64. Arrogantie komt voor de val

Door Xinjie, China

Almachtige God zegt: “Arrogantie is de wortel van de verdorven gezindheid van de mens. Hoe arroganter mensen zijn, hoe groter het risico wordt dat ze zich tegen God verzetten. Hoe ernstig is dit probleem? Mensen met een arrogante gezindheid beschouwen niet alleen ieder ander als minder dan zij, maar het ergste is dat ze zelfs tegen God neerbuigend doen. Sommige mensen lijken misschien op het eerste gezicht in God te geloven en Hem te volgen, maar ze behandelen Hem absoluut niet als God. Ze hebben altijd het gevoel dat ze de waarheid in pacht hebben en vinden zichzelf geweldig. Dit is de essentie en de wortel van de arrogante gezindheid, en het komt bij Satan vandaan. Daarom moet het probleem van de arrogantie worden opgelost. Het gevoel hebben dat je beter bent dan anderen is triviaal. De kwestie waar het om draait is dat die arrogante gezindheid iemand ervan weerhoudt zich te onderwerpen aan God, Zijn bewind en Zijn regelingen; zo iemand voelt altijd de neiging met God te wedijveren om de macht over anderen. Dit soort persoon vereert God niet in de verste verte, laat staan dat hij God liefheeft of zich aan Hem onderwerpt” (Gods communicatie). Toen ik deze woorden van God las, moest ik denken aan iets wat ik een tijd geleden heb meegemaakt. Ik was toen erg arrogant en zelfgenoegzaam. Ik was al een aantal jaren kerkleider. Ik had wat werk gedaan en een beetje geleden, en kon bepaalde praktische problemen oplossen in mijn plicht. Ik gebruikte dat alles in mijn voordeel en dacht niet aan anderen. Toen werd ik behandeld en gedisciplineerd, en door het oordeel en de openbaringen van Gods woorden, kreeg ik ten slotte enig inzicht in mijn arrogante natuur. Ik had berouw en haatte mezelf. Ik begon me te concentreren op het praktiseren van de waarheid en onderging enige verandering.

In 2015 nam ik een positie als leider in een kerk op me. Zuster Li werkte met me samen. Ze was zelf net begonnen als leider. De diakenen en groepsleiders van de kerk waren vrij nieuw in het geloof, dus hun communicatie over de waarheid was een beetje oppervlakkig. Ik dacht: ik geloof langer dan jullie allemaal en ben al enige tijd leider. Ik zal hier een grote rol moeten spelen en iedereen laten zien hoeveel verschil ervaring maakt. En dus stormde ik naar voren in elke kwestie. Als een broeder of zuster zwak was of moeilijkheden had in zijn of haar plicht, als er vertraging was in het werk van de kerk, bij de neteligste problemen of dingen die mijn partner en medewerkers niet konden oplossen, trad ik op om het allemaal aan te pakken. Het werk van de kerk begon na een tijdje op gang te komen en de gesteldheid van de broeders en zusters was veranderd. Ze konden allemaal hun plichten goed uitvoeren. Ze kwamen ook graag bij me om te communiceren over hun problemen en wilden mijn mening weten. Ik was erg tevreden met mezelf. Ik stelde vast hoeveel werk ik had gedaan en dacht: zonder mij aan het roer zou het werk van de kerk nooit zo goed vorderen. Zonder mijn communicatie zou de gesteldheid van de anderen niet zo zijn verbeterd. Kennelijk bezit ik echt de werkelijkheid van de waarheid en kan ik praktisch werk doen. Later moest zuster Li terug naar huis om wat dingen te regelen, dus moest ik het werk van de kerk alleen op me nemen. Eerst was ik een beetje gestrest en hield ik God voortdurend in mijn hart. Na iedere bijeenkomst maakte ik de balans op van hoe het was gegaan, en haastte ik me om iedereen die zich zwak of negatief voelde mijn steun aan te bieden. Na een tijdje zag ik dat iedereen naar behoren de bijeenkomsten bijwoonde en zijn plicht deed, en dat al het werk van de kerk soepel verliep. Ik slaakte een zucht van verlichting en voelde me onwillekeurig heel tevreden met mezelf. Ik vond dat ik me in al die jaren als leider had bewezen, dat ik veel had gezien en veel problemen had aangepakt. Ik had een ruime werkervaring en kon alles wel alleen af. Ik dacht dat ik echt een steunpilaar van de kerk was. Vooral in die tijd, toen ik vroeg opstond en tot in de avond doorwerkte zonder te klagen over vermoeidheid of moeilijkheden, vond ik echt dat ik wel wat eer verdiende. Voor ik het wist, leefde ik in een gesteldheid van grote zelfvoldoening en als ik Gods woorden las waarmee Hij over de mensheid oordeelde en haar aan de kaak stelde, paste ik ze niet toe op mezelf. Als broeders en zusters in een slechte gesteldheid waren, communiceerde ik niet over de waarheid met hen, maar wees ik hen af en berispte hen vaak. Ik zei: “Je gelooft al heel lang, maar toch streef je niet naar de waarheid. Hoe kan het dat je totaal niet bent veranderd?” Nadat we over iets hadden gecommuniceerd, zeiden broeders en zusters soms dat ze nog niet wisten wat ze moesten doen. Zonder te vragen waarom, zei ik verwijtend tegen hen: “Het is niet zo dat je het niet weet. Je wilt het niet in praktijk brengen.” Ze voelden zich allemaal ingeperkt door mij en durfden niet meer met me te praten over hun problemen.

