De jeugd zonder spijt
“Liefde is pure emotie, zo zuiver zonder smet. Gebruik je hart, gebruik je hart, zorg, voel en heb lief. Liefde is zonder eisen, geen obstakels of afstand. […] Liefde kent geen argwaan, geen sluwheid of bedrog. Gebruik je hart, gebruik je hart, zorg, voel en heb lief. Liefde kent geen afstand en niets dat niet puur is” (‘Pure liefde is zonder smet’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Dit lied van Gods woord heeft me een keer geholpen om de pijn van een lang en moeitevol gevangenisleven te kunnen doorstaan, een gevangenisleven wat 7 jaar en 4 maanden heeft geduurd. Hoewel de CCP-regering me de mooiste jaren van mijn jeugd heeft afgenomen, heb ik de meest waardevolle en echte waarheid van Almachtige God verkregen en daarom klaag ik niet en heb ik geen spijt.
In 1996 accepteerde ik de redding van Almachtige God in de laatste dagen. Door Gods woorden te lezen en samen te komen in gemeenschap, heb ik vastgesteld dat alles wat God gezegd heeft waarheid is, die volledig tegengesteld is aan alle kennis en theorieën van deze kwaadaardige wereld. Het woord van Almachtige God is de hoogste stelregel voor het leven. Wat me nog opgetogener deed zijn, was dat ik eenvoudig en open kon zijn en vrijuit over alles kon praten met de broeders en zusters. Ik voelde geen enkele noodzaak om mezelf te beschermen tegen kritiek of tegen het overtroefd worden door mensen als ik met hen omging. Ik voelde een troost en geluk die ik nog nooit eerder had gevoeld; ik vond dit een erg fijne familie. Het duurde echter niet lang voordat ik hoorde dat het land mensen niet toestond in Almachtige God te geloven. Ik was hierdoor volledig uit het veld geslagen, omdat Zijn woord mensen in staat stelt God te aanbidden en het juiste pad van het leven te bewandelen; het stelt mensen in staat om eerlijk te zijn. Als iedereen in Almachtige God zou geloven, zou de hele wereld vrede hebben. Ik begreep het echt niet: geloven in God was de meest rechtvaardige onderneming; waarom wilde de CCP-regering het geloven in Almachtige God dan vervolgen en zich daartegen verzetten, in zo’n mate dat ze zelfs Zijn gelovigen zouden arresteren? Ik dacht: hoe de CCP-regering ons ook vervolgt of hoezeer de sociale publieke opinie ons ook veroordeelt, ik heb voor mezelf besloten dat dit het juiste pad van het leven is en ik zal het gewis bewandelen tot het einde toe!
Hierna begon ik mijn plicht in de kerk om boeken van Gods woord te verspreiden, te vervullen. Ik wist dat het vervullen van deze plicht in dit land dat zich verzette tegen God erg gevaarlijk was en dat ik op elk moment kon worden gearresteerd. Maar ik wist ook dat als onderdeel van de hele schepping, het mijn roeping in het leven was om alles te geven voor God en mijn plicht te vervullen; het was een verantwoordelijkheid waaraan ik me niet kon onttrekken. Net toen ik ermee begon vertrouwd te raken om met God samen te werken, werd ik op een dag in september 2003, toen ik op weg was om enkele broeders en zusters boeken over Gods woord te geven, gearresteerd door mensen van het Nationale Veiligheidsbureau van de stad.
