Wie zegt dat een arrogante gezindheid niet kan worden veranderd?

29 januari 2021

Door Zhao Fan, China

Ik zal een stukje van Gods woorden voorlezen: “Mensen kunnen hun gezindheid niet zelf veranderen; zij moeten het oordeel en tuchtiging, het lijden en de loutering van Gods woord ondergaan, of door Zijn woorden worden behandeld, gedisciplineerd en gesnoeid. Pas daarna kunnen ze gehoorzaamheid en toewijding aan God bereiken en in staat zijn Hem niet meer nonchalant te behandelen. Het is door de loutering van Gods woorden dat mensen een verandering van gezindheid ondervinden. Alleen zij die de blootstelling, het oordeel, de disciplinering en de behandeling door Zijn woorden ondergaan, zullen niet langer wagen roekeloos dingen te doen en zullen kalm en bedaard worden. Het belangrijkste punt is dat ze in staat zijn om Gods huidige woorden te gehoorzamen en Gods werk te gehoorzamen en zelfs als het niet in overeenstemming is met menselijke opvattingen, zijn ze in staat deze opvattingen opzij te zetten en zich gewillig te onderwerpen(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Mensen wier gezindheid is veranderd, zijn zij die zijn binnengegaan in de werkelijkheid van Gods woorden). Wat zijn Gods woorden praktisch. Ze oordelen over ons en tuchtigen, snoeien en behandelen ons. Anders zouden we onze satanische gezindheden niet kunnen veranderen en geen normale menselijkheid kunnen naleven. Ik was vroeger bijzonder arrogant. Op mijn werk voelde ik me altijd capabeler en beter dan anderen, en ik vond dat ze allemaal naar me moesten luisteren. Toen ik mijn geloof had gekregen, kwam deze arrogante gezindheid in mij regelmatig aan het licht. Ik wilde bij alles altijd het laatste woord hebben. Ik las anderen neerbuigend de les en perkte hen in. Dat was verstikkend en schadelijk voor mijn broeders en zusters. Alleen doordat God over me oordeelde en me tuchtigde, snoeide en behandelde kreeg ik enig inzicht in mijn arrogante natuur en kon ik berouw krijgen en mezelf verachten. Later, begon ik me minder opvallend te gedragen in mijn contacten en als ik met anderen coördineerde om onze plichten te vervullen. Ik leerde om bewust de waarheid te zoeken en de suggesties van anderen in overweging te nemen. Pas toen leefde ik een beetje menselijke gelijkenis na.