Later werd zuster Liu gekozen om met me samen te werken. Omdat ze nog niet erg lang geloofde, dacht ik dat ze sommige dingen zelfs na gesprekken misschien niet zou begrijpen, zodat ik het laatste woord moest hebben in de meeste kerkaangelegenheden, groot en klein. Soms nam ik een besluit en stuurde ik zuster Liu op pad om het uit te voeren. We kregen een keer een brief van een leider die ons vroeg iemand aan te bevelen voor een bepaalde plicht. Ik wist dat het verband hield met het werk van Gods huis, dus ik moest het met mijn partner en medewerkers bespreken. Maar toen dacht ik: ik doe al zo lang mijn plicht in de kerk. Ik weet alles van de broeders en zusters, dus ik kan dit prima zelf beslissen. En dus nam ik het besluit zonder het met zuster Liu te bespreken en liet het haar toen regelen. Hoewel we samenwerkten als leiders, behandelde ik haar als een mindere. Als ze niet goed voor iets had gezorgd, werd ik soms kwaad op haar. Ze leefde in negativiteit en had het gevoel dat ze niets begreep en haar plicht niet goed kon doen. Het was zover met haar gekomen doordat ik haar verstikte, maar nog dacht ik niet na over mezelf. In plaats daarvan dacht ik nog meer dat ik de werkelijkheid van de waarheid had en mijn werk bekwaam deed, zodat ik het werk van de kerk moest beheren. Ik werd nog heerszuchtiger en arroganter. Als medewerkers verschillende suggesties deden tijdens werkbesprekingen, bestudeerde ik ze vaak helemaal niet, maar wees ze zonder meer van de hand. Ik dacht: wat weet jij nou eigenlijk? Weet ik het niet beter na al die jaren als leider? Uiteindelijk had ik het laatste woord in alles wat het werk van de kerk aanging. God zorgde later voor enkele situaties om me te behandelen. Ik bleef tegen muren aanlopen in mijn plicht. Ik miste afspraken met mensen en stelde mensen aan die niet beantwoordden aan principes. De leider wees me op fouten in mijn werk en behandelde en snoeide me. Zelfs nu dacht ik nog niet na over mezelf. Ik dacht dat ik gewoon wat beter moest opletten. Een medewerker waarschuwde me: “Moet je je niet afvragen waarom deze problemen zich hebben voorgedaan?” Ik zei neerbuigend: “Niemand is volmaakt en iedereen maakt fouten. Ik hoef me niets af te vragen.” Sommige broeders en zusters vroegen me of het wel goed met me ging, en ik zei dat alles in orde was. Maar vanbinnen dacht ik: waarom zou er iets mis zijn? Zelfs als ik in een slechte gesteldheid verkeerde, zou ik het zelf kunnen oplossen. Maak je maar geen zorgen. Ik ben al zo lang leider. Begrijp ik de waarheid niet beter dan jij? Hoe ze me ook waarschuwden, ik luisterde niet. Ik leefde volledig in mijn verdorven gezindheid en mijn geest werd duisterder. Ik begon te knikkebollen als ik Gods woorden las en had niets te zeggen als ik bad. Er deden zich steeds meer problemen voor in de kerk. Ik was volkomen blind. Ik had geen inzicht in veel problemen en wist niet hoe ik ermee moest omgaan. Al gauw werd in de kerk een algemene opiniepeiling gehouden, en de broeders en zusters zeiden allemaal dat ik erg arrogant was en de waarheid niet wilde accepteren. Ze zeiden dat ik dictatoriaal was en mensen de les las en hen inperkte. Ten slotte werd ik van mijn positie ontheven. Die dag vertelde de leider me hoe iedereen me beoordeelde. Ik voelde hoe God Zijn woede op me koelde via de broeders en zuster die me aan de kaak stelden en behandelden. Ik voelde me als een straatrat waar iedereen van walgt en die zelfs wordt veracht door God. Ik begreep niet hoe ik zo diep was gezonken. In mijn verdriet kwam ik zoekend voor God: “O, God. Ik heb altijd gedacht dat ik verantwoordelijk was in mijn werk voor de kerk en enige werkelijkheid van de waarheid had. Ik had nooit gedacht dat ik zo veel problemen zou hebben als ik nu heb. In de ogen van anderen ben ik een arrogant mens die de waarheid niet aanvaardt. God, ik weet niet hoe ik zo ben geworden. Verlicht me en wijs me de weg om mezelf te kennen en uw wil te begrijpen.”