Bij het Nationale Veiligheidsbureau werd ik steeds opnieuw ondervraagd en ik wist niet hoe ik moest reageren. Ik riep indringend tot God: “O Almachtige God, ik vraag u om mij uw wijsheid te geven. Geef mij de woorden die ik moet spreken, zodat ik u niet zal verraden en ik over u kan getuigen.” In die tijd riep ik dagelijks tot God. Ik durfde God niet te verlaten, ik vroeg God alleen om mij te voorzien van inzicht en wijsheid, zodat ik in staat zou zijn om met de kwaadaardige politie om te gaan. Prijs God dat hij over mij waakte en mij beschermde; elke keer dat ik werd verhoord, moest ik overgeven of ik had onophoudelijk de hik en kon niet praten. Toen ik Gods wonderbaarlijke werk zag, werd ik vastbesloten: deins niet terug! Ze kunnen mijn hoofd nemen, ze kunnen mijn leven nemen, maar met geen mogelijkheid zullen ze het voor elkaar krijgen dat ik God zou verraden vandaag! Toen ik mij vast voornam dat ik liever mijn leven riskeerde dan God zou verraden als Judas, gaf God me in elk opzicht zijn goedkeuring: elke keer dat ik werd ondervraagd, beschermde God me en stelde me in staat om kalm door de kwelling heen te komen. Hoewel ik niets zei, beschuldigde de CCP-regering mij ervan “een Xie Jiao organisatie te gebruiken om de uitvoering van de wet te vernietigen” en veroordeelde mij tot 9 jaar gevangenisstraf! Toen ik de uitspraak van de rechtbank hoorde, was ik niet bedroefd dankzij Gods bescherming en ik was ook niet bang voor hen; eerder verachtte ik hen. Toen die mensen de straf uitspraken, zei ik zacht: “Dit is een bewijs dat de CCP-regering zich verzet tegen God!” Later kwamen de openbare veiligheidsagenten om me te bespioneren in hoe mijn houding was en ik zei kalm tegen hen: “Wat is negen jaar? Wanneer de tijd komt dat ik vrijkom, zal ik nog steeds lid zijn van de kerk van Almachtige God. Als je me niet gelooft, wacht maar af en je zult het zien! Maar je moet onthouden dat deze zaak ooit in jullie handen was!” Mijn houding verbaasde hen zeer. Ze staken hun duimen op en zeiden herhaaldelijk: “Hoe bewonderenswaardig! Hoe bewonderenswaardig! Je bent meer zuster Jiang dan ze zelf is! Wanneer het moment daar is dat je vrijkomt, komen we weer bij elkaar en word je uitgenodigd!” Toen voelde ik dat God de eer kreeg en mijn hart was dankbaar. In het jaar toen ik werd veroordeeld, was ik nog maar 31 jaar oud.
De gevangenissen van China zijn een hel op aarde en het langdurige gevangenisleven maakte dat ik de ware onmenselijkheid van Satan en zijn duivels wezen dat een vijand van God is geworden, heel nauwkeurig zie. De politie van China leeft de rechtsorde niet na, maar volgt eerder de orde van het kwaad. De politie gaat in de gevangenis niet zelf met de mensen om, maar zij zet de gevangenen aan tot geweld om zo de andere gevangenen aan te pakken. De kwaadaardige politie gebruikt ook allerlei methoden om de gedachten van mensen in te perken; zo moet elke persoon die binnenkomt hetzelfde uniform voor gevangenen dragen met een speciaal serienummer; ze moeten hun haar knippen volgens de eisen van de gevangenis; ze moeten door de gevangenis goedgekeurde schoenen dragen; ze moeten lopen op door de gevangenis toegestane looppaden en ze moeten marcheren in een door de gevangenis bepaald tempo. Ongeacht of het nu lente, zomer, herfst of winter is, of het nu regent of dat de zon schijnt, of dat het een bitterkoude dag is, alle gevangenen moeten doen wat hun gecommandeerd wordt, zonder enige keuzevrijheid. Elke dag moesten we minstens vijftien keer verzamelen om de aantallen te controleren en om de