Ik weet nog dat ik in 2015 werd gekozen als kerkleider. Ik was toen erg blij. Ik dacht bij mezelf: als er zo veel mensen in de kerk op me stemmen, moet ik wel de beste zijn. Ik zal hard moeten werken om deze plicht te vervullen, zodat de broeders en zusters inzien dat ze niet de verkeerde kiezen. Daarna was ik elke dag druk bezig. Als ik zag dat een broeder of zuster een of ander probleem had, zocht ik snel naar relevante passages in Gods woorden en communiceerde ik met hen om het probleem op te lossen. Na een tijdje werd ons kerkleven een stuk beter. Er moest veel werk voor de kerk worden gedaan, maar het lukte me om alles bekwaam en netjes te doen. Toen ik zag dat het leven in onze kerk wat beter was dan in andere kerken, was ik daar erg blij mee. Later zagen de leiders in dat het werk in onze kerk goed verliep, en zorgden ze er zelfs voor dat andere kerken dingen leenden uit onze regels. Bovendien had de kerk belangrijk werk waaraan ze wilden dat ik deelnam. Ik dacht: zelfs de leiders slaan me hoog aan en prijzen mijn capaciteiten. Kennelijk is mijn kaliber echt niet zo slecht, en zeker beter dan dat van de meesten. Voor ik het wist, was ik helemaal vol van mezelf. Ik dacht dat ik alles kon en alles begreep. Als mijn medewerkers suggesties deden, schonk ik er nauwelijks aandacht aan. Ik dacht altijd dat ik ver boven hen stond en commandeerde hen. Als ze niet deden wat ik wilde, kon ik niet nalaten om hen te bekritiseren en hun de les te lezen. Op een dag stond een zuster met wie ik coördineerde op het punt een vraag te beantwoorden. Toen ze daar moeite mee had, wilde ze het met mij bespreken. Ik dacht bij mezelf: wat valt er te bespreken? Dit is geen moeilijke vraag. Daarom liet ik jou oefenen met het beantwoorden. Als je niet eens zo’n klein probleem kunt oplossen, kun je je werk niet aan. Ik zou het in een oogwenk hebben opgelost. En dus zei ik op hooghartige toon: “Maak je geen zorgen. Ik geef wel antwoord.” Daardoor voelde de zuster zich door mij verstikt, en als ze weer op problemen stuitte, durfde ze niet bij mij te komen om hulp. Een andere keer beval ik zuster Wang aan voor een bepaalde plicht. Zuster Chen zei: “Deze plicht is heel belangrijk. We moeten een duidelijk idee hebben van hoe zuster Wang zich gewoonlijk gedraagt voor we er zeker van kunnen zijn.” Hierdoor voelde ik me een beetje beledigd. Ik dacht: ik heb zulke taken zo vaak verricht, en jij denkt dat ik het niet snap? Bovendien heb ik voortdurend contact met haar, dus hoe kun je zeggen dat ik haar niet begrijp? Je wilt dat ik bij iedereen navraag doe over haar, maar zal dat niet alleen maar vertraging opleveren? Ik zei heel streng tegen haar: “Verdoe onze tijd niet. Laten we doorgaan.” Toen ze zag hoe beslist ik was, hield zuster Chen haar mond. Ik zag dat ze zich op dat moment een beetje ingeperkt voelde, maar het kon me niet schelen. Als daarna een broeder of zuster een suggestie deed, vond ik altijd dat ze niet goed genoeg of volwassen genoeg waren. Ik gebruikte allerlei excuses om hun standpunt te verwerpen, en dan uit te drukken wat ik als geniale ideeën beschouwde, en ik probeerde iedereen te laten doen wat ik zei. Geleidelijk aan voelden ze zich allemaal ingeperkt door mij, en als we het werk bespraken, hielden ze hun mond. Later besprak ik nog nauwelijks iets met hen, omdat ik het maar een formaliteit en tijdverspilling vond. En dus, deed ik mijn plicht vanuit mijn arrogante gezindheid en werd ik steeds meer onbezonnen en eigenzinnig.

Toen ik op een dag zag dat een teamleider geen succes had in zijn plicht, dacht ik dat hij niet in staat was om echt werk te doen en moest worden uitgeschakeld. Het zou redelijk zijn om dit te bespreken met mijn medewerkers, maar ik had mijn bedenkingen: laat eigenlijk maar. Als ik het met ze bespreek, zijn ze het uiteindelijk toch met me eens. En dus verving ik die teamleider meteen. Toen ik terug was, vertelde ik mijn medewerkers hoe ik het had aangepakt. Zuster Chen zei verbaasd: “Er zijn wat problemen geweest met het werk van die teamleider, maar hij is iemand die naar de waarheid streeft. Hij gelooft alleen nog niet zo lang, dus hij heeft een nogal oppervlakkig inzicht in de waarheid, en er zijn wat tekortkomingen en nalatigheden geweest in zijn plichten, maar dat is normaal. We moeten hem helpen door meer over de waarheid te communiceren. Hem nu meteen op die manier vervangen is niet in overeenstemming met de principes.” Ik was niet echt overtuigd en antwoordde: “Ik heb hem alleen vervangen omdat ik had opgemerkt dat hij niet in staat is om enig praktisch werk te doen. Ik heb dit soort dingen vaker meegemaakt. Wil je zeggen dat ik er geen kijk op heb?” Toen ze zag dat ik niet zou toegeven, zei zuster Chen niets meer. Mijn medewerkers evalueerden later de kwestie om het te begrijpen. Ze besloten dat ik niet had gehandeld volgens de principes en gaven de teamleider zijn plichten terug. Het werk van het team werd gehinderd doordat de plichten werden afgenomen en teruggegeven, en ik voelde me een beetje schaapachtig. Ik zag dat ik arrogant was en niet had gehandeld volgens de principes, maar ik zocht nog steeds niet naar de waarheid en dacht niet na over mezelf.