Toen las ik deze woorden van God: “Het zou het beste voor jullie zijn als je meer moeite deed voor de waarheid om jezelf te kennen. Waarom hebben jullie geen gunst gevonden bij God? Waarom is jullie gezindheid weerzinwekkend voor Hem? Waarom roept jullie spreken Zijn afkeer op? Zodra jullie een beetje loyaliteit hebben getoond zijn jullie trots op jezelf en eisen jullie een beloning voor een kleine bijdrage. Jullie kijken op anderen neer als jullie een greintje gehoorzaamheid hebben getoond, en jullie worden minachtend naar God als jullie een kleine taak hebben verricht. […] Zowel degenen die hun plicht vervullen als degenen die dat niet doen, zowel degenen die leiden als die volgen, zowel degenen die God ontvangen als degenen die dat niet doen, zowel degenen die geven als degenen die dat niet doen, zowel degenen die preken als degenen die het woord ontvangen, enzovoort: al deze mensen prijzen zichzelf. Vinden jullie dit niet belachelijk? Jullie weten heel goed dat je in God gelooft, maar jullie kunnen je toch niet met God verenigen. Terwijl jullie heel goed weten dat jullie totaal niets waard zijn, volharden jullie in opschepperij. Voelen jullie niet dat jullie verstand verslechterd is, zo erg dat jullie geen zelfcontrole meer hebben?” (‘Degenen die onverenigbaar zijn met Christus zijn beslist tegenstanders van God’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). “Denk niet dat je alles begrijpt. Ik zeg je dat alles wat je gezien en meegemaakt hebt niet toereikend is om jou ook maar één duizendste deel van mijn managementplan te laten begrijpen. Waarom doe je dan zo uit de hoogte? Dat kleine beetje talent van jou, en die minimale kennis zijn niet toereikend voor Jezus om ook maar in één seconde van Zijn werk te gebruiken. Hoeveel ervaring heb je nu echt? Wat je hebt gezien en alles wat je in je hele leven hebt gehoord en wat je je voorgesteld hebt, is minder dan het werk dat ik in één moment verricht! Je kunt maar beter niet zitten muggenziften en aanmerkingen maken. Hoe arrogant je ook bent, je bent gewoon een schepsel dat nog minder voorstelt dan een mier! Alles wat je in je buik meedraagt, is nog minder dan wat in de buik van een mier zit! Denk niet dat je het recht hebt wild te gebaren en een grote mond te hebben, alleen maar omdat je wat ervaring en wat anciënniteit hebt opgedaan. Zijn jouw ervaring en jouw anciënniteit niet het product van de woorden die ik heb gesproken? Geloof je soms dat ze in ruil waren voor je eigen arbeid en geploeter?” (‘De twee incarnaties voltooien de betekenis van de incarnatie’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Wat Gods woorden openbaarden, was precies mijn gesteldheid. Ik was ontweid en begon toen pas na te denken over mezelf. Nadat ik enkele jaren mijn plicht als leider had gedaan, dacht ik dat ik, omdat ik die positie al een tijdje had gehad, meer van de waarheid begreep en capabeler was dan de anderen, dat ik een steunpilaar was van de kerk en dat de kerk niet zonder me kon. Als ik een beetje van mijn plicht volbracht, dacht ik dat ik alles begreep, dat ik de werkelijkheid van de waarheid had, dat ik beter was dan ieder ander. Omdat ik al een tijdje geloofde en wat ervaring had, dacht ik dat ik het recht had om arrogant te zijn en dat ik boven anderen verheven was. Ik luisterde totaal niet naar de suggesties van broeders en zusters, laat staan dat ik ze bestudeerde of accepteerde. Zelfs toen ze zorgzaam voor me waren en vroegen naar mijn gesteldheid, vond ik dat ik groter van gestalte was dan zij, en dat ik het wel alleen af kon en hun hulp niet nodig had. Als ik hun fouten en moeilijkheden ontdekte, communiceerde ik niet over de waarheid om hen te helpen, maar wees ik hen af. Ze konden in mijn ogen niets goed doen en ik las hun hooghartig de les. Daardoor werden broeders en zusters door me ingeperkt en leefden ze in negativiteit. Was dat mijn plicht doen? Ik deed duidelijk kwaad. Ik liet niets anders zien dan een arrogante, verwaande satanische gezindheid. Toen God vlees werd in de laatste dagen, de waarheid uitdrukte en werkte om de mens te redden, deed Hij zulk groots werk, maar Hij schepte nooit op, en presenteerde Zich niet als God. In plaats daarvan was Hij nederig en verborgen en deed Hij in stilte het reddingswerk. Ik zag dat God zo nederig en mooi is, maar ik, die zo intens verdorven door Satan en vol satanische gezindheden was, had zo’n hoge dunk van mezelf en mijn capaciteiten, alleen omdat ik al een tijdje geloofde, en meer doctrines begreep en meer werkervaring had. Ik klom op mijn voetstuk en wilde er niet meer vanaf komen. Ik had totaal geen zelfkennis, ik wist niets van mezelf, en mijn arrogantie ging alle verstand te boven. Ik was verachtelijk. Nadat ik was ontmaskerd door God, zag ik eindelijk mijn ware gestalte. Ik had in mijn plicht alleen maar wat problemen kunnen oplossen dankzij het werk van de Heilige Geest. Zonder Zijn werk en leiding was ik volkomen blind en begreep ik niets. Ik kon niet mijn eigen problemen oplossen, laat staan die van anderen. En toch werd ik volslagen dominant. Wat was ik arrogant. Op dat moment schaamde ik me voor mijn gedrag.