CCP-regering minstens vijf keer lof toe te zingen. We hadden ook politieke taken, dat wil zeggen, ze lieten ons gevangeniswetten en de grondwet studeren en ze lieten ons elke zes maanden een examen afleggen. Het doel hiervan was om ons te hersenspoelen. Ze toetsten ook willekeurig onze kennis van de disciplines en regels van de gevangenis. De gevangenispolitie vervolgde ons niet alleen geestelijk, ze verwoestten ons ook fysiek op een totaal onmenselijke wijze: ik moest meer dan tien uur per dag hard werken, samengeperst met honderden andere mensen in een smal fabrieksgebouw waar we handmatig werk moesten doen. Omdat er zoveel mensen in zo’n kleine ruimte waren en omdat overal er het razend lawaai van machines was, zou iedereen, hoe gezond hij ook was, ernstig lichamelijk letsel oplopen als ze er een tijd verbleven. Achter me was een oogslagmachine en elke dag sloeg die onophoudelijk oogjes uit. Het ratelend geluid wat die machine maakte, was ondraaglijk en na een paar jaar liep ik ernstig gehoorverlies op. Zelfs tot op de dag van vandaag ben ik daarvan niet hersteld. Wat nog schadelijker voor mensen was, was het stof en de vervuiling in de fabriek. Na te zijn onderzocht, bleken veel mensen tuberculose en faryngitis te hebben opgelopen. Bovendien was het vanwege lange perioden van zitten en handmatig werk onmogelijk om zich te verplaatsen en veel mensen kregen ernstige aambeien. De CCP-regering behandelde gevangenen als machines die worden gebruikt om geld te verdienen; het maakte hen niets uit of iemand nu leefde of stierf. Ze dwongen mensen te werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ik was vaak zo uitgeput dat ik fysiek niet verder kon. En dat niet alleen, ik had ook te maken met allerlei willekeurige examens bovenop mijn wekelijkse politieke taken, handmatige arbeid, publieke taken, enz. Daarom leefde ik elke dag in een toestand van intense angst; mijn mentale toestand werd voortdurend opgerekt en ik was buitengewoon nerveus dat ik niet de achterstand zou kunnen inhalen als ik zelfs maar een klein beetje onnadenkend zou zijn en daarom zou worden gestraft door de gevangenispolitie. In zo’n soort omgeving was het niet eenvoudig om de dag heelhuids door te komen.
Aan het begin van het uitzitten van mijn straf, kon ik niet omgaan met dit wrede, kapotmakende gedrag van de gevangenispolitie. Allerlei zwaar handmatige werk en ideologische druk maakten het leven vreselijk zwaar, om nog maar te zwijgen van het feit dat ik op allerlei gebied met de gevangenen moest omgaan. Ik moest ook de mishandeling en beledigingen van de duivelse gevangenispolitie en de gevangenen verdragen. … Ik werd vaak vervolgd en bevond me vaak in moeilijke situaties. Meerdere keren zonk ik weg in wanhoop. Vooral als ik dacht aan de lengte van mijn negen jaar straf, voelde ik een uitbarsting van verlaten hulpeloosheid en ik heb ik weet niet hoeveel gehuild. Ik kwam zelfs op het punt dat ik dacht aan zelfmoord om mezelf te bevrijden van de pijn waarin ik verkeerde. Telkens als ik in overweldigend verdriet neerzonk en mezelf niet meer kon goedhouden, bad ik dringend tot God. Dan riep ik Hem aan en God verlichtte me en leidde me: “Je kunt nog niet sterven. Je moet je vuisten ballen en resoluut door blijven leven. Je moet een leven voor God leven. Wanneer mensen de waarheid in zich hebben, bezitten ze dit voornemen en wensen nooit meer te sterven. Wanneer de dood je bedreigt, zul je zeggen: ‘Oh God, ik ben niet bereid te sterven, ik ken u nog steeds niet. Ik heb nog steeds uw liefde niet terugbetaald. Ik mag alleen sterven nadat ik u goed heb leren kennen.’ […] Als je Gods bedoeling niet begrijpt en slechts je eigen lijden herkauwt, dan hoe meer je er aan denkt, hoe angstiger je je voelt, en dan kom je in de problemen en begin je te lijden onder de marteling van de dood. Als je de waarheid begrijpt, zul je zeggen: ‘Ik heb de waarheid nog niet verkregen. Ik moet me op de juiste wijze voor God uitputten. Ik moet goed getuigenis afleggen van God. Ik moet Gods liefde terugbetalen. Daarna maakt het niet uit hoe ik sterf. Dan zal ik een bevredigend leven hebben geleefd. Ongeacht wie er nu sterft, ik zal nu niet sterven. Ik moet volhardend doorgaan met leven’” (‘Alleen door de waarheid na te streven kun je veranderingen in je gezindheid realiseren’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden waren als de zachte en milde aanblik van mijn moeder die mijn eenzame hart kalmeerde. Ze waren ook als mijn vader die beide handen gebruikte om de tranen van mijn gezicht hartelijk en zachtjes af te vegen. Meteen vloeide een warme stroom en kracht door mijn hart. Hoewel ik fysiek leed in de donkere gevangenis, was poging tot zelfmoord niet de wil van God. Ik zou niet van God kunnen getuigen en zou ook het voorwerp van Satans spot worden. Het zou een getuigenis zijn als ik na negen jaar levend uit deze demonische gevangenis zou komen. Gods woorden gaven me de moed om door te gaan met mijn leven en ik nam me voor in mijn hart dat ik, ongeacht welke moeilijkheden mij ook te wachten stonden, ik er alles aan zou doen om te blijven leven. Ik zal moedig en sterk leven en zal stellig getuigen en zo God behagen.
Jarenlange overbelasting veroorzaakte dat mijn lichaam geleidelijk aan verzwakte. Heel lang achter elkaar zitten in de fabriek veroorzaakte dat ik hevig begon te zweten en mijn aambeien bloedden toen ze een ernstige vorm aangenomen hadden. Vanwege mijn ernstige bloedarmoede, voelde ik me vaak duizelig. Maar in de gevangenis is het niet eenvoudig om naar de dokter te gaan. Als de gevangenispolitie goed gehumeurd was, gaven ze me wat goedkope medicijnen. Als ze niet goed gehumeurd waren, zeiden ze dat ik mijn ziekzijn verzon om maar niet te hoeven te werken. Ik moest de foltering van deze kwaal verduren en mijn tranen inhouden. Na een dag werken was ik helemaal uitgeput. Ik sleepte mijn uitgeputte lichaam naar mijn gevangeniscel en wilde wat rust nemen, maar ik had niet de kracht om ook maar een klein beetje ononderbroken slaap te krijgen: ofwel de gevangenispolitie riep me midden in de nacht om iets te doen, of ik werd gewekt door het lawaai van de gevangenispolitie die aan het rommelen was. … Ze speelden vaak een spelletje met me en ik leed verschrikkelijk. Bovendien moest ik onmenselijke behandeling door de gevangenispolitie verdragen. Ik was als een vluchteling die op de vloer of in de gangen of zelfs naast het toilet sliep. De kleren die ik had gewassen, waren niet droog, maar werden bij de kleren van de andere gevangen gepropt om te drogen. Het wassen van kleding in de winter was buitengewoon frustrerend en veel mensen ontwikkelden artritis vanwege het langdurig dragen van vochtige kleding. In de gevangenis duurde het niet lang voordat gezonde mensen mat en traag van begrip werden, fysiek verzwakten of door ziekte werden geteisterd. We aten vaak oude, gedroogde groentebladeren van buiten het seizoen. Als je iets beters wilde eten, moest je duur voedsel van de gevangenis kopen. Hoewel mensen in de gevangenis de rechten moesten studeren, was er daar geen recht; de gevangenispolitie was de wet