Een maand later had de kerk een belangrijke functie, en er zou een geschikte persoon worden gekozen uit onze groep medewerkers. Ik was erg blij. Omdat ik vond dat ik qua kaliber en werkervaring beter was dan de anderen, dacht ik dat ze op mij zouden stemmen. Maar toen de uitslag werd bekendgemaakt, had ik het tot mijn verrassing niet gehaald. Ik had zelfs niet één stem gekregen. Mijn hart zonk me in de schoenen en ik voelde dat mijn wereld op zijn kop werd gekeerd. Hoe kon dit zijn gebeurd? Waarom had niemand op me gestemd? Ontbrak het me aan onderscheidingsvermogen? Diep vanbinnen wilde ik echt weten waarom, dus ik vroeg hun me te vertellen wat mijn tekortkomingen waren. Toen ik zag dat zuster Zhou iets wilde zeggen, maar aarzelde, zei ik tegen hen: “Als je hebt gezien dat ik ergens ben tekortgeschoten, zeg het dan. Laten we er openhartig over praten.” Pas toen verzamelde ze haar moed en zei: “Ik vind dat je bijzonder arrogant en zelfgenoegzaam bent en geen suggesties van anderen accepteert. Ook speel je altijd de baas over ons, en als ik bij je ben, voel ik me altijd een beetje bang en verstikt door jou.” Een andere zuster liet het hoofd zakken en zei: “Ik word ook door jou verstikt. Ik vind dat je echt arrogant bent, alsof je op iedereen neerkijkt. Het is alsof je de enige bent die het werk van de kerk aankan. Alsof je alles kunt, en vindt dat niemand anders ook maar een beetje capabel is.” Toen voegde zuster Chen eraan toe: “Ik vind dat je erg verwaand bent, en dat je in je werk niet naar de waarheid of principes zoekt. Ook accepteer je de mening van anderen niet, en vind je dat je in alles het laatste woord moet hebben. Je hebt de neiging om eigenmachtig en in je eentje besluiten te nemen.” Een voor een zeiden alle zusters met wie ik had gewerkt dat ik arrogant was en dat ze zich door me voelden ingeperkt. Ik wilde het niet accepteren en dacht: jullie zeggen allemaal dat ik arrogant ben en dat ik jullie inperk; maar waarom geven jullie dan niet toe dat je niet de verantwoordelijkheid voor je plicht op je hebt genomen? Goed dan. Voortaan hou ik mijn mond, wat er ook gebeurt. Doe maar wat je wilt. Die avond lag ik in mijn bed te woelen en ik kon de slaap niet vatten. Ik had mezelf altijd gezien als iemand van goed kaliber en een bekwame werker, dus dat ik een beetje arrogant was, was normaal. Mijn zusters en broeders zouden moeten vinden dat ik niet zo heel slecht was. Ik had nooit gedacht dat ze zo over me zouden denken— arrogant en volkomen gespeend van verstand. Wie had gedacht dat ze zich zo verstikt en gekwetst zouden voelen? Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik van streek raakte. Mijn broeders en zusters voelden zo’n afkeer en verachting voor me, dat ik me voelde als een straatrat, gehaat en versmaad door anderen. God zou iemand als mij nooit redden. Ik werd heel negatief. In mijn smart bad ik zonder ophouden tot God. Ik zei: “God, ik heb zo veel pijn en weet niet hoe ik dit moet ondergaan. Verlicht me zodat ik uw wil kan begrijpen.”