Toen las ik deze woorden van God: “Als je echt de waarheid in je hebt, dan is het pad dat je begaat vanzelf het correcte pad. Zonder de waarheid is het makkelijk kwaad te doen, en doe je dat in weerwil van jezelf. Als je bijvoorbeeld arrogantie en verwaandheid in je had, zou je het onmogelijk vinden om God niet te trotseren. Je zou je gedwongen voelen om Hem te trotseren. Je zou het niet expres doen, je zou het doen omdat je arrogante en verwaande natuur over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zul je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen, ze zouden je ertoe brengen jezelf te verheffen, jezelf voortdurend op de voorgrond te plaatsen en ten slotte op Gods plaats te gaan zitten en getuigenis af te leggen voor jezelf. Uiteindelijk zou je je eigen ideeën, gedachten en opvattingen veranderen tot waarheden die moeten worden aanbeden. Zie toch hoeveel kwaad wordt gedaan door mensen die in de greep zijn van hun arrogante en verwaande natuur! Om hun kwade daden op te lossen, moeten ze eerst het probleem van hun natuur oplossen. Zonder verandering in hun gezindheid zou het niet mogelijk zijn dit probleem tot een fundamentele oplossing te brengen” (‘Alleen door de waarheid na te streven kun je veranderingen in je gezindheid realiseren’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Nadat ik Gods woorden had gelezen, besefte ik dat mijn arrogante natuur de oorzaak was dat ik kwaad deed en me verzette tegen God. Gedreven door mijn arrogante natuur, streek ik de eer op voor de resultaten van het werk van de Heilige Geest als ik een beetje succes had in mijn plicht, en gedroeg ik me als het gouden kind van de kerk. Zonder schaamte geloofde ik dat ik een ontvanger van Gods redding was, maar ik kende mezelf totaal niet. In mijn plicht pronkte ik voortdurend met mijn senioriteit. Ik dacht dat ik beter en hoger was dan ieder ander en speelde altijd de baas over anderen. Ik gebruikte zelfs Gods woorden om broeders en zusters de les te lezen, en als ik het werk regelde, besprak ik de dingen niet met de zuster met wie ik samenwerkte. In plaats daarvan handelde ik eigenmachtig en had ik het laatste woord. Ik nam zelfs eenzijdige beslissingen in zaken die belangrijk waren voor het werk van Gods huis. Ik zorgde dat die zuster niets meer was dan een marionet en schiep mijn eigen rijk in de kerk. Door mijn arrogante natuur negeerde ik iedereen en hield ik God niet in mijn hart. Ik zocht niet naar de principes van de waarheid als ik voor een probleem kwam te staan. Ik beschouwde zelfs mijn eigen ideeën als de waarheid en liet alle anderen luisteren en me gehoorzamen. Het herinnerde me eraan hoe God de aartsengel wat macht gaf om de andere engelen in de hemel te besturen, maar hij verloor in zijn arrogantie alle verstand, dacht dat hij iets bijzonders was en wilde op gelijke voet staan met God. Als gevolg daarvan beledigde hij Gods gezindheid en God vervloekte hem en wierp hem neer uit de hemel. Nu had God me verheven om als leider te werken, zodat ik Hem zou verheerlijken en getuigenis van Hem zou geven in alle dingen, zodat ik kon communiceren over de waarheid om praktische problemen op te lossen en anderen kon helpen om de waarheid te begrijpen en zich te onderwerpen aan God. Maar ik zocht niet de waarheid en deed niet mijn plicht in overeenstemming met Gods vereisten. In plaats daarvan eigende ik me macht toe, maakte ik mezelf tot middelpunt en liet ik iedereen naar me luisteren en me gehoorzamen. Was ik anders dan de aartsengel? God bewerkstelligde situaties om me de weg te versperren en waarschuwde me toen via broeders en zusters. Maar dat accepteerde ik niet en ik dacht niet na over mezelf. Wat was ik onbuigzaam en opstandig. Ik had mijn plicht gedaan met mijn arrogante gezindheid en had broeders en zusters verstikt, waardoor ze in negativiteit leefden en hun moeilijkheden niet konden oplossen. Ook het werk van de kerk vorderde niet. Dat was allemaal het kwaad dat ik deed doordat ik werd beheerst door mijn arrogantie. Wat heb ik een koppige, arrogante natuur. Als God me niet hardhandig had ontmaskerd en behandeld via broeders en zusters, en me van mijn plicht had ontheven, zou ik nooit over mezelf hebben nagedacht. Als het zo was doorgegaan, had ik nog meer kwaad gedaan. Dan had ik Gods gezindheid beledigd, waarop ik zou zijn vervloekt en gestraft door God, net als de aartsengel. Toen kreeg ik inzicht in Gods goedhartige bedoelingen. Hij deed dit om me tegen te houden op de verkeerde weg en me de kans te geven om tot inkeer te komen. Dit was God die me beschermde en redde. Ik dankte God vanuit mijn hart.