en als iemand tegen hen inging, konden ze een reden vinden om je te straffen – dat ging zo ver dat ze je zelfs zonder enige reden konden straffen. Nog afschuwelijker was dat ze gelovigen van Almachtige God beschouwden als politieke misdadigers en zeiden dat onze misdaden ernstiger waren dan moord en brandstichting. Daarom haatten ze me in het bijzonder en stond ik onder streng toezicht en vervolgden ze mij bitter. Dit soort kwaadaardig gedrag is een sluitend bewijs van het perverse gedrag van de CCP, van verzet tegen de hemel en vijandschap tegen God! Nadat ik de wrede marteling van de gevangenis had doorstaan, werd mijn hart vaak vervuld met rechtvaardige toorn: welke wet wordt met het geloven in God en het aanbidden van God overtreden? Wat voor misdaad is het om God te volgen en het juiste pad van het leven te bewandelen? Mensen zijn geschapen door Gods handen en geloven in God en God aanbidden is de wet van hemel en aarde; welke reden heeft de CCP-regering om dit met geweld tegen te gaan en te vervolgen? Het is duidelijk haar obstinaat gedrag en verzet tegen de hemel; in elk aspect plaatst zij zichzelf tegenover God; ze bestempelt de gelovigen van Almachtige God als reactionairen, vervolgt ons zwaar en verwoest ons. Het probeert in één klap alle gelovigen van Almachtige God uit te schakelen. Is dit niet zwart in wit veranderen en hartgrondig reactionair zijn? Het verzet zich heftig tegen de hemel en is vijandig tegenover God; uiteindelijk moet het Gods rechtvaardige straf ondergaan! Overal waar verdorvenheid is, moet er oordeel zijn; overal waar zonde is, moet er straf zijn. Dit is Gods verkozen wet van de hemel, niemand kan eraan ontkomen. De kwade misdaden van de CCP-regering zijn hemelhoog en ze zullen Gods vernietiging ondergaan. Precies zoals God zei: “God verafschuwt deze duistere maatschappij al lang tot op Zijn botten. Hij knarst Zijn tanden, hunkerend om Zijn voeten te zetten op deze slechte, verschrikkelijke oude slang, opdat hij nooit meer op mag staan en de mens nooit meer kwaad zal doen; Hij zal geen pardon hebben met zijn vroegere daden, Hij zal zijn misleiding van de mens niet tolereren, Hij zal afrekenen met elke zonde die hij door de eeuwen heen heeft begaan; God zal geenszins mild zijn jegens deze aanvoerder van al het kwaad,[1] Hij zal hem volkomen vernietigen” (Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (8)).
In deze demonische gevangenis was ik minder dan een verdwaalde hond in de ogen van deze kwaadaardige politie. Ze sloegen en scholden me niet alleen, deze kwaadaardige politie viel ook regelmatig plotseling binnen en gooiden dan mijn bed en persoonlijke bezittingen overhoop. En elke keer als er in de buitenwereld iets van rellen plaatsvonden, pikten de mensen in de gevangenis die verantwoordelijk zijn voor politieke zaken mij eruit en verhoorden mij over mijn standpunten met betrekking tot deze gebeurtenissen en ondervroegen ze mij op een vijandige manier waarom ik op het pad van het geloven van God liep. Telkens als ik met dit soort verhoren geconfronteerd werd, klopte mijn hart in mijn keel, omdat ik niet wist welke kwade opzet ze voor mij in gedachten hadden. Mijn hart bad dan altijd indringend tot God en huilde om hulp en leiding om door deze crisis heen te komen. Dag na dag, jaar na jaar, kwelde het misbruik, de uitbuiting en onderdrukking me met onuitsprekelijk lijden: elke dag werd ik overladen met handmatige arbeid en saaie, vervelende politieke verantwoordelijkheden. Ik werd ook gekweld door mijn aandoening en bovendien was ik psychisch