De volgende morgen zette ik mijn computer aan en luisterde ik naar een voorlezing uit Gods woorden: “Het is niet erg als je meermalen faalt en valt, of ontmaskerd wordt. Of je nu aangepakt, gesnoeid of ontmaskerd wordt, onthoud altijd: ontmaskerd worden houdt geen veroordeling in. Het is iets goeds; het is de beste gelegenheid om jezelf te leren kennen. Het kan een omschakeling brengen in je levenservaring. Zonder dat zul je geen gelegenheid, staat of context hebben waarmee je een begrip van de waarheid over je verdorvenheid kunt bereiken. Het is iets goeds als je de dingen in je, al die aspecten die diep in je binnenste verborgen zitten en zo moeilijk herkenbaar en aan het licht te brengen zijn, leert kennen. Jezelf echt leren kennen is je beste kans om je manier van doen te verbeteren en een nieuw mens te worden; het is de beste kans voor je om nieuw leven te verwerven. Wanneer je jezelf eenmaal echt kent, zul je kunnen zien dat het echt kostbaar is als de waarheid je leven wordt en je zult dorstig worden naar de waarheid en de werkelijkheid binnengaan. Dat is zo fantastisch! Als je deze gelegenheid weet aan te grijpen en steeds als je faalt of valt serieus over jezelf nadenkt en echte kennis over jezelf verwerft, dan zul je midden in je negativiteit en zwakte in staat zijn weer op te staan. Als je deze drempel eenmaal over bent, zul je in staat zijn een grote stap vooruit te zetten en de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan(‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Ik was erg geroerd toen ik nadacht over Gods woorden, en de tranen stroomden me over de wangen. Ik voelde dat God niet had gezorgd voor zo’n omgeving, waarin mijn broeders en zusters me zo hard hadden gesnoeid en behandeld, om me te elimineren of opzettelijk te schande te maken. Omdat ik echt heel arrogant en koppig was, wilde God dit juist gebruiken als een soort kastijding om me wakker te schudden en me te dwingen om over mezelf na te denken en berouw te krijgen en te veranderen nu het nog kon. Dit was God die me redde. Toen ik dat besefte, voelde ik me echt bevrijd en begreep ik God niet langer verkeerd. Ik bad tot Hem en was bereid deze gelegenheid te gebruiken om over mezelf na te denken en mezelf te leren kennen.

