Ik ben inderdaad een nakomeling van de grote rode draak

08 maart 2019

Door Zhang Min, Spanje

Gods woord zegt: “Er is eerder gezegd dat deze mensen de nakomelingen van de grote rode draak zijn. Om duidelijk te zijn: ze belichamen in feite de grote rode draak(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Interpretaties van de mysteriën van “Gods woorden aan het hele universum”, hfst. 36). Hoewel ik met de mond erkende dat Gods woorden de waarheid waren en dat ze onze werkelijke gesteldheid openbaarden, was ik er in mijn hart toch niet mee eens dat ik een nakomeling of de belichaming van de grote rode draak was. In plaats daarvan had ik altijd het gevoel dat ik in staat was God te volgen en mijzelf voor Hem uit te putten, dat ik goed overweg kon met de meerderheid van mijn broeders en zusters, en dat de mensen in mijn omgeving een hoge dunk van mij hadden. Hoewel ik verdorven gezindheden bezat, dacht ik toch dat dat niet betekende dat ik even kwaadaardig was als de grote rode draak. Pas nadat ik blootstelling had ervaren, ontdekte ik eindelijk de waarheid over hoe ik door Satan was verdorven, zag ik dat ik was vervuld van de vergiften van de grote rode draak en dat ik heel goed in staat was om precies dezelfde dingen te doen als de grote rode draak.

Mijn plicht in de kerk was het samenstellen van artikelen. Op een dag vertelde mijn groepsleider me dat ik samen met een zuster waar ik mee samenwerkte vanaf dat moment verantwoordelijk zou zijn voor al het werk dat te maken had met het samenstellen van artikelen van alle kerken, en dat als iemand een probleem had, we het met z’n allen konden bespreken en er samen over konden communiceren. Toen ik dit nieuws hoorde, was ik een beetje geschokt en voelde ik enorm veel druk, maar tegelijkertijd dacht ik ook dat ik het goed met mezelf getroffen had. Ik dacht bij mezelf: We zullen een handje helpen bij het samenstellen van alle artikelen van alle kerken. Het lijkt erop dat ik mijn steentje bij kan dragen en ik een capabel persoon ben binnen de kerk. Er borrelde plotseling een gevoel van ‘verantwoordelijkheid’ in me op en voor ik het wist handelde en praatte ik als iemand in de positie van redacteur. Op een keer, toen we ideeën aan het uitwisselen waren met broeders en zusters van de overkoepelende artikelwerkgroep van de kerk, viel me op dat een van de broeders van de groep zich heel actief bemoeide met ons werk. Elke keer wanneer zich een probleem voordeed, nam hij het initiatief om zijn eigen opvattingen te laten horen, en soms, wanneer een andere broeder of zuster een vraag had gesteld, en ik deze reeds had beantwoord in onze online-groep, stond hij er toch nog op om daarna ook nog zijn mening te geven, en zijn mening week altijd af van die van mij. Elke keer dat dit gebeurde, voelde ik me behoorlijk ongelukkig en dacht bij mezelf: Hij is zo actief betrokken bij deze groep en veel mensen zijn het eens met zijn opvattingen. Kan het zijn dat hij me voorbij wil streven? De brutaliteit! Hij weet veel te weinig van me. Hij weet niet welke plicht ik uitvoer en toch wil hij met me concurreren. Ontbreekt het hem niet aan zelfkennis? Toen ik dit dacht begon er in mijn hart een afkeer tegen deze broeder op te komen.

