931 Gods wonderbaarlijke daden om alle dingen te beheren
Vers 1
Al eeuwenlang
kabbelt het kleine beekje
rond de voet van de berg,
en het volgt rustig de loop die de berg heeft gemaakt.
Het vindt zijn weg terug naar huis,
het voegt zich bij de rivier en stroomt naar de zee.
Onder hoede van de berg
verdwaalt, verdwaalt het beekje nooit, verdwaalt het nooit.
Refrein 1
De kleine beek en de grote berg
vertrouwen op elkaar,
ze beteugelen elkaar,
ze kunnen niet zonder elkaar.
Vers 2
Al eeuwenlang
verandert de stormwind niet.
Altijd huilt hij rond de berg,
en geselt hem met wervelwinden van zand,
zoals hij altijd heeft gedaan.
Hij bedreigt de berg,
maar hij breekt hem nooit doormidden.
Ze gaan verder zoals ze altijd al hebben gedaan.
Refrein 2
De stormwind en de grote berg
vertrouwen op elkaar,
ze beteugelen elkaar,
ze kunnen niet zonder elkaar.
Vers 3
Al eeuwenlang
rust de enorme golf niet
en blijft maar groter worden.
Hij brult, zwelt aan en breekt telkens opnieuw,
maar toch gaat de grote berg
nooit een duimbreed opzij.
Hij waakt over de oceaan,
en de schepsels in de zee vermenigvuldigden zich en floreerden.
Refrein 3
De golven en de grote berg
vertrouwen op elkaar,
ze beteugelen elkaar,
ze kunnen niet zonder elkaar.
Naar Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke VII