Toen zocht ik enkele uitspraken van God op waarin Hij spreekt over de arrogante gezindheid van de mens. God zegt: “Als je echt de waarheid in je hebt, dan is het pad dat je begaat vanzelf het correcte pad. Zonder de waarheid is het makkelijk kwaad te doen, en doe je dat in weerwil van jezelf. Als je bijvoorbeeld arrogantie en verwaandheid in je had, zou je het onmogelijk vinden om God niet te trotseren. Je zou je gedwongen voelen om Hem te trotseren. Je zou het niet expres doen, je zou het doen omdat je arrogante en verwaande natuur over je heerst. Door je arrogantie en verwaandheid zul je op God neerkijken en Hem als onbelangrijk beschouwen, ze zouden je ertoe brengen jezelf te verheffen, jezelf voortdurend op de voorgrond te plaatsen en ten slotte op Gods plaats te gaan zitten en getuigenis af te leggen voor jezelf. Uiteindelijk zou je je eigen ideeën, gedachten en opvattingen veranderen tot waarheden die moeten worden aanbeden. Zie toch hoeveel kwaad wordt gedaan door mensen die in de greep zijn van hun arrogante en verwaande natuur!(‘Alleen door de waarheid na te streven kun je veranderingen in je gezindheid realiseren’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). “Arrogantie is de wortel van de verdorven gezindheid van de mens. Hoe arroganter mensen zijn, hoe groter het risico wordt dat ze zich tegen God verzetten. Hoe ernstig is dit probleem? Mensen met een arrogante gezindheid beschouwen niet alleen ieder ander als minder dan zij, maar het ergste is dat ze zelfs tegen God neerbuigend doen. Sommige mensen lijken misschien op het eerste gezicht in God te geloven en Hem te volgen, maar ze behandelen Hem absoluut niet als God. Ze hebben altijd het gevoel dat ze de waarheid in pacht hebben en vinden zichzelf geweldig. Dit is de essentie en de wortel van de arrogante gezindheid, en het komt bij Satan vandaan. Daarom moet het probleem van de arrogantie worden opgelost. Het gevoel hebben dat je beter bent dan anderen is triviaal. De kwestie waar het om draait is dat die arrogante gezindheid iemand ervan weerhoudt zich te onderwerpen aan God, Zijn bewind en Zijn regelingen; zo iemand voelt altijd de neiging met God te wedijveren om de macht over anderen. Dit soort persoon vereert God niet in de verste verte, laat staan dat hij God liefheeft of zich aan Hem onderwerpt(Gods communicatie). Terwijl ik Gods woorden las, voelde ik me bijzonder ontdaan en ongemakkelijk en een beetje bang. Ik zag in hoe ik volgens mijn arrogante gezindheid had geleefd, en niet alleen mensen had ingeperkt en gekwetst, en niet in staat was geweest om fatsoenlijk met hen om te gaan, maar dat er bovenal geen plaats voor God was geweest in mijn hart en dat ik Hem niet had vereerd. Ik was geneigd om elk moment slechte dingen te doen en me tegen Hem te verzetten. Sinds ik mijn plicht als leider deed, dacht ik dat ik kaliber had en in staat was om wat werk gedaan te krijgen. Ik had dus een heel hoge dunk van mezelf. Als ik samen met anderen werkte, dacht ik altijd dat ik boven hen stond. Ik commandeerde hen en perkte hen in. Toen mijn medewerkers iets anders suggereerden, zocht ik nooit naar de principes van de waarheid. Omdat ik ervaring en kijk op dingen had, dacht ik dat ik mensen kon dwingen om te doen wat ik zei. Het was alsof ik mijn standpunt had gezien als de waarheid, als de norm, zodat ieder ander me moest gehoorzamen. Het was nog beangstigender dat ik anderen zo had ingeperkt dat ze hun eigen standpunten niet meer durfden uit te drukken. Maar dat was ik me totaal niet bewust geweest, en ik dacht zelfs dat anderen het met me eens waren. Door mijn hoge dunk van mezelf en mijn capaciteiten had ik mezelf onbewust boven mijn zusters en broeders geplaatst, zodat ik zelfs een teamleider had vervangen zonder het met mijn medewerkers te bespreken. Toen de zuster dit ter sprake bracht, had ik het tegengesproken en gediscussieerd. Ik zag in dat ik echt heel erg arrogant was geweest. Ik had niet de minste eerbied of onderwerping voor God, noch had ik erbij stilgestaan of het goed was voor het werk van Gods huis. Ik had eenzijdig en eigenmachtig gehandeld overeenkomstig mijn arrogante gezindheid, het werk van Gods huis gehinderd en mijn broeders en zusters veel schade berokkend. Had ik zo mijn plicht vervuld? Nu ik erover nadenk, dacht ik dat ik verantwoordelijkheid nam in mijn werk, maar eigenlijk was ik een arrogante dictator die mijn eigen machtshonger probeerde te bevredigen. Ik deed slechte dingen en verzette me tegen God. Later vroeg ik me steeds weer af: hoe ik in staat was geweest tot zo’n tomeloze arrogantie dat ik een weg van slechtheid en verzet tegen God was ingeslagen. Pas toen ik nadacht over mezelf, besefte ik dat ik me zozeer had laten beheersen door satanisch vergif zoals: ‘Ik ben mijn eigen heer in de hemel en op aarde’ en ‘Zichzelf onderscheiden en eer brengen aan zijn voorouders’, dat ik het al sinds ik klein was leuk had gevonden om de baas te spelen over anderen, en dat ik bij alles wat ik deed, probeerde anderen naar me te laten luisteren, me te omringen en zich op mij te concentreren. Het was alsof het de enige manier was om te laten zien dat ik capabel was, en dat de enige waardevolle en zinvolle manier van leven was. Nu heb ik eindelijk ontdekt dat het komt doordat ik altijd volgens dit satanische vergif heb geleefd dat mijn arrogante natuur onbeheersbaar was geworden en dat ik had geleefd zonder het geringste beetje menselijkheid. Ik had niet alleen mensen vreselijk ingeperkt en gekwetst, maar ik had ook het werk van de kerk gehinderd. Pas toen besefte ik dat: ‘Ik ben mijn eigen heer in de hemel en op aarde’ en ‘Zichzelf onderscheiden en eer brengen aan zijn voorouders’, vergif van Satan en misvattingen zijn. Ze zijn absurd en boosaardig, en kunnen mensen verderven en beschadigen. Ik dacht altijd dat me superieur voelen en me door mensen laten omringen iets was om me in te koesteren. Toen zag ik ten slotte duidelijk in dat leven volgens dit satanische vergif was als leven als een geest. Niemand wilde dicht bij me komen. Ik ergerde andere mensen en God verachtte me nog meer. Dat waren de bittere vruchten van het leven volgens Satans vergif. Ik dacht aan hoe de aartsengel eerst heel erg arrogant was geweest, en had geprobeerd om alles in zijn greep te krijgen in een poging om op gelijke voet met God te staan. Ten slotte beledigde hij Gods gezindheid en werd hij door Hem vervloekt en neergesmeten in de lucht. Als ik mijn broeders en zusters zo arrogant inperkte en altijd vond dat anderen naar me moesten luisteren, was deze gezindheid van mij dan niet dezelfde als die van de aartsengel? Bij die gedachte besefte ik eindelijk hoe beangstigend het was om met een arrogante gezindheid te leven. Als God me niet deze omgeving had gegeven, zou ik zeker nog mijn plicht vervullen op basis van mijn arrogantie, en het is niet te zeggen hoeveel kwaad ik zou hebben gedaan. Uiteindelijk zou ik Gods gezindheid hebben beledigd en zijn gestraft. Toen ik dat had ingezien, bad ik tot God: “God, ik wil niet langer volgens een arrogante gezindheid in verzet tegen u leven. Ik wil de waarheid zoeken om mijn arrogantie te verhelpen en oprecht berouw tonen aan u.”

Ik las een passage uit Gods woorden waarin staat: “Een arrogante natuur maakt je koppig. Wanneer mensen zo’n koppige gezindheid hebben, zijn ze dan niet geneigd weerspannig te zijn? Hoe moet je die weerspannigheid van je dan overwinnen? Wanneer je een idee hebt, kom je daarmee voor de dag en zeg je wat je denkt en gelooft over deze zaak, en dan communiceer je erover met iedereen. Om te beginnen kun je licht werpen op jouw standpunt en de waarheid zoeken; dit is de eerste stap om in praktijk te brengen om die weerspannige gezindheid te overwinnen. De tweede stap volgt wanneer anderen een andere mening ventileren – wat voor aanpak kun je dan inzetten om te voorkomen dat je weerspannig wordt? Om te beginnen moet je nederig zijn, datgene wat jij als juist beschouwt opzij zetten, en iedereen de kans geven om te communiceren. Ook al geloof je dat jouw aanpak de juiste is, je moet er niet op blijven hameren. Dat is om te beginnen al een soort vooruitgang; daar spreekt een houding uit dat je de waarheid zoekt, jezelf verloochent en Gods wil vervult. Zodra je eenmaal die houding hebt en tegelijkertijd niet vasthoudt aan je eigen mening, bid je. Aangezien jij het onderscheid tussen goed en kwaad niet kent, laat je God onthullen en je vertellen wat het beste, meest gepaste is om te doen. Terwijl iedereen meedoet aan de communicatie, brengt de Heilige Geest jullie allen verlichting(Gods communicatie). In Gods woorden vond ik een weg om te praktiseren. Welke situatie ik ook tegenkom, ik zal eerbied en onderwerping voor God behouden. Eerst moet ik tot God bidden en de waarheid zoeken, en dan mijn ideeën voorleggen aan mijn broeders en zusters, zodat we allemaal samen kunnen zoeken en communiceren. Zelfs als ik denk dat ik gelijk heb, moet ik mezelf bewust verloochenen en verzaken, meer naar de mening van mijn broeders en zusters luisteren, en zien wat het meest overeenstemt met de waarheid en wat goed is voor het werk van de kerk. Later, tijdens een bijeenkomst, sprak ik openhartig tegen mijn broeders en zusters over mijn verdorvenheid, en bood hun mijn excuses aan omdat ik ze had gekwetst en ingeperkt. Ze deden er niet moeilijk over. Ze spraken allemaal openhartig en communiceerden met me, en ik voelde dat er een zware last van me af viel. Tijdens werkbesprekingen, vroeg ik de anderen daarna actief om hun standpunten uit te drukken, en als er verschillende suggesties ter sprake kwamen, zochten en communiceerden we samen tot we tot overeenstemming kwamen. Geleidelijk voelden mijn broeders en zusters zich niet meer ingeperkt door mij, en de sfeer in onze samenwerking werd veel harmonieuzer.