Enige tijd later bracht ik de broeders en zusters van de overkoepelende artikelwerkgroep van de kerk samen om ideeën uit te wisselen over problemen in de artikelen. De meeste broeders en zusters waren het eens met mijn suggesties, maar deze broeder hield er opnieuw een andere mening op na en wees op mijn tekortkomingen. Ik wist dat het normaal was dat mensen verschillende suggesties inbrachten als er zich een probleem voordeed en dat we elke suggestie moesten aanvaarden die voordelig was voor het uitvoeren van onze plicht, maar toen ik erover nadacht hoe deze broeder mijn suggestie tegenover zoveel andere broeders en zusters had verworpen, werd ik vervuld van weerstand en ontevredenheid. Ik dacht: De andere broeders en zusters kunnen mijn suggestie aanvaarden zonder met een eigen mening op de proppen te komen. Maar jij moet het allemaal om jezelf laten draaien – probeer je het expres moeilijk voor me te maken om te laten zien hoe verantwoordelijk je bent met betrekking tot het werk en hoe duidelijk je de dingen begrijpt? Je bent zo arrogant en zo moeilijk om mee om te gaan! Hoe meer ik erover nadacht, hoe groter mijn afkeer tegen deze broeder werd, tot ik het punt bereikte waarop ik helemaal niets meer tegen hem wilde zeggen. Een paar dagen later zond deze broeder ons een artikel om te lezen. Hij zei dat het artikel bijzonder goed geschreven was en dat we het naar iedereen zouden moeten toesturen om in te zien. Toen ik hem op zo’n zelfverzekerde toon hoorde spreken, begon ik me slecht op m’n gemak te voelen en dacht: We hebben deze artikelen al doorgelezen. Als dit artikel niet reeds is geselecteerd, moet er iets niet in orde zijn met het artikel. Je moet toch wel stekeblind zijn als je zelfs dit niet kunt inzien. Op deze manier onderdrukte ik mijn ontevredenheid die ik van binnen voelde en las ik het hele artikel heel erg tegen m’n zin nog een keer. Nadien deelde ik mijn mening met hem en enkele dingen in het artikel waarvan ik aanvoelde dat ze een probleem vormden, maar hij weigerde mijn mening te aanvaarden en herinnerde me er in plaats daarvan aan dat ik elk artikel serieus moest benaderen, of anders mijn superieuren moest vragen het artikel nog eens door te nemen. De weerstand die ik voelde wakkerde op dat moment nog meer aan en ik dacht: Sinds ik je heb ontmoet heb je zelden mijn suggesties aanvaard of gevolgd, maar in plaats daarvan altijd andere suggesties aangedragen waarvan je wilde dat iedereen er kennis van zou nemen en overnemen. Je pronkt bij elke gelegenheid met je vaardigheden en je bent zó arrogant. Je hebt gewoon geen enkel respect voor me. Te moeten omgaan met mensen zoals jij is zo’n last en zo onaangenaam! Ik dacht zelfs: Hoe kan de kerk hem kiezen om artikelen samen te stellen? Iemand zoals hij, met zo’n ontzettend arrogante gezindheid, is eenvoudig niet geschikt voor deze taak. Misschien zou ik zijn problemen aan mijn leider moeten rapporteren en mijn leider laten beslissen of hij geschikt is voor deze taak. Het zou het beste zijn als mijn leider hem overplaatste. Toen ik hierover nadacht, besefte ik me dat mijn gesteldheid verkeerd was. Ik begreep niet voldoende over deze broeder. Ik wist dat ik niet zo lichtvaardig over hem zou moeten oordelen, maar dat ik hem eerlijk zou moeten behandelen. Ik dacht echter alleen maar vluchtig over deze dingen na en ging niet dieper in op mijn eigen rol in deze zaak. Ik zocht ook de waarheid niet om mijn eigen verdorvenheden op te lossen, maar bleef in plaats daarvan over deze broeder piekeren.

