Jaloezie knaagt aan je botten

26 oktober 2022

Door Su Wan, China

In november 2020 werd ik als teamleider gekozen – ik was zo blij. Omdat ik als teamleider was gekozen, had ik het gevoel dat ik de waarheid begreep, dat ik het leven beter binnen kon gaan dan anderen. Ik wilde mijn plicht goed doen, zodat iedereen een hoge dunk van mij zou hebben. Na een tijdje ging ik een beetje vooruit en zeiden de broeders en zusters dat mijn communicatie helder was en dat ik sommige problemen op kon lossen. Door deze complimenten was ik erg in mijn schik met mezelf. Maar een maand later veranderde alles door de komst van zuster Yu. Ze was al eerder leider geweest, haar communicaties waren een openbaring en ze had een goed kaliber en werkte bekwaam. Toen ze er net was, zag ze enkele problemen in ons werk en vond snel Gods woorden om over dingen te communiceren. Na een tijdje viel het me op dat de broeders en zusters haar opzochten voor communicatie en ik begon me te ergeren. Ik was de teamleider, dus als mijn vermogen om problemen op te lossen dat van haar niet kon evenaren, wat zouden ze dan van mij denken? Zouden ze denken dat ik geen goede teamleider was, dat ik geen problemen op kon lossen? Die gedachte was echt gênant en ik voelde me vooringenomen tegen zuster Yu. Ik had het gevoel dat ze opschepte en mij niet respecteerde als teamleider, dat ze me met opzet in verlegenheid bracht. Ik dacht dat, ook al was zij eerder leider geweest en had ze enige ervaring, mijn kaliber niet slechter was, dus dacht ik dat ze het niet beter kon doen dan ik. Om mijn gezicht te redden probeerde ik in bijeenkomsten Gods woorden te overdenken om beter te communiceren dan zij. Wanneer broeders en zusters problemen tegenkwamen, probeerde ik Gods woorden te vinden om ze op te lossen en een ervaring te bedenken die ik kon delen zodat anderen konden zien wie er echt de werkelijkheid van de waarheid bezat. Ik leefde in een jaloerse gesteldheid, altijd in gevecht met anderen.

Op een dag bracht een zuster in een bijeenkomst een aantal moeilijkheden naar voren waarmee ze bij haar plicht te maken had. Ik dacht dat ik een antwoord moest hebben, dat ik een aantal woorden van God moest vinden om haar te helpen met haar probleem. Op die manier zouden de anderen me niet als minder dan zuster Yu beschouwen. Maar hoe meer ik dat wilde, hoe meer ik in de war raakte. Ik bladerde heen en weer zonder een passende passage te vinden. Uiteindelijk vond zuster Yu een passage om met haar te bespreken. Ik voelde me een mislukkeling en ik bloosde diep van schaamte. Ik kon wel in de grond zinken. Hoe meer ik mezelf wilde bewijzen, hoe belachelijker ik mezelf maakte. Ik dacht dat ik zuster Yu nooit zou kunnen evenaren, hoe hard ik ook werkte. Ik voelde me echt ellendig. Ik dacht dat ik was afgegaan door die plicht te doen, dat de anderen recht door me heen hadden gekeken en dat de broeders en zusters zuster Yu wel als een bekwamer teamleider moesten zien. Als dat zo was kon ik om mijn gezicht te redden misschien maar beter zo snel mogelijk ontslag nemen. Eigenlijk wist ik wel dat deze manier van denken niet overeenkwam met Gods wil, maar of ik wilde of niet, ik was jaloers op haar. Ik leed pijn en was depressief en ik wist niet hoe ik aan die banden van reputatie en status moest ontkomen. Ook begrensde ik mezelf door te denken dat ik altijd reputatie en status had nagejaagd, zodat het waarschijnlijk gewoon mijn aard was en ik die niet kon veranderen. Ik wilde openhartig met mijn broeders en zusters spreken over mijn gesteldheid, maar ik vreesde dat ze op me neer zouden kijken. Bovendien wilde ik niet erkennen dat ik haar niet kon evenaren. Dus bleef ik depressief en groeide mijn vooroordeel tegen zuster Yu. Ik zag hoe actief ze was in bijeenkomsten, dus vond ik dat ze indruk probeerde te maken en met mij probeerde te wedijveren om status. Ik wilde niet met haar omgaan. Ik dacht er zelfs over een andere zuster openhartig over mijn gesteldheid te vertellen, zodat ze zou denken dat mijn depressie helemaal door zuster Yu kwam. Ik wilde dat ze mijn kant koos en zuster Yu minder hoog zou achten en haar dus samen met mij zou oordelen. Diep in mijn hart wist ik wel dat ik samenspande tegen haar, maar daar dacht ik niet te veel aan. Op een avond begon ik met een zuster te praten over hoe gedeprimeerd ik me voelde. Over het algemeen was het zuster Yu die voorstelde over welke woorden van God we zouden communiceren en ook leidde zij het gebed. Ik vond dat ze mij over het hoofd zag. Ik voelde me beperkt en wilde niet eens meer teamleider zijn. Ik dacht dat ze mijn kant zou kiezen, maar ze zei dat ik zuster Yu juist moest behandelen. Een paar dagen later zag ik dat zij het goed met zuster Yu kon vinden en voelde ik me ongemakkelijk. Ik dacht dat ik zoveel met haar had gedeeld, hoe kon ze dan geen mening hebben over zuster Yu? Die gedachte verbaasde me een beetje. Hoe kon ik dat nou denken? Probeerde ik niet een kliek te vormen om zuster Yu buiten te sluiten? Ik werd steeds banger en begon over mezelf na te denken.

