan zijn voorouders’ en ‘De mens worstelt naar boven, water stroomt naar beneden’. Ik had ze overgenomen als mijn eigen persoonlijke motto’s. Ik was steeds arroganter geworden, en in elke groep streefde ik altijd naar status, zodat anderen tegen me zouden opkijken. Zelfs nadat ik was gaan geloven, joeg ik altijd roem en status na omdat ik de waarheid niet nastreefde. Voor deze dingen moest ik lijden en boeten in mijn plicht, en ik werkte hard om mijn eigen vaardigheden te verbeteren. Ik concurreerde en wedijverde met anderen. Ik had echt een hoge dunk van mezelf, telkens als ik iets had bereikt. Ik berispte broeders en zusters. Ik was echt onuitstaanbaar arrogant en verwaand. Ik had totaal geen menselijke gelijkenis in de manier waarop ik leefde. Ik leefde volgens satanische opvattingen en had mezelf helemaal overgegeven aan het verkrijgen van roem en status. Ik kwetste niet alleen anderen, maar deed ook veel andere dingen waar God van walgt. Het werk van de kerk leed ook onder mijn overtredingen en wandaden. Roem en status hebben me veel kwaad gedaan. Pas toen zag ik in dat satanische opvattingen als ‘zichzelf onderscheiden’ en ‘uitblinken’ misvattingen zijn. En dat volgens die leugens leven alleen maar leidt tot meer verdorvenheid en kwaad, en mensen ertoe aanzet om zich te verzetten tegen God en uiteindelijk door Hem te worden gestraft. Toen ik dat allemaal besefte, wist ik dat ik roem en status had behandeld alsof ze reddingsboeien waren waaraan ik me hoe dan ook moest vasthouden. Ik was echt heel blind en onwetend. Ik zag ook in dat dit een pad was dat tegen God in ging. Ik bad tot God en toonde berouw. Als ik daarna dacht aan het nastreven van die dingen in mijn plicht, werd ik heel bang, dus ik bad tot God en verzaakte het vlees. Bovendien biechtte ik het op tegen mijn broeders en zusters, en onthulde ik mijn eigen verdorvenheid. Na enige tijd voelde ik dat de drang om roem en status na te jagen veel minder was geworden. Ik kreeg een gevoel van innerlijke vrede.

Later, toen de kerk een leider koos, stak mijn zucht naar faam en status weer de kop op tijdens het stemmen, en volgde er een innerlijke strijd: moet ik stemmen op broeder Li of op mezelf? Wat mij betreft: ik kan helemaal niet zo goed problemen oplossen door over de waarheid te communiceren. Wat hem betreft: hoe zouden anderen mij zien als hij toch zou winnen? Ik besefte dat ik weer op zoek was naar roem en status, en vond dat een heel lelijke gedachte. Ik bad tot God, en verzaakte en vervloekte die gedachten. Later kwam nog een passage uit Gods woorden in me op: “Wanneer je verstand is vervuld van gedachten over hoe je een hogere positie kunt bereiken, of wat je moet doen zodat anderen je bewonderen, dan ben je op de verkeerde weg. Het betekent dat je dingen doet voor Satan; je verleent diensten. Wanneer je verstand is vervuld van gedachten over hoe je kunt veranderen zodat je steeds meer zoals een mens zult zijn, overeenkomstig Gods bedoelingen zult zijn, in staat zult zijn je aan Hem te onderwerpen en Hem te vereren, en je bij alles wat je doet terughoudendheid toont en Zijn kritische blik accepteert, dan wordt je toestand steeds beter. Dit is wat het betekent om iemand te zijn die in het aanschijn van God leeft. Wat dat betreft zijn er twee paden. Bij het ene pad wordt alleen gedrag benadrukt, en worden alleen de eigen ambities, verlangens, intenties en plannen vervuld; dan leef je voor Satan en onder zijn domein. Het andere pad benadrukt hoe je kunt voldoen aan Gods wil, hoe je de werkelijkheid van de waarheid kunt betreden, jezelf kunt onderwerpen aan God, en geen misvattingen over Hem of ongehoorzaamheid jegens Hem hebt, zodat je God vereert en je plichten goed vervult. Dit is wat het betekent om in het aanschijn van God te leven(‘Alleen door de waarheid in praktijk te brengen kan men normale menselijkheid hebben’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Terwijl ik nadacht over Gods woorden, begreep ik dat Hij kijkt naar de motieven en perspectieven van mensen in hun daden. Die zijn heel belangrijk. Als ik uit ben op reputatie en status, en graag bij anderen in een goed blaadje wil komen, dan is dat een pad dat tegen God in gaat en me nooit naar de waarheid of vervolmaking door God zal leiden. Ik werd bereid om mijn motieven te corrigeren. Of ik wel niet zou worden verkozen tot kerkleider, ik was klaar om me te onderwerpen aan Gods regelingen en mijn plicht goed te vervullen. Toen het later tijd werd om te stemmen, dacht ik aan de principes en stemde ik op broeder Li. Hij werd uiteindelijk gekozen als kerkleider. Ik vond het prima. Hoewel ik niet had gewonnen, had ik geen spijt, want ik had eindelijk de waarheid gepraktiseerd, en de ketenen van roem en status afgeworpen. Ik voelde ook een innerlijke vrede en stabiliteit door het praktiseren van de waarheid en het tevredenstellen van God, en ik ervaarde dat Gods oordeel en tuchtiging werkelijk een redding voor me zijn.

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Geef een reactie