Op een dag stelde mijn leider voor dat we ideeën zouden moeten uitwisselen met leiders en medewerkers van alle andere kerken zodat we de principes van het schrijven van artikelen beter zouden begrijpen en we dit werk konden opnemen. Ik stemde ermee in maar voelde me daarna ongelofelijk nerveus. Dit was de eerste keer dat ik een online-bijeenkomst zou bijwonen om ideeën uit te wisselen met het middenkader en medewerkers. Bovendien was ik niet erg goed in het mezelf uitdrukken en maakte ik me zorgen dat ik niet op een duidelijk wijze zou communiceren en dat ik een beschamend schouwspel van mezelf zou maken. Ik voelde me dus gekweld door het vooruitzicht. De dag voordat de online-bijeenkomst aan zou vangen ontving ik echter plotseling een bericht van deze broeder waarin hij mij vroeg of hij de bijeenkomst bij mocht wonen. Toen ik zijn bericht las, raakte ik bijna buiten zinnen. Ik dacht: Je hebt al zo vaak bijeenkomsten bijgewoond om ideeën uit te wisselen en je hebt nooit ook maar één van onze suggesties aanvaard, wat heeft het dan voor zin deze bijeenkomst bij te wonen? Ik voel al zoveel druk over deze bijeenkomst. Als je me morgen een moeilijke vraag stelt, zul je dit hele geval nog ondraaglijker voor me maken. Toen ik eraan dacht hoe het zou zijn als hij de bijeenkomst van de volgende dag zou bijwonen, wist ik dat ik hem er echt helemaal niet bij wilde hebben, en ik probeerde iets te bedenken wat ik hem kon vertellen zodat hij niet zou willen deelnemen. Ik overwoog een tijdje wat ik zou zeggen, maar kon geen geschikte reden verzinnen. Ik zei dus botweg: “De inhoud van deze bijeenkomst is ongeveer dezelfde als die van onze laatste vergadering. Je hoeft niet deel te nemen.” Ik dacht dat als ik hem op deze manier zou antwoorden, hij niet met iets anders zou komen. Tot mijn verrassing stuurde hij me echter nog een bericht dat luidde: “Ik heb morgen wat tijd over en ik zou graag willen horen wat iedereen bespreekt.” Toen ik zijn bericht las, voelde ik me heel geërgerd, maar ik had nog steeds geen reden hem geen toestemming te geven deel te nemen. Het enige wat ik kon doen was met tegenzin instemmen, maar ik aarzelde nog steeds hem toe te voegen aan de groep. Ik dacht bij mezelf: Je bent zo vervelend! Waarom kan ik niet van je afkomen? Zullen we ook maar iets kunnen bereiken op deze bijeenkomst wanneer jij deelneemt? Maak je de dingen expres moeilijk voor me? Ik bleef proberen een reden te bedenken die hem ervan zou weerhouden deel te nemen en dacht er zelfs aan hem te ontvrienden. Maar toen dacht ik: Prima, je kunt deelnemen. Als je net zo onaangenaam bent en net zo gaat zitten muggenziften als tijdens de laatste bijeenkomst, zal iedereen zien hoe arrogant en verwaand je bent, en dan zal niemand een al te hoge dunk van je hebben … Op dat moment realiseerde ik me dat mijn vooroordelen tegen hem zich hadden getransformeerd tot haat en dat ik slechts mijn boosaardige bedoelingen uitte. Als ik had toegelaten dat deze situatie zich verder zou ontwikkelen, zou ik er niet aan moeten denken hoe ik deze broeder zou hebben behandeld. Ik bad dus vlug en riep God aan waarbij ik Hem vroeg mijn hart te beschermen. Zodra ik was gekalmeerd begon ik erover na te denken waarom ik zo heftig had gereageerd toen ik met iets geconfronteerd werd dat niet overeenkwam met mijn eigen ideeën, waarom ik geen enkele stem die me tegensprak kon aanvaarden, en waarom ik zulke sterke vooroordelen tegen deze broeder had ontwikkeld.