Op een dag sprak ik over het werk met een zuster die me was toegewezen. Ze zei dat ze een brief aan de leiders had geschreven over enkele problemen in de kerk, om ze te vertellen over de moeilijkheden die we hadden in onze plichten en hoe we die ervoeren. Op dat moment stak mijn arrogante gezindheid weer haar lelijke kop op. Ik dacht: dat we erover gepraat hebben tijdens onze recente bijeenkomsten is genoeg. Een brief schrijven is niet nodig. Toen ik op het punt stond haar de les te lezen, herinnerde ik me hoe ongelooflijk arrogant ik was geweest in het verleden. Ik wilde altijd dat anderen bij alles naar me luisterden, zodat al mijn broeders en zusters zich ingeperkt voelden door mij, en ik leefde helemaal geen menselijke gelijkenis na. Ik bad in stilte tot God en keerde mezelf de rug toe, omdat ik niet meer wilde leven volgens mijn arrogante gezindheid. Ik moest de waarheid praktiseren. Daarna, besefte ik hoe geweldig het was dat deze zuster de verantwoordelijkheid nam om met onze leiders over het werk te communiceren, en dat ik haar niet moest tegenhouden. Ik moest haar helpen om een goede brief te schrijven. Toen ik dat eenmaal besefte, werd mijn toon milder, en kon ik geduldig met haar communiceren over de problemen in ons werk en meer naar haar ideeën luisteren. Op sommige punten vond ik dat ze er een beetje naast zat, maar ik zag ervan af om blindelings een oordeel te vellen. Ik dacht dat ik het moest onderzoeken voor ik iets zei. Toen ontdekte ik dat ze dingen had gezegd waar ik nog nooit aan had gedacht. Ik schaamde me een beetje. Ik zag in hoe ongelooflijk arrogant ik was geweest, en de broeders en zusters altijd had verstikt, zodat ze niet meer hun eigen rol konden spelen in hun plichten. In feite hadden ze allemaal sterke punten. Als zij er niet waren geweest om met me samen te werken, had ik de plichten nooit allemaal in mijn eentje kunnen vervullen. Daarna stelden we samen een overzicht van de problemen op, en nadat we de puntjes op de i hadden gezet, stuurden we de brief op. Als mij arrogante natuur zich daarna weer liet zien bij het uitvoeren van onze plichten, bad ik bewust tot God en verzaakte ik mezelf. Ik sprak en communiceerde meer met anderen. Onze samenwerking ging veel beter, en ik voelde me bijzonder op mijn gemak en opgelucht. Ik vond dat het echt geweldig was om zo mijn plicht te doen. Dat zo’n arrogant iemand als ik een beetje veranderde kwam echt doordat ik het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden had ervaren.

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Vaarwel, allemansvriend!

Voordat ik in God geloofde, dacht ik altijd dat allemansvrienden geweldig waren. Ze hadden een zachtaardige gezindheid, werden nooit...

De bevrijding van het hart

Almachtige God zegt: “Het werk dat God doet in dit tijdperk is voornamelijk het voorzien in de woorden voor het leven van de mens, de...