Toen ik was vervangen, kon zuster Liu haar plicht normaal uitvoeren, en ik hoorde van anderen, hoewel de nieuw verkozen leider en diakenen nog niet lang geloofden, dat tijdens werkbesprekingen niemand vasthield aan zijn eigen ideeën, maar dat ze in plaats daarvan baden en steunden op God en samen de principes van de waarheid zochten. Iedereen werkte samen en het werk van de kerk kwam geleidelijk weer op gang. Ik schaamde me toen ik dat hoorde. Ik had altijd gedacht dat het werk van de kerk niet zonder mij kon, maar de feiten wezen nu uit dat het werk van Gods huis allemaal wordt gedaan en gesteund door de Heilige Geest, en dat het niet iets is wat één iemand kan doen. Mensen werken samen en vervullen hun eigen plicht. Hoelang we ook in God geloven, zolang we op God vertrouwen om in onze plicht de waarheid te zoeken en te praktiseren, zullen we Gods leiding en zegeningen hebben. Dat ik mijn plicht deed zonder de waarheid te zoeken, maar op arrogante wijze deed wat ik maar wilde en dictatoriaal was was verachtelijk voor God. Zonder Gods leiding verloor ik het werk van de Heilige Geest en werd ik waardeloos. Ik kon niets. Ik was blind en arrogant, liep wild rond, commandeerde hooghartig mensen, beperkte en schaadde broeders en zusters, en had het werk van de kerk gehinderd. Ik voelde me zo schuldig en maakte mezelf zo veel verwijten. Ik bad tot God: “God, ik ben zo blind geweest. Ik kende mezelf niet, en dacht altijd dat ik meer begreep, omdat ik langer leider was geweest en dus beter was dan iedereen. Ik liet me in mijn plicht leiden door mijn arrogantie en dat hinderde het werk van uw huis. O, God. Ik wil u niet meer tegenwerken en echt berouw tonen.”