Tijdens mijn zoeken las ik een passage in communicatie: “Hoezeer de behandeling door degenen die als leiders fungeren van hun broeders en zusters die zij onaangenaam vinden, die hen tegenwerken en die volledig andere standpunten innemen dan zij, een zeer ernstige kwestie is en met voorzichtigheid moet worden behandeld. Als zij niet de waarheid binnentreden, zullen zij dergelijke mensen vast en zeker discrimineren en bekritiseren wanneer ze met een dergelijk geval te maken krijgen. Deze wijze van handelen is precies een uitdrukking van de natuur van de grote rode draak die zich tegen God verzet en Hem verraadt. Als degenen die als leiders fungeren de waarheid nastreven, en over een geweten en verstand beschikken, zullen zij de waarheid zoeken en correct met deze kwestie omgaan. […] Als mensen dienen wij rechtvaardig te zijn en billijk. Als leiders dienen wij zaken te behandelen volgens de woorden van God zodat wij getuigenis geven. Als wij dingen doen volgens onze eigen wil, de vrije teugel gevend aan onze eigen verdorven gezindheid, dan zal dat op een vreselijke mislukking uitlopen” (communicatie van boven). Deze communicatie ontroerde me diep. Ik dacht erover na waarom ik zoveel weerstand en afkeer voelde tegen deze broeder, zo erg dat ik hem zelfs begon te haten – was het niet eenvoudigweg omdat hij het niet eens was met mijn communicaties en een paar andere suggesties had gedaan die er de oorzaak van waren geweest dat ik gezichtsverlies leed? Was het niet simpelweg omdat ik had gezien hoe actief betrokken hij was bij onze groep en ieders goedkeuring had verworven, en ik dus het gevoel kreeg dat hij met mijn eer was gaan strijken? Aanvankelijk was het zo dat wij broeders en zusters hadden samengewerkt om onze plicht te doen, en omdat ons begrip en kaliber verschillend was, was het normaal dat we verschillende meningen hadden over bepaalde kwesties. Deze broeder uitte alleen maar zijn eigen opvattingen – hij koesterde geen kwade bedoelingen. En toch wilde ik de hele tijd dat hij naar mij luisterde en mij gehoorzaamde. Ik wilde dat hij het met me eens zou zijn en wat ik ook maar zei zou aanvaarden, het kon niet zo zijn dat hij iets anders zou zeggen dan ik. Toen zijn handelingen mijn eigendunk en mijn positie aantastten, kwam er weerstand in me op, zo erg dat ik hem zelfs buitensloot en niet wilde dat hij deel zou nemen aan de bijeenkomst. En als ik hem wel toestond deel te nemen, was dat alleen maar omdat ik wilde dat hij zichzelf voor de gek zou zetten. Ik ontleedde deze gedachten en ideeën en zag dat alles wat ik had uitgedrukt een kwaadaardige en arrogante satanische gezindheid was. Mijn handelingen waren zo verachtelijk en lelijk!

Ik las vervolgens in communicatie: “Wie je ook bent, zodra je het met hen oneens bent, word je een doelwit van hun bestraffing – welke gezindheid is dit? Is ze niet dezelfde als die van de grote rode draak? De grote rode draak streeft ernaar alles te overheersen en beschouwt zichzelf als het centrum van alle dingen: ‘Als je het niet met me eens bent, zal ik je straffen, als je het waagt je tegen mij te verzetten, zullen we het leger inzetten om je te verpletteren.’ Dit is het beleid van de grote rode draak, en de gezindheid van de grote rode draak is die van Satan, de aartsengel. Er zijn sommige mensen die, zodra ze leiders of medewerkers worden, beginnen het beleid van de grote rode draak te implementeren. Hoe doen ze dit? ‘Ik ben nu een leider en mijn eerste plicht is ervoor te zorgen dat iedereen overtuigd is en me zonder mitsen of maren gehoorzaamt, pas dan kan ik mijn officiële werk beginnen’” (‘Om binnen te gaan in de werkelijkheid van de waarheid, moet je je focussen op het veranderen van je levensgezindheid’ in ‘Preken en communicatie XIII’). “Als een broeder of zuster een mening of een opvatting heeft over iemand die oprecht de waarheid bezit en die de waarheid kan aanvaarden en in de praktijk brengt, of als een broeder of zuster ontdekt dat deze persoon tekortkomingen heeft en fouten maakt, en hij of zij hem berispt, bekritiseert, snoeit en behandelt, zou zo’n persoon deze broeder of zuster dan niet uiteindelijk gaan haten? Deze persoon zou eerst de zaak moeten bekijken en zich