Ik herinnerde me een aantal van Gods woorden: “Wat voor gezindheid is het wanneer mensen iemand zien die beter is dan zijzelf en proberen die persoon neer te halen, er geruchten over verspreiden of verachtelijke manieren gebruiken om hem te kleineren en zijn reputatie te ondermijnen – hem zelfs helemaal de grond in te boren – in een poging hun eigen plek in de gedachten van mensen te beschermen? Dit is niet slechts arrogantie en verwaandheid, het is de gezindheid van Satan, het is een kwaadaardige gezindheid. Dat deze mensen anderen die beter en sterker dan zij zijn kunnen aanvallen en van zich kunnen vervreemden, is verraderlijk en slecht. […] Ze houden alleen rekening met hun eigen gevoelens, ze willen alleen hun eigen doelen en doelstellingen bereiken. Het maakt hun niet uit hoeveel schade ze aanrichten aan het werk van de kerk, en ze zouden nog liever de belangen van het huis van God opofferen om hun eigen status en reputatie in de ogen van anderen te beschermen. Zijn zulke mensen niet arrogant, zelfgenoegzaam, egoïstisch en laag? Zulke mensen zijn niet alleen arrogant en zelfgenoegzaam, ze zijn ook extreem egoïstisch en laag. Ze houden totaal geen rekening met Gods wil. Hebben zulke mensen ook maar enige vrees voor God? Ze hebben niet de minste vrees voor God. Dit is waarom ze zich lichtzinnig gedragen en doen wat ze maar willen, zonder enig schuldgevoel, zonder enige angst, zonder enige vrees of zorg, en zonder over de gevolgen na te denken(‘De vijf toestanden die mensen doormaken voor ze op het juiste spoor van geloof in God komen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Ik had nog nooit over mezelf nagedacht in het licht van die woorden. Toen zag ik eindelijk dat God mijn eigen gesteldheid openbaarde. Ik had nooit gedacht dat ik zo slecht kon zijn. Ik had al die tijd overhoop gelegen met zuster Yu, omdat ik jaloers op haar was. Haar communicatie was beter en ze kon de praktische problemen van anderen oplossen. Ik was daar niet blij mee, maar ik voelde me vernederd. Omdat ik mijn imago in de ogen van anderen wilde opschroeven, probeerde ik van alles te bedenken om het beter te doen dan zij. Toen dat niet lukte, nam ik dat haar kwalijk en oordeelde dat ze probeerde de aandacht te trekken en de show te stelen. Ik was een groep tegen haar aan het ophitsen en vooroordelen over haar aan het verspreiden zodat iedereen haar buiten zou sluiten en oordelen. Ik begreep dat ik echt arrogant was en het niet kon uitstaan dat iemand beter was dan ik. Ik deinsde nergens voor terug om mijn titel als teamleider te behouden – dat was boosaardig en gemeen. Waarin verschilde ik van die antichristen die alleen voor status vochten en andere uitsloten? Het ontbrak mij duidelijk aan binnengaan in het leven en ik kon de problemen van anderen niet oplossen. Ik liet zuster Yu geen hulp en communicatie bieden. Vertraagde ik het binnengaan in het leven niet voor anderen, schaadde ik mijn broeders en zusters niet? Ik had geen enkele menselijkheid! Bij deze gedachte voelde ik me nog schuldiger en vond ik dat ik de broeders en zusters echt in de kou had laten staan. Toen vatte ik moed en luchtte mijn hart over mijn recente verlangen de confrontatie aan te gaan met zuster Yu en ik bood haar mijn excuses aan. Ze zei dat ze wel had gezien dat ik niet gelukkig was als zij een communicatie deelde en dat ze zich erdoor belemmerd voelde en niet te veel wilde delen uit angst dat mij dat zou raken. Op dat moment besefte ik dat mijn worsteling haar negatief had beïnvloed en ik voelde me vreselijk. Ik wist dat bijeenkomsten een plek zijn om God te aanbidden en niet om te vechten voor je reputatie en voor profijt. Maar ik had mijn gedachten niet goed op een rijtje – ik wilde wedijveren met haar, wat het werk van Gods huis verstoorde en de broeders en zusters in de weg stond bij het binnengaan in het leven. Ik was echt vervuld van spijt. Als ik naar dergelijke satanische gezindheden leef, schaad ik andere mensen en kom ik uiteindelijk terecht in een leven van bitterheid en pijn. Jaloers zijn op anderen schaadt onszelf ook.

Ik ben blijven zoeken naar een beoefeningspad. Dit las ik in Gods woorden: “Een kerkleider zijn betekent niet alleen dat men leert de waarheid te gebruiken om problemen op te lossen, maar ook dat men leert om talentvolle mensen te ontdekken en te cultiveren, die men beslist niet moet benijden of verdrukken. Als je op die manier praktiseert is dat heilzaam voor de kerk. Als je een paar mensen die de waarheid nastreven voor je in kunt nemen om met je samen te werken bij al het werk dat je doet, en jullie uiteindelijk allemaal een op ervaring gebaseerd getuigenis hebben, zul je een competente leider zijn. Als je het vermogen verwerft om in alle dingen te handelen volgens de principes, doe je je loyaliteit recht. Er zijn mensen die altijd bang zijn dat anderen beter en hoger zijn dan zijzelf, dat anderen gewaardeerd zullen worden en zij veronachtzaamd. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan hun eigenbelang denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met anderen of met de belangen van Gods huis, hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde. Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Als je een goed iemand aanbeveelt en die training laat ondergaan en die je een taak kunt laten verrichten, waardoor er een getalenteerde persoon aan Gods huis wordt toegevoegd, zal je werk dan niet eenvoudiger zijn? Heb je dan bij deze plicht je loyaliteit geen recht gedaan? Dit is een goede daad tegenover God; het is het minimum aan geweten en verstand waarover iemand die een leider is, hoort te beschikken. […] Doe dingen niet altijd voor jezelf en denk niet voortdurend aan je eigen belangen; denk niet aan de belangen van de mens, houd niet je eigen trots, reputatie of status voor ogen. Je moet allereerst rekening houden met de belangen van Gods huis en die tot je eerste prioriteit maken. Je moet rekening houden met Gods wil en allereerst nagaan of je wel of niet onzuiver bent geweest bij het vervullen van je plicht, of je trouw bent geweest, of je je verantwoordelijkheden hebt vervuld, of je jezelf geheel hebt gegeven, en of je wel of niet met heel je hart aandacht hebt geschonken aan je plicht en het werk van de kerk. Die dingen moet je overwegen. Denk er vaak aan en zoek er duidelijkheid over, dan zal het je makkelijker vallen om je plicht goed te vervullen(‘Geef je ware hart aan God, en je kunt waarheid verkrijgen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Gods woorden leerden me dat leiders en werkers moeten leren hoe ze getalenteerde mensen kunnen herkennen en helpen ontwikkelen en dat jaloers zijn op hen iets is wat God haat. De communicatie van zuster Yu was inzichtelijk en ze kon echte problemen oplossen. Dat is goed voor het werk van de kerk en voor het binnengaan in het leven van de broeders en zusters. Ik moest Gods wil in acht nemen en mijn eigen gezicht en status loslaten om goed met haar samen te werken en mijn eigen plicht te doen. Dat ik als teamleider was verkozen, was God die mij een kans gaf om te praktiseren. Het betekende niet dat ik alles wist. Het was normaal om een oppervlakkig begrip van de waarheid en van sommige andere kwesties te hebben, dus moest ik van zuster Yu leren. Maar ik zag mezelf als teamleider, ik dacht dat ik in staat moest zijn ieder probleem te onderzoeken en op te lossen, dat ik niet minder bekwaam kon zijn dan een ander. Dus wedijverde ik steeds met zuster Yu en raakte ik depressief als ik niet beter presteerde dan zij. Ik was ongelooflijk dwaas. God heeft nooit geëist dat leiders ieder probleem kunnen oplossen. Hij wil dat wij eerlijke mensen zijn, alleen communiceren over wat we begrijpen, en wat we niet begrijpen, bespreken met de broeders en zusters. Dat is Gods wil. Ik was niet meer zo jaloers op zuster Yu toen ik Gods wil begreep en kon ieder goed idee dat ze had accepteren en toepassen. We werkten samen om te communiceren en iedereen te helpen die in bijeenkomsten kwesties naar voren bracht en zo werden veel problemen opgelost.