Toen las ik dit in Gods woorden: “Je moet weten naar wat voor een soort mens ik verlang: de onreinen worden het koninkrijk niet binnengelaten, de onreinen mogen de heilige grond niet besmeuren. Al heb je misschien jarenlang veel werk verricht, als je uiteindelijk nog betreurenswaardig vies bent verdraagt de wet van de hemel jouw wens om binnen te komen in mijn koninkrijk niet! Vanaf de stichting van de wereld tot op heden heb ik nog nooit gemakkelijk toegang verschaft aan hen die bij mij in de gunst proberen te komen. Dit is een regel van de hemel, niemand kan deze regel overtreden! Je moet het leven zoeken. Vandaag de dag zijn diegenen die vervolmaakt worden van hetzelfde soort als Petrus: het zijn diegenen die streven naar veranderingen in hun gezindheid en die getuigenis aan God willen afleggen en hun plicht als schepsel van God wensen uit te voeren. Alleen zulke mensen zullen vervolmaakt worden” (‘Succes of mislukking zijn afhankelijk van het pad dat de mens bewandelt’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). “Ik beslis over de bestemming van iedere persoon; niet op basis van leeftijd, senioriteit, hoeveelheid lijden en nog het minst op basis van de mate waarin zij meelijwekkend zijn, maar gebaseerd op of zij de waarheid bezitten. Er is geen andere keuze dan deze. Jullie moeten beseffen dat allen die niet de wil van God volgen, gestraft zullen worden. Dit is een onveranderlijk feit” (‘Bereid voldoende goede daden voor voor je bestemming’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden waren volkomen duidelijk. God bepaalt hoe het mensen vergaat. Niet op grond van hoelang ze hebben geloofd, hoeveel ze kunnen preken of hoeveel ze hebben gewerkt, maar of ze naar de waarheid streven, of ze hun verdorven gezindheden hebben veranderd, en of ze de plicht van een geschapen wezen kunnen doen. Dat zijn de belangrijkste dingen. Voorheen kende ik Gods rechtvaardige gezindheid niet. Ik had een tijdje geloofd, ik had enkele jaren ervaring als leider, en ik had wat succes in mijn plicht. Dat gebruikte ik allemaal in mijn eigen voordeel. Ik dacht dat God me zou redden als ik op deze manier doorging, dus ik concentreerde me niet op de ervaring dat God over me oordeelde, me tuchtigde, behandelde en snoeide. Ik liet in het bijzonder na om de waarheid te zoeken in mijn plicht om mijn verdorven gezindheden te verhelpen. Als gevolg daarvan veranderde mijn levensgezindheid nauwelijks na jaren van geloof in God. Ik leefde volgens mijn satanische, arrogante natuur, deed kwaad en verzette me tegen God. Ik zag in dat we niet in staat zijn onszelf te kennen of echt berouw te tonen aan God als we niet naar de waarheid streven in ons geloof. Hoeveel werk we ook hebben gedaan, hoeveel we ook hebben gepreekt, zonder verandering in onze levensgezindheid zullen we toch worden veroordeeld en geëlimineerd door God. Dat wordt bepaald door Gods rechtvaardige gezindheid en heilige essentie. Toen ik Gods wil begreep profiteerde ik niet meer van hoelang ik had geloofd of hoeveel werk ik had gedaan, maar concentreerde ik me erop om me toe te leggen op Gods woorden en na te denken over mezelf, mezelf te kennen, en te streven naar verandering in mijn satanische gezindheid.