de vraag stellen: ‘Is wat je zegt wel of niet waar? Komt het overeen met de feiten? Als het overeenkomt met de feiten zal ik het aanvaarden. Als wat je zegt half-waar is of globaal overeenkomt met de feiten, zal ik het ook aanvaarden. Als wat je zegt niet overeenkomt met de feiten, maar ik kan zien dat je geen slecht mens bent, dat je een broeder of zuster bent, dan zal ik tolerant zijn en zal ik je correct behandelen’” (‘De afwijkingen en fouten die moeten worden opgelost om te oefenen in het kennen van jezelf’ in ‘Preken en communicatie VIII’). Uit de communicatie begreep ik dat vanaf het moment dat de grote rode draak aan de macht was gekomen, hij nooit rekening gehouden had met de belangen van de gewone mensen, noch ook maar ooit nadenkt over hoe het land goed kan worden geregeerd of hoe hij de Chinezen een gelukkig leven kan laten leiden. In plaats daarvan is alles wat hij doet gericht op het beschermen van zijn eigen positie en macht. Om permanent over de mensen te kunnen heersen en de mensen stevig in zijn greep te houden implementeert hij een beleid van een gelijkgeschakelde ideologie en één stem, hij verbiedt mensen er een tegengestelde mening op na te houden en nee tegen te zeggen tegen deze ideologie. Wanneer een idee door hemzelf naar voren wordt geschoven en wordt ondersteund, moet iedereen het aanvaarden, of het nu goed of fout is, en moet iedereen er absoluut in meegaan. Als iemand het er niet mee eens is of zich ertegen verzet, neemt hij hem zijn leven en legt hem sancties op, in navolging van de satanische wet “Laat zij die zich onderwerpen floreren en zij die zich verzetten tenonder gaan.” Iedereen die bezwaar maakt wordt gezien als een kankergezwel dat weg moet worden gesneden. Hij staat te popelen om allen die zich ertegen verzetten zo snel mogelijk te doden en tot de wortel te vernietigen. De massamoord op de studenten op het Tiananmenplein op 4 juni 1989 is een typisch voorbeeld. Deze studenten protesteerden alleen maar tegen corruptie en voor democratie. Door de Communistische Partij van China werden ze echter als vijanden beschouwd. De CCP noemde de studentenbeweging een contrarevolutionaire opstand en besloot de studenten bloedig te onderdrukken. Toen ik mijn eigen gedrag vergeleek met dat van de grote rode draak, realiseerde ik me dat de natuur die ik had uitgedrukt exact dezelfde was als die van de grote rode draak. Ik was een verdorven mens en mijn gezindheid was in het geheel niet veranderd. Ik bezat zelfs ook maar geen greintje van de werkelijkheid van de waarheid, en de meningen waarmee ik kwam waren niet noodzakelijkerwijze altijd correct. Ik wilde altijd dat anderen naar me zouden luisteren en me zonder vragen te stellen zouden gehoorzamen, als ze dat niet deden kreeg ik genoeg van ze en ontweek ze, wat zover ging dat we onverzoenlijk werden. Ik dacht dan aan alle mogelijke manieren om van hen af te komen – ik was zo slecht en zonder menselijkheid! Ik dacht eraan hoe de kerk het zo had geregeld dat de broeders en zusters en ik samen onze plicht zouden uitvoeren en dat we van elkaars sterke punten zouden kunnen leren, harmonieus zouden samenwerken en samen onze plicht zouden vervullen om God tevreden te stellen. En toch had ik in het geheel niet aan deze dingen gedacht, maar alleen maar overwogen of ik wel of niet mijn eigen positie zou kunnen handhaven, of mijn zelfrespect en waardigheid wel of niet zou worden beschadigd en of iemand anders wel of niet naar me zou luisteren. Degenen die andere opvattingen dan ik hadden sloot ik uit en onderdrukte ik – ik gedroeg me echt als een bandiet die als een vorst over zijn eigen heuvel heerste. Hoe had ik, wanneer ik dit deed, God ooit met de uitvoering van mijn plicht tevreden kunnen stellen? Ik was alleen maar slecht en verzette me tegen God! Toen ik aan deze dingen dacht, schaamde ik me nog dieper. Ik zag dat ik zó arrogant en verwaand was, dat ik dezelfde gezindheid als de grote rode draak had en dat ik heel goed in staat was alle dingen te doen die de grote rode draak deed. Pas toen zag ik dat ik inderdaad een nakomeling van de grote rode draak was en dat ik vervuld was met de vergiften van de grote rode draak. Als ik geen verandering van mijn gezindheid zou nastreven, zou ik ongewild dingen doen die het werk van God zouden onderbreken en hinderen en zou ik uiteindelijk door God worden gestraft en vervloekt voor het feit dat ik Zijn gezindheid heb beledigd. Op dat ogenblik begon ik Gods wil en Zijn goede bedoelingen te begrijpen. Als ik niet in deze situatie verzeild zou zijn geraakt, zou ik onmogelijk hebben ingezien dat ik zowel de essentie bezat van de grote rode draak – die arrogant en verwaand was en heerschappij over allen nastreefde – als een zich tegen God verzettende satanische natuur. Op hetzelfde moment begreep ik dat deze door God geschapen situatie inderdaad de beste bescherming was voor iemand zoals ik, iemand die zo arrogant en verwaand was, en die van zichzelf dacht dat hij boven anderen verheven was. Als alle broeders en zusters me hadden gesteund en goedgekeurd, en niemand ook maar enig bezwaar had geuit, dan zou ik nog arroganter en verwaander zijn geweest. Ik zou me door anderen in alle opzichten hebben laten volgen en gehoorzamen, ik zou op Gods plaats zijn gaan staan zonder er zelfs maar erg in te hebben, mijn eigen koninkrijk hebben geregeerd en uiteindelijk Gods gezindheid hebben beledigd, totdat God me zou hebben veracht en verworpen. Toen ik deze dingen begreep, dankte en prees ik God vanuit de grond van mijn hart. Ik liet ook mijn vooroordelen en opvattingen over deze broeder varen. Hoe deze bijeenkomst voor het uitwisselen van ideeën ook uit zou pakken, ik was bereid mijn satanische natuur te verloochenen en me te onderwerpen aan Gods orkestraties en regelingen. Ik had nooit gedacht dat het resultaat van de bijeenkomst al mijn verwachtingen zou overtreffen. Die dag verliep de bijeenkomst, onder de leiding van God, heel soepel, en toen ik ideeën met deze broeder uitwisselde, waren we in staat een gemeenschappelijke basis te vinden en hielpen we elkaars zwakke punten te verbeteren . We vertrouwden op de leiding van God en brachten de samenkomst soepel tot een goed einde.

Doordat ik werd blootgesteld door God kwam ik tot de erkenning dat ik inderdaad een nakomeling van de grote rode draak was en dat de vergiften van de grote rode draak reeds lang mijn leven waren geworden. Als ik deze verdorven gezindheden niet van me af had kunnen werpen dan zou God me uiteindelijk alleen maar hebben verafschuwd en verworpen, Hij zou me hebben geëlimineerd en ik zou voor altijd mijn kans op het verwerven van redding hebben verloren. Ik dacht aan de volgende woorden van God: “Omdat het mijn volk is, geboren in het land van de grote rode draak, is er toch zeker niet slechts een beetje, of een gedeelte, van het gif van de grote rode draak in jullie. Daarom is deze fase van mijn werk voornamelijk op jullie gericht en dit is een aspect van de betekenis van mijn incarnatie in China(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 11). “Er is eerder gezegd dat deze mensen de nakomelingen van de grote rode draak zijn. Om duidelijk te zijn: ze belichamen in feite de grote rode draak(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Interpretaties van de mysteriën van “Gods woorden aan het hele universum”, hfst. 36). Ik kwam op basis van Gods woorden ook tot het inzicht dat Gods werk om de mens te redden heel praktisch en wijs is. God drukt Zijn woorden uit om het gif van de grote rode draak en de satanische natuur die in ons bestaat bloot te stellen, en door het onthullen van de feiten stelde God me in staat enig begrip en onderscheidingsvermogen op te doen met betrekking tot de vergiften van de grote rode draak binnen in mij, en deze zodoende te verwerpen en te verloochenen, zodat ik nooit meer opnieuw erdoor zou worden verdorven of beschadigd. Ik wist dat er nog steeds vele satanische filosofieën en axioma’s, en vele vergiften van de grote rode draak binnen in mij waren. Maar vanaf die dag wilde ik alleen nog maar oprecht de waarheid nastreven, het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden aanvaarden, ernaar streven mezelf zo snel mogelijk te ontdoen van de vergiften van de grote rode draak, en een menselijke gelijkenis uitleven om zo Gods hart troost te bieden!

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Geef een reactie