Na dit alles dacht ik dat ik was veranderd, dat ik niet meer zo op reputatie en status was gericht. Maar ik was zo diep verdorven door Satan. Toen de juiste situatie zich weer voordeed, moest ik die kant wel weer laten zien. In juli 2021 werd ik weggestuurd omdat ik de praktische problemen niet had kunnen oplossen. Zuster Yu werd gekozen om me te vervangen. In mijn hart wist ik dat dit een positieve verandering was en ik dacht dat ze het echt beter zou doen. Het leven van de broeders en zusters zou vooruitgaan door haar verkiezing. Maar toen zag ik welke zware last ze op haar schouders nam voor haar plicht en dat ze snel iedere moeilijkheid kon afhandelen waar de teamleden mee te maken kregen. Ook kwam ze met een overzicht van de zwakke plekken in ons kerkelijk leven. Dat bracht wat gevoelens naar boven in mij. Als zuster Yu meer voor elkaar kreeg in haar periode als teamleider, zou ik dan geen slecht figuur slaan? Wat zou iedereen van mij denken? Ik was er zeker van dat ze me nutteloos en zonder kaliber zouden vinden. Toen ik er zo over nadacht, hoopte ik niet meer dat het kerkleven zou opleven. Of we nu communiceerden over Gods woorden of spraken over kwesties in ons werk, hiervoor was ik altijd proactief en hielp ik om iedereen betrokken te houden. Maar nu werd ik de laatste die het woord nam in bijeenkomsten en soms, als ik enige verlichting kreeg, wilde ik daar niet over praten. Schoorvoetend zei ik dan een paar woorden aan het einde van onze communicatie. Als zuster Yu me dan vroeg door te gaan, wilde ik niet meer delen. Sommige moeilijkheden in de plichten hadden de broeders en zusters een poosje in een slechte gesteldheid gebracht en zuster Yu had het te druk om dit meteen aan te pakken. Ik bood geen hulp aan en schiep zelfs genoegen in die moeilijke situatie. Ik dacht: zo’n geweldige leider ben jij ook niet – je bent niet beter dan ik! Ik zag de anderen in een slechte gesteldheid en hoe het kerkleven eronder leed en ik hoopte zelfs dat dit zo door zou gaan. Toen zag ik dat zuster Yu werkelijk heel snel tijd maakte om de kwesties op te lossen. Dat vond ik helemaal niet leuk. Ik begon haar steeds minder te mogen. Ik bereikte het punt dat ik gewoon niet wilde horen wat ze zei, welke mening ze ook uitte. Ik draaide me om en keek de andere kant uit als zij communiceerde in bijeenkomsten. Ik wist dat mijn jaloezie steeds erger werd, steeds giftiger, dat deze zowel haar als ons kerkleven zou kunnen schaden. Ik wilde niet dat dit zo doorging, maar ik ontkwam er niet aan. In al mijn pijn bad ik tot God: “God, ik wil niet jaloers zijn op zuster Yu, maar ik kan er niets aan doen. Red mij, zodat ik het gevaar van reputatie en status kan zien, zodat ik bevrijd wordt van de banden van mijn verdorvenheid.” Na dit gebed deelde ik met alle anderen wat ik doormaakte. Zuster Yu zei dat ze geen idee had gehad dat ik zo over haar voelde, en ze voelde zich er vreselijk onder. Ik voelde me zo schuldig toen ik haar dat hoorde zeggen. We kenden elkaar al zo lang, ik was zo jaloers geweest op haar en had haar achter haar rug geoordeeld, maar ze had geen ophef gemaakt. Ze was hartelijk geweest, had gecommuniceerd over de waarheid om me te helpen. Het was zo kwaadaardig en onmenselijk van mij om zo tegen haar te doen.

Toen las ik in een bijeenkomst deze woorden van God: “De antichristen vinden hun eigen status en reputatie belangrijker dan wat dan ook. Deze mensen zijn niet alleen onbetrouwbaar, samenzweerderig en boosaardig, maar ook extreem venijnig. Wat doen zij wanneer ze merken dat hun status in het geding is, of wanneer ze hun plek in het hart van mensen zijn kwijtgeraakt, wanneer ze de steun en genegenheid van deze mensen kwijtraken, wanneer mensen hen niet langer vereren en niet langer naar hen opkijken, en wanneer zij in ongenade zijn gevallen? Dan veranderen ze plotseling. Zodra ze hun status verliezen, worden ze onwillig om enige plicht te vervullen, is alles wat ze doen slordig en hebben ze geen interesse om ook maar iets te doen. Maar dat is nog niet de ergste vorm waarin zich dat uit. Wat is de ergste uitingsvorm? Zodra deze mensen hun status kwijtraken, en niemand naar hen opkijkt, en niemand zich door hen laat inpalmen, dan steken haat, jaloezie en wraak de kop op. Niet alleen vrezen ze God niet, ze hebben ook geen greintje gehoorzaamheid. In hun hart zijn ze bovendien geneigd Gods huis, de kerk, de leiders en de werkers te haten; ze verlangen ernaar dat het kerkwerk in de problemen komt of stil komt te staan. Ze willen de kerk en de broeders en zusters bespotten. Ook haten ze iedereen die de waarheid nastreeft en God vreest. Ze vallen iedereen aan en drijven de spot met iedereen die zijn plicht trouw doet en bereid is een prijs te betalen. Dit is de gezindheid van de antichrist – en is het niet venijnig?(‘Antichristen ontmaskeren’). God laat ons zien dat antichristen sluw en slecht zijn en een valse aard hebben. Als ze hun status of de goedkeuring van anderen kwijtraken, worden ze jaloers en zinnen ze op wraak. Ze modderen niet alleen wat aan in hun plicht, maar ze willen ook dat het slecht gaat met het werk van de kerk. Ze willen Gods huis en de broeders en zusters bespottelijk maken. Ik besefte dat ik me precies in de gesteldheid bevond die God in Zijn woorden beschrijft als antichrist. Nadat ik was ontslagen, had ik gezien wat voor last zuster Yu als plicht had en dat ze echte problemen aankon. Ik was bang dat, als ze dit heel goed deed en het kerkleven er beter van werd, daarmee zou worden aangetoond hoeveel beter ze was dan ik. Om mijn status en imago te beschermen, verlangde ik ernaar dat het slecht zou gaan met het kerkleven. Heel duidelijke inzichten die ik had, wilde ik niet delen. Ik schiep er genoegen in als ik zag dat zuster Yu problemen niet op tijd oploste en ik lachte haar uit. Ik mocht niets aan haar en verwierp haar volledig. Ik liet de valse gezindheid van een antichrist zien. Ik wist dat het kerkleven direct invloed heeft op het binnengaan in het leven van de broeders en zusters, dat ze alleen hun plicht goed kunnen vervullen als ze in een goede gesteldheid verkeren en het binnengaan in het leven bezitten. Maar ik wilde mijn status in de ogen van anderen behouden, dus slaagde ik er niet alleen niet in het kerkleven hoog te houden maar zag ik ook graag hoe de problemen van anderen onopgelost bleven, dat er van hun plicht niets terecht kwam. Dat was echt verraderlijk en kwaadaardig van me. Als Gods huis iemand promoveert of ontslaat is dat in het belang van het werk. Ik kon mijn functie niet aan, dus werd ik ontslagen en toen nam een betere kandidaat het werk op zich. Ik was daar niet gelukkig mee en weigerde harmonieus met haar te werken, ik ondermijnde haar zelfs, ik was verstorend en schaadde haar. Was ik zelfs nog maar menselijk? Bij die gedachte raakte ik vervuld van spijt en begonnen de tranen zomaar te vloeien. Ik had een hekel aan mijn valsheid en wist dat ik het niet verdiende om vóór God te leven. Ik herinner me dit Bijbelvers: “Jaloezie knaagt aan je botten” (Spreuken 14:30). Dat is zo waar. Jaloezie brengt haat voort en kan ertoe leiden dat mensen gekke dingen gaan doen.

Die nacht las ik nog een passage van Gods woorden: “Als je, waar het de dingen betreft die God veilig wil stellen, die dingen altijd hindert, verstoort en ontmantelt, als je ze altijd veracht en je eigen noties en gedachten hebt, dan impliceert dit dat je God wilt aanvechten, dat je partij kiest voor iets anders dan Hem. Je hebt geen belang gehecht aan het werk en de belangen van Zijn huis. Je probeert het altijd te ondermijnen, je wilt je altijd vernielzuchtig gedragen, of je hoopt altijd voordeel te trekken, vals te spelen en te verdonkeremanen. Zal God daarom niet woedend op je zijn? (Inderdaad.) En wat is het gevolg van Gods woede? (Straf.) Dit staat vast. God zal je niet vergeven, dat is volstrekt uitgesloten. Dit komt doordat de dingen die je hebt gedaan het werk van de kerk hebben ondermijnd en benadeeld; ze botsten met het werk en de belangen van Gods huis, ze waren een groot kwaad, het tegenovergestelde van God en een rechtstreekse belediging van Gods gezindheid – hoe zou God dan niet woedend op je kunnen zijn? Als sommige mensen hun werk niet goed kunnen doen vanwege hun gebrekkige kaliber, en per ongeluk wat verstoring veroorzaken, dan is dat vergeeflijk. Maar als je, omwille van je eigen persoonlijke belangen, jaloers bent en je in conflicten mengt, en willens en wetens dingen doet die Gods werk verstoren, hinderen en vernietigen, dan zul je moedwillig zonden begaan hebben. Dit zal Gods gezindheid beledigen. Zou Hij je genadig behandelen? God heeft al Zijn bloed, zweet en tranen hier geïnvesteerd, in het werk van Zijn zesduizendjarige managementplan. Als je Hem tegen zou werken, de belangen van Zijn huis moedwillig zou schaden, en je eigen belangen zou nastreven ten koste van de belangen van Zijn huis, persoonlijke roem en status zou nastreven, als je je schouders zou ophalen over het vernietigen van het werk van Gods huis, over acties die dat werk belemmeren en vernietigen en die zelfs tot groot materieel en financieel verlies voor Gods huis leiden, zouden jullie dan zeggen dat iemand als jij vergeven moet worden? (Nee.)” (‘Antichristen ontmaskeren’). Ik kreeg een idee van Gods onbeledigbare gezindheid uit Zijn woorden. Ik wilde mijn status bij iedereen behouden, dus ging ik in tegen zuster Yu, in de hoop dat ze een slecht figuur zou slaan. Ik trof daarmee het werk van de kerk. Ik ging niet zomaar in tegen een ander mens, maar ik ging in tegen God. Ik gebruikte de belangen van het huis van God als onderpand om mijn eigen doelen te bereiken. God heeft zo’n hoge prijs betaald om de mensheid te redden, gewoon in de hoop dat wij de waarheid zullen krijgen, onze gezindheden veranderen en door Hem worden gered. Pas als de broeders en zusters een goed kerkleven en een goede leider hebben kunnen ze werkelijkheid van de waarheid binnengaan en Gods redding verkrijgen. Ik ben een schepsel, een volgeling van God, maar ik hield helemaal geen rekening met Gods wil. Toen ik zag dat het kerkleven eronder leed, was ik daar blij over. Ik hoopte zelfs dat het zo door zou gaan. Hoe kon ik zo verachtelijk en slecht zijn? Satan hoopt dat Gods managementplan niet volbracht wordt, dat het werk van Gods huis lamgelegd wordt, dat iedereen God verraadt en Zijn redding kwijtraakt en uiteindelijk met Satan naar de hel gaat. Leek ik niet op Satan, die het werk van het huis van God verstoort, door zo te denken en te handelen? Gods gezindheid verdraagt geen belediging. Ik wist dat als ik bleef weigeren om berouw te tonen, ik op enig moment nog groter kwaad zou doen, Gods gezindheid zou beledigen en door Hem geëlimineerd zou worden. Dat was het moment waarop ik werkelijk besefte dat reputatie en status najagen geen goed pad is. Ik herinnerde wat God heeft gezegd: “Satan gebruikt roem en winst om de gedachten van de mens te beheersen, totdat mensen alleen nog aan roem en winst kunnen denken. Ze vechten voor roem en winst, lijden ontberingen voor roem en winst, ondergaan vernedering voor roem en winst, offeren alles wat ze hebben op voor roem en winst, en ze zullen enig oordeel vellen of enige beslissing nemen omwille van roem en winst. Op deze manier ketent Satan de mensen met onzichtbare boeien, en mensen hebben de kracht noch de moed om ze af te werpen. Zonder het door te hebben, dragen ze deze ketenen en sjokken ze met grote moeite steeds verder. Omwille van deze roem en winst mijdt de mens God en verraadt hij Hem, en wordt de mens steeds slechter. Daardoor wordt de ene generatie na de andere op deze manier vernietigd te midden van de roem en winst van Satan(Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke VI). Ik nam het probleem van reputatie en status najagen niet serieus, maar dacht dat ik alleen maar wilde dat anderen me respecteerden. Ik dacht dat ik nooit de broeders en zusters of de belangen van Gods huis zou schaden. Maar Gods woorden en de feiten lieten me zien dat reputatie en status instrumenten zijn die door Satan worden gebruikt om mensen kwaad te berokkenen, om ze te belemmeren. Het waren ketenen waarin Satan me had geklonken. Toen de tijd rijp was, kregen ze me in de greep en moest ik God wel tegenwerken. Als ik de waarheid niet nastreefde en Gods oordeel en tuchtiging niet aanvaardde maar die dingen bleef najagen, dan zou het echt gedaan zijn met mij. Door het najagen van status en macht zijn al sinds de oudheid beste vrienden bittere vijanden geworden en de meest dierbaren berekenend en wreed naar elkaar. Ik was hetzelfde tegen zuster Yu. Ik dacht alleen maar aan mijn status en kon haar niet meer uitstaan. Ik dacht dat ze mijn functie inpikte, dus wilde ik met haar concurreren en toen ik niet beter kon presteren dan zij, wilde ik een groep tegen haar ophitsen om haar te veroordelen. Ik probeerde het kerkleven niet te beschermen toen ik zag dat het daar niet goed mee ging. Kil stond ik aan de zijlijn en snakte ernaar te zien hoe ze mislukte zodat ik haar kon uitlachen. Ik was zelfs bereid het werk van Gods huis eronder te zien lijden. Ik zag in dat ik door reputatie en status na te jagen op het pad tegen God zat. Op dat moment voelde ik dat een soort angst me om mijn hart sloeg en ik wist dat als ik geen berouw toonde, maar achter reputatie en status aan bleef gaan en zo het werk van het huis van God bleef verstoren, ik in het gunstigste geval mijn plicht kwijt zou raken, maar in het ongunstigste een antichrist kon worden en verbannen zou worden uit de kerk. Ik zou mijn kans op redding verliezen. Toen ik dit eenmaal inzag, was ik God zo dankbaar. Ik had de essentie van reputatie en status of de schade die het najagen ervan berokkende, nooit ingezien en ik was nooit echt bereid geweest dat streven los te laten. Deze keer creëerde God een echte situatie waarin ik de pijn van in de macht van Satan leven persoonlijk kon ervaren, zodat ik de lelijke waarheid kon zien van mijn streven. Ook kon ik Gods onbeledigbare gezindheid ervaren door het oordeel van Zijn woorden. Ik had me voorheen negatief en zwak gevoeld, alsof ik te verdorven was om te veranderen, en ik had het vertrouwen niet om naar de waarheid te streven. Maar toen begreep ik dat, ondanks het feit dat ik reputatie en status te zeer waardeerde, God mij, zolang ik naar de waarheid en persoonlijke verandering wilde streven, toch zou begeleiden om de waarheid te begrijpen, om die boeien van me af te werpen en op het pad naar redding terecht te komen.

Toen las ik dit in Gods woorden: “Denk er niet voortdurend aan om iedereen te overtreffen, om alles beter te doen dan anderen en je op allerlei manieren van de menigte te onderscheiden. Wat voor soort gezindheid is dat? (Een arrogante gezindheid.) Mensen bezitten voortdurend een arrogante gezindheid, en zelfs als ze naar de waarheid willen streven en God tevreden willen stellen, dan schieten ze tekort. Ze worden beheerst door een arrogante gezindheid dat het makkelijk voor hen maakt om het spoor bijster te raken. […] Sommige mensen zeggen dat ze op die manier competitief zijn. Op zich is het negatief om dat te zijn. Het is een openbaring – een manifestatie – van Satans arrogante gezindheid. Wanneer je een dergelijke gezindheid hebt, probeer je anderen er altijd onder te krijgen, probeer je hen altijd voorbij te streven, probeer je altijd te wedijveren en van mensen te nemen. Je bent erg afgunstig, je gehoorzaamt niemand en je probeert jezelf altijd te onderscheiden. Dit veroorzaakt problemen; dit is hoe Satan handelt. Als je echt een aanvaardbaar schepsel van God wilt zijn, jaag dan niet je eigen dromen na. Proberen beter en vaardiger te zijn dan je bent om je doelen te bereiken – dat is slecht; je moet Gods orkestraties en regelingen gehoorzamen en niet hoger klimmen dan jouw positie; alleen daaruit spreekt verstand.(‘De principes die je gedrag moeten bepalen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). “Wat zijn jullie principes voor de manier waarop jullie je gedragen? Jullie moeten je gedragen in overeenstemming met je positie, de juiste positie voor jezelf vinden en de plicht vervullen die je hoort te vervullen; alleen zo is men verstandig. Zo zijn er mensen die erg goed zijn in een beroep en de principes ervan goed beheersen, en die zouden in dat opzicht de laatste controles moeten uitvoeren; er zijn mensen die ideeën en inzichten kunnen aandragen, waardoor ze alle anderen in staat stellen op hun ideeën voort te borduren en de plicht beter te vervullen – dus die moeten ideeën aandragen. Als je de juiste positie voor jezelf kunt vinden en in harmonie met je broeders en zusters kunt werken, zul je je plicht vervullen en zul je je in overeenstemming met je positie gedragen(‘De principes die je gedrag moeten bepalen’ in ‘De gesprekken van Christus van de laatste dagen’). Dit gaf me een beoefeningspad. God geeft ieder mens andere gaven en een ander kaliber. Hij hoopt dat we ons onderwerpen aan Zijn ordeningen en onze vaardigheden niet onbenut laten in onze functie. Zuster Yu was bekwamer dan ik en kon echte problemen aan. Ze was een effectieve teamleider en dat was goed. Ik moest van haar sterke kanten leren en mijn eigen plicht goed doen. Dat was de enige redelijke benadering. Ik was bang om onbekwaam te worden genoemd. Ik was arrogant en begreep mezelf niet. Ik kende mijn plaats niet. Zuster Yu concentreerde zich op het binnengaan in het leven en had liefde voor anderen. Ook was ze echt behulpzaam als ze problemen bij mij opmerkte, dus moest ik de kans om met haar te werken koesteren en me op zelfkennis richten in de omgeving die God voor me had geschapen. Dat zou mijn binnengaan in het leven ten goede komen. Door zo te denken kreeg ik een gevoel van vrijheid. Daarna liet ik mijn jaloezie los, deed ik actief mee in bijeenkomsten en werkte samen met haar, deed mijn best in communicaties en om anderen te helpen. Door dat in praktijk te brengen, kreeg ik een gevoel van vrede dat ik nooit eerder had gehad. Gods plaatst bekwame broeders en zusters naast mij zodat ik van hun sterke kanten kan leren en mijn tekortkomingen kan compenseren. Ik groei dan sneller in het leven. Dat is een onbetaalbare zegening.

Door deze ervaring kreeg ik beter inzicht in mijn verdorven aard. Ik zag hoe diep Satan mij heeft verdorven, hoe ik voor mijn eigen reputatie en status nergens voor terugdeinsde en dat ik werkelijk boosaardig was. Ook ervoer ik Gods redding. Het is echt pijnlijk om vast te lopen in dat gevecht om status, die jaloezie, en het was het oordeel van Gods woorden dat me de essentie liet zien van wat ik aan het doen was, dat me van de banden van mijn verdorvenheid bevrijdde zodat ik vrijer kon leven. Ik ben uit de grond van mijn hart dankbaar voor Gods redding!

Vorige: Na de aardbeving

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud