18 Wanneer het saluut voor het koninkrijk luidt
1 Welbeschouwd is het Tijdperk van het Koninkrijk anders dan in het verleden. Het gaat niet om de vraag hoe de mensheid tewerk gaat, het is eerder zo, dat ik naar de aarde ben afgedaald om mijn werk persoonlijk uit te voeren, en dat is iets wat mensen niet kunnen begrijpen of tot stand kunnen brengen. Als de bouw van het koninkrijk op gang komt, begint mijn geïncarneerde vlees formeel Zijn bediening, dat wil zeggen dat de Koning van het koninkrijk Zijn soevereine macht formeel aanvaardt. Hieruit blijkt de afdaling van het koninkrijk naar de wereld van de mens. In de hele wereld bevindt de mensheid zich binnen mijn liefde, mijn mededogen. Maar de hele mensheid bevindt zich ook onder mijn oordeel en onder mijn beproeving. Ik ben genadig en liefdevol geweest voor de mensheid, zelfs toen alle mensen in zekere mate verdorven waren. Ik heb tuchtiging uitgedeeld aan de mensheid, zelfs toen alle mensen in onderwerping voor mijn troon neerbogen. Maar is er één mens die zich niet bevindt temidden van het lijden en de loutering die ik heb gezonden?
2 Als het saluut voor het koninkrijk luidt – wat ook het moment is dat de zeven donderslagen klinken – brengt dit geluid hemel en aarde in beroering, laat het hele firmament schudden en raakt het bij alle mensen de gevoelige snaar. Een volkslied van het koninkrijk wordt ceremonieel aangeheven in het land van de grote rode draak, wat bewijst dat ik het land van de grote rode draak heb vernietigd en mijn koninkrijk heb gevestigd. En, belangrijker nog, dat mijn koninkrijk op aarde is gevestigd. Op dit moment begin ik mijn engelen naar iedere natie in de wereld uit te zenden om mijn zonen, mijn volk te hoeden. Dit doe ik ook omdat het nodig is voor de volgende stap van mijn werk. Maar ik ga zelf naar de plek waar de grote rode draak opgekruld ligt om de strijd met hem aan te gaan. En als de hele mensheid mij vanuit het vlees leert kennen en mijn daden vanuit het vlees kan zien, zal het hol van de grote rode draak tot as vergaan en spoorloos verdwijnen.
Naar Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 10