depressief. Het bracht me op de rand van instorten. Vooral toen ik middenin de nacht een vrouw van middelbare leeftijd zichzelf zag ophangen aan het raam omdat ze de onmenselijke marteling van de kwaadaardige politie niet kon verdragen en een andere oudere vrouwelijke gevangene zag sterven aan een ziekte waarvoor ze te laat behandeld werd, zakte ik weg in dezelfde verstikkende nood en begon opnieuw zelfmoord te overwegen. Ik voelde dat de dood de beste vorm van verlichting was. Maar ik wist dat ik daarmee God zou verraden en dat kon ik niet doen. Ik had geen andere keus dan alle pijn te verdragen en me aan Gods ordeningen te onderwerpen. Maar zodra ik dacht aan mijn lange straftijd en bedacht hoe ver ik weg was van het verkrijgen van vrijheid, voelde ik dat geen woorden mijn pijn en wanhoop konden beschrijven; ik voelde dat ik dit niet kon blijven verdragen en dat ik niet wist hoe lang ik nog zou kunnen volhouden. Hoe vaak was het niet dat ik niets anders kon doen in het holst van de nacht dan de quilt over me heen trekken en huilen, bidden en smeken tot Almachtige God en Hem vertellen over alle pijn die mijn gedachten vervulden. Als mijn pijn en hulpeloosheid op het ergst was, bedacht ik: ik lijd vandaag, zodat ik mezelf kan afscheiden van verdorvenheid en Gods redding kan ontvangen. Dit zijn de ontberingen die ik behoor te lijden en die ik moet lijden. Zodra ik hierover nadacht, voelde ik me niet meer verbitterd; ik voelde eerder dat de gedwongen gevangenschap vanwege mijn geloof in God en het lijden van ontberingen om verlossing te zoeken van de grootste waarde en betekenis was; dit lijden was zeer waardevol! Onbewust veranderde de angst van mijn hart in vreugde en ik kon mijn emoties niet beheersen. Ik begon een lied te neuriën over een ervaring die ik in mijn hart kende, ‘We hebben het geluk dat we Gods komst meemaken’: “We hebben het geluk dat we Gods komst meemaken. We horen Zijn stem. We hebben het geluk dat we Gods komst meemaken. We wonen het feestmaal van het Lam bij. We kennen de vleesgeworden Almachtige God. We zien Zijn wonderbaarlijke daden. We begrijpen het mysterie van het menselijk leven. De woorden van Almachtige God zijn de allerkostbaarste. […] Wie kan er gezegender zijn? Wie kan er meer geluk hebben? God verleent ons de waarheid en het leven. We moeten leven voor God. We moeten leven voor God. We moeten leven voor God. We verwerven de waarheid en getuigen van God om Hem Zijn liefde te vergoeden” (‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). Ik herhaalde het lied in mijn hart en hoe meer ik zong in mijn hart, hoe meer ik werd bemoedigd. Hoe meer ik zong, hoe meer ik voelde dat ik kracht en vreugde had. Ik kon het niet nalaten een eed af te leggen in Gods tegenwoordigheid: “O Almachtige God, ik dank u voor uw troost en bemoediging die ertoe hebben geleid dat ik opnieuw het geloof en de moed heb om door te gaan met leven. U hebt me gegeven dat ik voelde dat u inderdaad de Heer van mijn leven bent en dat u de kracht van mijn leven bent. Hoewel ik gevangen zit in dit helse gat, ben ik niet alleen, omdat u altijd bij mij bent geweest tijdens deze donkere dagen; u hebt me steeds weer geloof gegeven en hebt mij de motivatie gegeven om door te gaan. O God, als ik hier op een dag uit kan komen en in vrijheid kan leven, dan zal ik mijn plichten vervullen en zal ik niet langer uw hart verwonden en ook geen plannen voor mezelf maken. O God, ongeacht hoe moeilijk of zwaar de komende dagen ook zijn, ik ben bereid om op u te vertrouwen om met kracht te blijven leven!”
In de gevangenis herinnerde ik me regelmatig de dagen met mijn broeders en zusters; dat was zo’n mooie tijd! Iedereen juichte en lachte. We hadden ook meningsverschillen, maar die werden allemaal goede herinneringen. Maar elke keer dat ik nadacht over de keren dat ik mijn plichten in het verleden slechts oppervlakkig vervulde, voelde ik me heel erg schuldig en tekortgeschoten. Ik dacht aan de meningsverschillen die ik had met de broeders en zusters vanwege mijn arrogante gezindheid; ik voelde me heel erg ongemakkelijk en berouwvol. Telkens als dit gebeurde, barstte ik in tranen uit en zong ik stilletjes een bekend lied in mijn hart: “Ik geloofde al vele jaren in God, maar ik heb mijn plicht nooit naar behoren verricht, en ik voel diepe spijt in mijn hart. Ik heb zoveel van Gods liefde mogen genieten, maar heb nooit iets teruggegeven. God heeft me zoveel kansen gegeven om te praktiseren, maar die heb ik allemaal op een slordige manier benaderd, en in plaats daarvan was ik alleen maar bezig om naar aanzien, roem en fortuin te streven en maakte ik plannen voor mijn toekomstige bestemming. Ik ben heel rebels en onbeschaamd. Ik heb heel veel kostbare tijd verspild. […] Ik ben vol wroeging – waarom merkte ik niet op dat Gods gezindheid rechtvaardig is? Ik weet niet of mijn berouw te laat is gekomen. Ik ben vol wroeging. Ik weet niet of God me nog een kans zal geven. Ik ben vol wroeging” (‘Ik ben vol wroeging’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’). In mijn pijn en zelfverwijt bad ik vaak tot God in mijn hart: O God! Ik heb u teveel tekort gedaan; als u me ertoe in staat stelt, ben ik bereid om ernaar te streven om van u te houden. Als ik uit de gevangenis kom, zal ik nog steeds bereid zijn om mijn plichten te vervullen en zal ik bereid zijn om opnieuw te beginnen! Ik zal mijn tekortkomingen van het verleden goedmaken! Tijdens mijn tijd in de gevangenis heb ik vooral die broeders en zusters gemist met wie ik ‘s ochtends en ‘s avonds contact had; ik wilde ze echt zien, maar in deze demonische gevangenis waarin ik gevangen zat, was deze wens een onmogelijk verzoek. Ik zag deze broeders en zusters echter vaak in mijn dromen; ik droomde dat we samen het woord van God aan het lezen waren en de waarheid met elkaar bespraken. We waren gelukkig en opgewekt.
Tijdens de grote aardbeving in Wenchuan in 2008, schudde de gevangenis waarin we waren opgesloten, hevig en ik was de laatste persoon die de locatie verliet. In die dagen waren er voortdurend naschokken. Zowel de gevangenen als de politie van de gevangenis waren zo ongerust en angstig dat ze niets meer konden doen. Maar mijn hart was op een bijzondere manier onverstoorbaar en standvastig, omdat ik wist dat dit wat plaatsvond het woord van God was; Gods brandende toorn was gekomen. Tijdens die aardbeving, die maar eens in de honderd jaar voorkomt, beschermde Gods woord steeds mijn hart. Ik geloof dat het leven en de dood van de mens allemaal in Gods hand zijn. Ongeacht hoe God het doet, ben ik bereid me te onderwerpen aan de ordeningen van God. Het enige dat me echter verdrietig maakte, was dat als ik stierf, ik niet langer de gelegenheid zou hebben om mijn plicht jegens de Heer der scheppingen na te komen. Ik zou niet langer de gelegenheid hebben om Gods liefde terug te betalen en ik zou mijn broeders en zusters niet kunnen zien. Toch was mijn angst overbodig; God was altijd bij me en gaf me de beste bescherming, waardoor ik de aardbeving kon overleven en ik deze tijd vredig door kon komen!
In januari 2011 werd ik vervroegd vrijgelaten, waardoor er eindelijk een einde kwam aan mijn leven van slavernij in de gevangenis. Mijn hart was buitengewoon opgewonden toen ik mijn vrijheid herkreeg: ik kan terugkeren naar de kerk! Ik kan bij mijn broeders en zusters zijn! Woorden konden mijn emotionele gemoedstoestand niet beschrijven. Wat ik niet had verwacht, was dat mijn dochter me bij mijn thuiskomst niet herkende en mijn familie en vrienden me met een eigenaardige blik aankeken; ze distantieerden zich allemaal heel erg van mij en wilden geen interactie met mij hebben. De mensen om me heen begrepen me niet of ontvingen me niet in hun midden. Hoewel ik niet in de gevangenis was en mishandeld en gemarteld werd, toch maakten de kille blikken, de spottende opmerkingen en het in de steek gelaten worden deze tijd moeilijk om te dragen. Ik werd zwak en negatief. Ik kon het niet laten om terug te kijken op de tijd die achter me lag: toen het incident gebeurde, was ik nog maar eenendertig jaar oud; toen ik uit de gevangenis kwam, waren acht winters en zeven zomers verstreken. Hoe vaak had God in mijn eenzaamheid en hulpeloosheid niet mensen, zaken en dingen geordend om mij te helpen. Hoe vaak hadden Gods woorden mij niet getroost in mijn pijn en wanhoop. Hoe vaak heeft God me niet kracht gegeven om, als ik wilde sterven, de moed te hebben om te blijven leven. … Gedurende al die lange en pijnlijke jaren was het God die me stap voor stap uit het dal van de schaduw van de dood leidde om vastberaden door te gaan met leven. Nu ik echter met deze tegenspoed geconfronteerd werd, werd ik negatief en zwak en bedroefde God. Ik was echt een laffe en incompetente persoon die de hand had gebeten die me te eten gaf! Toen ik hierover nadacht, was mijn hart scherp veroordeeld; ik kon niet anders dan denken aan de eed die ik aan God heb afgelegd toen ik in de gevangenis zat: “Als ik hier op een dag uit kan komen en in vrijheid kan leven, dan zal ik nog steeds mijn plichten vervullen. Ik wil niet Gods hart opnieuw verwonden en ik zal niet langer plannen voor mezelf maken!” Ik dacht na over deze eed en overwoog de omstandigheid waarin ik verkeerde toen ik de eed aan God aflegde. Tranen vertroebelden mijn zicht en ik zong langzaam een lied van Gods woord: “Ik ben zelf bereid om God te zoeken en te volgen. God wil me verlaten, maar ik wil Hem nog steeds volgen. Of Hij me nu wil of niet, ik blijf Hem liefhebben en uiteindelijk zal ik Hem winnen. Ik geef mijn hart aan God. Wat Hij ook doet, ik zal Hem mijn hele leven volgen. Wat er ook gebeurt, ik moet God liefhebben en ik zal Hem winnen. Ik zal niet rusten totdat ik Hem heb gewonnen” (‘Ik ben vastbesloten om God lief te hebben’ in ‘Volg het Lam en zing een nieuw lied’).
Na een tijd van geestelijke toewijdingen en aanpassing, kwam ik spoedig uit mijn negativiteit onder de verlichting van God en wijdde ik mezelf weer volledig aan het vervullen van mijn plichten.
Ook al heb ik de beste jaren van mijn jeugd doorgebracht in de gevangenis; leed ik gedurende deze zeven jaar en vier maanden ontberingen vanwege mijn geloof in God, toch klaag ik niet en heb er geen spijt van, want ik begrijp iets van de waarheid en heb Gods liefde ervaren. Ik voel dat mijn lijden betekenis en waarde heeft; dit is een uitzondering die God voor mij gemaakt heeft met betrekking tot de verhoging en genade; dit is mijn eenzijdigheid! Zelfs als mijn familieleden en vrienden me niet begrijpen en zelfs als mijn dochter mij niet kent, kan geen persoon, materie of ding me scheiden van mijn relatie met God; zelfs als ik sterf, kan ik God niet verlaten. Pure Love Without Blemish is het lied dat ik in de gevangenis het liefst zong; nu wil ik mijn echte daden gebruiken om de meest zuivere liefde aan God aan te bieden!
Voetnoten:
1. “Aanvoerder van al het kwaad” verwijst naar de oude duivel. Deze uitdrukking geeft extreme afkeur aan.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.