Daarna kreeg ik een andere plicht in de kerk. Als ik samenwerkte met broeders en zusters, was ik meer bescheiden, en als ze andere standpunten opperden, vond ik soms dat ik gelijk had en dat ze naar me moesten luisteren, maar ik besefte al gauw dat ik weer mijn arrogante gezindheid toonde. Dan bad ik tot God en schoof mezelf terzijde om naast broeders en zusters de waarheid te zoeken en dingen op te lossen door een gesprek. Broeders en zusters zeiden dat ik niet meer zo arrogant was als voorheen, dat ik veel volwassener was. Toen ik hoorde dat ze me zo beoordeelden, was ik erg geroerd. Ik wist dat dat was bereikt door het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden. Hoewel ik mijn arrogante gezindheid nog niet helemaal kwijt ben en ik nog lang niet voldoe aan de standaarden die God vereist, heb ik Gods liefde en redding gezien. Ik heb gezien dat Gods werk en woorden mensen echt kunnen transformeren en zuiveren.

Vorige: 63. Wie zegt dat een arrogante gezindheid niet kan worden veranderd?

Volgende: 66. Hoe ik mijn arrogante inborst heb veranderd

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

52. Vaarwel, allemansvriend!

Door Li Fei, SpanjeVoordat ik in God geloofde, dacht ik altijd dat allemansvrienden geweldig waren. Ze hadden een zachtaardige gezindheid,...

85. Een tijd van brute marteling

Door Chen Hui, ChinaIk ben opgegroeid in een gewoon gezin in China. Mijn vader zat in het leger, en omdat ik van kindsbeen af door hem was...

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek