Ik Ben Net Begonnen het Ware Levenspad te Belopen

Door Shi Han, provincie Hebei

Ik kom uit een arme boerenfamilie. Van jongs af aan begreep ik dingen, vocht ik nooit met andere kinderen en gehoorzaamde ik mijn ouders. In de ogen van volwassenen was ik een typisch ‘goed meisje’. Andere ouders waren allemaal jaloers op mijn ouders en zeiden dat ze geluk hadden zo’n goede dochter te hebben. Zo groeide ik op te midden van complimenten van degenen om mij heen. Op de basisschool had ik bijzonder goede cijfers en tijdens toetsen was ik altijd nummer een. Op een keer kreeg ik een tien tijdens een schrijfwedstrijd in mijn geboortedorp en won ik eer voor mijn school. De schooldirecteur overhandigde mij niet alleen een prijs en een certificaat, maar complimenteerde mij ook ten overstaan van de hele school en riep mijn medeleerlingen op om van mij te leren. Opeens werd ik de ‘beroemdheid’ van de school en mijn klasgenoten noemden mij zelfs ‘onoverwinnelijke generaal’. De complimenten van mijn leraren, de afgunst van mijn klasgenoten en de toewijding van mijn ouders gaf mij een superioriteitsgevoel, en ik genoot ervan om door iedereen bewonderd te worden. Hierdoor geloofde ik stellig dat het grootste geluk in een mensenleven erin bestaat om bewonderd te worden door een mensenmenigte, en dat het geluksgevoel voortkomt uit een positief oordeel van anderen. Ik zei heimelijk tegen mezelf: het maakt niet uit hoe moeilijk het gaat worden, ik moet iemand worden met een goede reputatie en status, iemand op wie nooit iemand neer zal kijken. Vanaf dat moment werden adagia zoals ‘Een man laat zijn naam achter waar hij ook gaat, net zoals een gans zijn kreet uitroept waar hij ook vliegt’ en ‘De mens moet er altijd naar streven beter te zijn dan zijn tijdgenoten’ mijn levensmotto’s.

Maar toen ik 13 was, werd mijn vader ernstig ziek en werd hij opgenomen in het ziekenhuis, wat zijn economisch al niet sterke gezin in de schulden stortte. Toen ik mijn vader zag kreunen van de pijn en mijn moeder zag afmatten door het zoeken naar levensonderhoud, voelde ik me zo rot dat ik snel volwassen wilde worden om deel te kunnen hebben aan hun verdriet en lijden. Daarop maakte ik de pijnlijke keuze om van school te gaan, terwijl ik dacht: zelfs als ik van school ga, mag ik niet onderdoen voor anderen, en ik zal een sterke en succesvolle vrouw zijn als ik groot ben en dan zal ik nog steeds een geweldig leven kunnen leiden! Door mijn prestaties op school was ik in mijn buurt een soort ‘kleine beroemdheid’. Hierdoor zeiden de dorpsbewoners die mij zagen nadat ik van school was gegaan allemaal: “Wat is dit meisje onnozel! Ze verspeelt haar toekomst door van school te gaan!” en “Niemand heeft respect voor mensen die niet naar school zijn gegaan. Haar staat een zwaar en arm leven te wachten.” Ik, die van kinds af aan gewend was aan complimenten, kreeg plots een verlaten gevoel van ‘de gevallen feniks is geen partij voor de kip’. Ik werd bang om de deur uit te gaan, bang om mensen te ontmoeten, bang om op neer te worden gekeken. Om deze pijn te vermijden, ben ik twee jaar lang amper naar buiten geweest en zweeg ik hele dagen. Tegelijkertijd werd mijn verlangen om een sterke en succesvolle vrouw te worden alsmaar sterker en na weer twee jaar begon ik te werken. Ik deed heel veel werk maar ik hield ieder soort werk niet lang vol, omdat ik het te vermoeiend en stressvol vond, omdat het loon te laag was of omdat ik de baas niet aardig vond. Na zo vaak te hebben gefaald, werd ik terneergeslagen en vond ik dat mijn droom om een sterke en succesvolle vrouw te worden wel erg ver van de werkelijkheid was afgedreven.

In 2005 had ik het geluk om het werk van de Almachtige God aan te nemen. Sinds die tijd is mijn manier van leven en zelfs mijn gehele leven geheel veranderd. Ik las in het woord van God: “Het lot van de mens wordt door de handen van God beheerst. Je bent niet in staat om over jezelf te heersen: hoewel de mens altijd druk met zichzelf bezig is, blijft hij niet in staat om over zichzelf te heersen. Als jij je eigen vooruitzichten kon kennen, als jij je eigen lot zou kunnen beheersen, zou je dan nog een schepsel zijn?” (‘Het juiste leven van de mens herstellen en hem meenemen naar een geweldige bestemming’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). De krachtige woorden van God raakten mij diep en ik begreep dat ieders lot in Zijn handen is, niet door mensen zelf in de hand wordt gehouden en dat mensen ongeacht het tijdstip niet kunnen ontsnappen aan Gods soevereiniteit en plannen en dat zij zich moeten onderwerpen aan Gods gezag. Dit is de enige manier voor mensen om een goed lot te verkrijgen. Door de leiding die Gods woorden mij gaven, besefte ik dat in wat voor gezin ik ben geboren, hoe beschaafd ik ben, of ik arm of rijk ben − al deze zaken zijn voorbestemd door God, en zij kunnen niet worden veranderd door mijn geest of vaardigheden. Ik had er met hart en ziel naar gestreefd om een sterke vrouw te zijn, omdat ik geloofde dat ik me op mijn eigen inspanningen kon verlaten om mijn lot te veranderen. Maar nadat ik vele beproevingen en veel ellende had doorstaan, had ik uiteindelijk niet gekregen wat ik wilde. Toen dacht ik aan alle pijn die ik had doorstaan; was dat niet het resultaat geweest van het niet kennen van Gods soevereiniteit en het koppig verzet plegen tegen mijn lot? Nu wist ik dat ik gaandeweg alleen aan deze pijn kon ontsnappen door voor God te komen en Zijn orkestraties en regelingen te aanvaarden en mij eraan te onderwerpen. Toen de wil van God mij duidelijk werd, was ik niet meer gefrustreerd door mijn ervaringen, en gaf ik niet meer om wat mensen zeiden. Ik werd vastberaden om in God te geloven, om de waarheid werkelijk te zoeken en om een zinvol leven te leiden. Hierna volhardde ik er elke dag in om het woord van God te lezen, om met broeders en zusters te bidden, hymnes te zingen en bijeenkomsten bij te wonen. Door mijn relatief snelle begrip van de waarheid, en mijn hartstochtelijke zoektocht, oogstte ik de waardering van de zuster die mij bewaterde, waardoor ik me gevleid voelde. Nadat ik de kerk was betreden, hoorde ik de kerkleiders zeggen dat het voor hen belangrijk zou zijn om mij op te leiden, en kon ik opnieuw de blijdschap in mijn hart moeilijk onderdrukken en liep ik gevleugeld rond. Ik zei tegen mezelf: ik moet met hart en ziel op zoek! Ik mag de kerkleiders niet teleurstellen. Al is het maar voor mijn eigen reputatie, ik moet en zal de eer en status die ik niet heb verkregen ‘terugwinnen’. In die tijd gaf ik helemaal niets om Gods wil. Het enige dat mij bezighield, waren eer, fortuin en status, als oogverblindende lichten die onophoudelijk naar mij zwaaiden.

Kort daarna voerde ik de plicht uit om nieuwe gelovigen in de kerk met water te besprenkelen. Om te worden geprezen door broeders en zusters en om “het belang om mij op te leiden” waar te maken, besloot ik mijn uiterste best te doen om mijn plicht te volbrengen. Ik was van mening dat zolang broeders en zusters mij goedkeurden, God mij natuurlijk ook goed zou keuren. Door mijn ‘harde werk en inspanningen’ slaagde ik uiteindelijk erin na een lange periode mijn wens te vervullen en waarmee ik de lof en aansporing van mijn broeders en zusters verdiende. Ik kon mezelf er niet van weerhouden te denken: het feit dat zoveel broeders en zusters mij goedkeuren, moet er wel op wijzen dat ik beter ben dan anderen. Als de kerkleiders hier achter komen, zullen ze mij zeker bevorderen naar een belangrijke positie. Dan zal mijn toekomst worden gevuld met oneindige potentie. Aangezien ik in zelfgenoegzaamheid leefde, begon ik onbewust mijn werk oppervlakkig te doen, en besprenkelde ik nieuwe gelovigen niet langer met aandacht. Dit had tot gevolg dat sommige nieuwe gelovigen niet werkelijk met water werden besprenkeld en zij in negativiteit en zwakte leefden. I voelde mij in deze situatie erg slecht en dacht: het is niet gemakkelijk voor me geweest om de ‘eer’ die ik vandaag geniet, te verkrijgen. Hoe kan ik nieuwe gelovigen zo verder laten gaan? Als de kerkleiders erachter komen, zullen ze zeker zeggen dat ik onbekwaam ben en zullen ze misschien mij zelfs mijn plicht ontnemen. Zou het dan allemaal afgelopen zijn met mij? Ik moet iets doen om het tij te keren. De dagen daarop ging ik elke dag erop uit om de nieuwe gelovigen te ondersteunen. Soms liep ik voor een ontmoeting drie à vier uur door de bergen en weer terug zonder iets van bitterheid te proeven. Na een maand was ik uitgeput, maar omdat ik niet het werk van de Heilige Geest in me had, was mijn communicatie van het woord van God droog en afgestompt en wat betreft de situatie waarin de nieuwe gelovigen zich bevonden kon ik dientengevolge het tij niet tijdig keren. Ik voelde me hier zo door gekweld dat ik hoofdpijn kreeg, maar ik had nog steeds niet door dat ik voor God moest komen voor zelfreflectie. Door de langdurige inefficiëntie van mijn werk, wat schade berokkende aan het leven van de nieuwe gelovigen, werd ik uiteindelijk vervangen. Het moment dat ik thuiskwam was alsof ik vanuit de lucht op de grond viel. Mijn hele lichaam voelde slap en krachteloos. Ik dacht eraan terug hoe vele broeders en zusters in het verleden naar mij opkeken en hoe laag ik nu gevallen was. Hoe zouden mijn broeders en zusters naar me kijken als zij hierachter zouden zijn gekomen? Hoe meer ik erover nadacht, hoe minder ik me in staat voelde om broeders en zusters onder ogen te komen. Ik weigerde dus naar vergaderingen te gaan en ik bleef elke dag thuis in tranen. Van binnen leed ik. Op een dag las ik het volgende woord van God: “In jullie streven hebben jullie te veel persoonlijke opvattingen, hoop en toekomstverwachtingen. Het huidige werk is bedoeld om te kunnen omgaan met jullie verlangen naar status en jullie extravagante wensen. De hoop, het verlangen naar[a] status en de opvattingen vertegenwoordigen van oudsher allemaal de satanische gezindheid. […] Gedurende vele jaren hebben de gedachtes waarop mensen ter wille van hun overleving hebben vertrouwd, hun harten aangetast tot op het punt waarop ze verraderlijk, laf en verachtelijk zijn geworden. Ze hebben niet alleen gebrek aan wilskracht en standvastigheid, maar ze zijn ook hebzuchtig, arrogant en koppig geworden. Ze hebben een volkomen gebrek aan enige standvastigheid die henzelf overstijgt, en meer nog, ze hebben geen greintje moed om de banden van deze duistere invloeden af te schudden. De gedachten en levens van mensen zijn verrot, hun visie op geloven in God is ondraaglijk lelijk en zelfs als mensen praten over hun visie op geloof in God dan is het gewoonweg ondraaglijk om aan te horen. Mensen zijn allemaal laf, incompetent, verachtelijk en zwak. Ze voelen geen walging voor de machten van de duisternis en ze hebben geen liefde voor het licht en de waarheid; integendeel, ze doen hun uiterste best om deze te verdrijven” (‘Waarom ben je niet bereid om een contrast te zijn?’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Door de krachtige openbaring van Gods woorden leerde ik inzien dat mijn opvatting over geloof in God al vanaf het begin onjuist was. Ik wilde door middel van mijn geloof in God de eer, het fortuin en de status bereiken die ik niet bereiken kon in de wereld en koesterde de absurde gedachte dat ik zou worden geselecteerd voor een hogere positie zolang ik de lof van broeders en zusters zou oogsten. Ik zou God ook bevallen en Hij zou mij prijzen. Overheerst door deze gedachten, werd ik zwak en verwerpelijk. Zodra broeders en zusters mij prezen, blaakte ik van zelfvertrouwen; wanneer zij dit niet deden, werd ik gelijk terneergeslagen, negatief en trok ik me terug. Op welke manier geloofde ik toen in God? Het enige waarin ik geloofde was eer, fortuin en status! Het was Gods bedoeling niet om van mij een voortreffelijk talent op de werkvloer te maken, en des te minder om door mijn werkzaamheden mijn persoonlijke verlangens te vervullen. Nee, Hij hoopte dat ik door mijn plicht te doen mijn tekortkomingen zou ontdekken, Gods woord en werken zou ervaren, en meer van de waarheid zou bevatten en verkrijgen, en uiteindelijk Gods redding zou verkrijgen. Tegelijkertijd hoopte Hij dat ik met mijn eigen ervaring en begrip van de waarheid broeders en zusters die nog maar net in God geloofden, kon voorzien en hen helpen de grondslag op de juiste manier te leggen, zodat zij de ware weg van het geloof in God in een zo vroeg mogelijk stadium zouden kunnen betreden. Maar ik was nooit op zoek naar Gods bedoelingen, daar ik altijd achter eer en status aan rende en voor mijn persoonlijke ambities. Uiteindelijk was ik niet in staat het werk van de Heilige Geest te ontvangen. Hoeveel moeite ik er ook instak, ik kon de nieuwe gelovigen niet op de juiste wijze bewateren. Nadat mijn taken mij waren afgenomen, werd ik in hoge mate negatief en begreep ik Gods bedoelingen verkeerd doordat ik dacht dat er voor mij geen hoop meer was op Gods genade. In die dagen moest ik opeens denken aan deze woorden van God: “Het maakt mij niet uit hoe verdienstelijk je harde werk is, hoe indrukwekkend je kwalificaties zijn, hoe nauwgezet je mij volgt, hoe beroemd je bent of hoe je gedrag is verbeterd − zolang je niet hebt gedaan wat ik heb vereist, zul je mijn lof nooit kunnen krijgen” (‘Door overtredingen gaan mensen naar de hel’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). “Of men oprecht zoekt, wordt niet bepaald door hoe anderen hen beoordelen of hoe de mensen om hen heen naar ze kijken, maar door de vraag of de Heilige Geest in hen aan het werk is en of de Heilige Geest in hen aanwezig is. Veel meer wordt het bepaald door het feit of hun gezindheid verandert en of ze kennis van God hebben na het ondergaan van het werk van de Heilige Geest gedurende een bepaalde periode; […]” (‘God en de mens zullen gezamenlijk de rust ingaan’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). In Gods woorden begreep ik Zijn bedoelingen en eisen. Mijn oorspronkelijke geloof, van hoe hoger mijn status des te veelbelovender mijn toekomst en des te meer lof ik van God zou ontvangen, was met een wereldlijke opvatting het werk van God meten en was helemaal onjuist. Hoe God het einde van een mens meet en bepaalt is niet gebaseerd op iemands status, ouderdom, ook niet op hoeveel werk iemand heeft verzet, maar op of iemand de waarheid heeft verkregen en of de persoon zijn gezindheid heeft weten te veranderen. Als iemand de waarheid niet heeft verkregen of zijn gezindheid niet heeft veranderd door Gods werk, dan hebben status en hoeveel mensen hem steunen geen betekenis meer. Deze persoon zal niet alleen Gods goedkeuring niet kunnen verkrijgen, maar zal door God worden verworpen en veroordeeld. Alleen door zich te wijden aan het kennen van God en zichzelf, terwijl zij hun plicht vervullen, en door met hun eigen praktische ervaring te bewateren en broeders en zusters te ondersteunen, kunnen mensen werkelijke problemen oplossen en het pad vinden waarop zij hun broeders en zusters kunnen leiden en hun werken vruchtbaar maken. Iemand als ik, die in haar werk helemaal niet streefde naar het binnengaan of naar verandering, maar die blind achter eer, fortuin en status aan rende, kan alleen maar nog meer broeders en zusters schaden en zal uiteindelijk worden vernietigd. Toen ik hierover nadacht, begreep ik dat het onderbreken van mijn plicht helemaal Gods bedoeling was wat betreft mijn verkeerde bedoelingen, verlangens en mijn verdorven natuur, zodat ik bij mezelf te rade zou gaan en mezelf zou leren kennen, dat ik de onjuiste opvattingen die ik nastreefde zou veranderen en ik zo snel mogelijk het rechte pad van het streven naar waarheid zou belopen. Op dat moment voelde ik echt Gods liefde en zorg en kon ik niet anders dan bidden tot God: “O God, ik dank u dat u zoveel van mij houdt. Eerst begreep ik uw bedoelingen niet, terwijl ik al die tijd dacht dat ik door eer, fortuin en status bij u waardering zou oogsten. Hierdoor richtte ik me in mijn werk geheel niet op het binnengaan in de waarheid. Ik streefde verblind naar eer en fortuin en ging dwars tegen uw eisen in. Door de verlichting van uw woord ken ik uw eisen nu, en zal ik niet langer zoals vroeger tegen de stroom van uw werk inroeien. Ik zal verandering van gezindheid nastreven en ik zal de juiste weg van het streven naar waarheid belopen.”

Kort hierna mocht ik weer de nieuwe gelovigen bewateren en samenleven met een jonge zuster. Deze jonge zuster was erg rechtdoorzee en enthousiast. Ik dacht: ik ben introvert en praat niet veel, deze zuster is extrovert en spreekt onverbloemd, dus kunnen we van elkaar leren en elkaar aanvullen. Hoewel ik zo dacht was het in feite zo dat er tijdens onze interactie toch vaak wrijving of een mentale kloof ontstond. Om deze situatie te veranderen, begon ik voorzichtiger te worden met praten en handelen, omdat ik vreesde dat meer onaangename gebeurtenissen zich zouden voordoen. De jonge zuster moest gewoonlijk werken en toen ik haar voortdurend zo druk bezig zag, besloot ik om alle huishoudelijke taken op me te nemen om een goede indruk op haar te maken en om zo onze wederzijdse verhouding te onderhouden. Ik had nooit gedacht dat onze verhouding na enige maanden zeer gespannen zou worden. Hierdoor voelde ik me erg bedrukt en vol pijn. Maar ik deed niet aan zelfbespiegeling en zag mijn eigen verdorvenheid niet; ik vestigde mijn blik alleen maar naar de zuster en vond dat zij onhandelbaar was en geen rekening met mij hield. Op een dag toen zij terugkwam van haar werk en mij het huishouden zag doen, zei ze dat ik dit alleen maar deed uit ijverigheid. Toen ik dit hoorde, barstte ik uit in tranen door het onrecht dat mij was aangedaan. Toen wilde ik er liefst meteen vandoor om nooit meer terug te keren. Maar toen dacht ik eraan dat zij jonger dan ik was en dat ze een kortere tijd gelovig was. Als ik mezelf niet los kon laten, zou ik de jonge zuster iets aandoen, en hoe zouden de kerkelijke leiders en de broeders en zusters dan naar mij kijken? Ze zouden zeggen dat ik geen liefde heb getoond voor de jonge zuster en hoe ik mijn verantwoordelijkheid was ontlopen. Hoe zou ik hen onder ogen kunnen komen? In deze situatie verstrikt, wist ik echt niet meer wat ik moest doen. In mijn lijden wendde ik mij tot God en bad: “O God, wat voel ik nu een pijn, alsof een loodzware steen op me neerdrukt en ik geen kracht heb om me er onder vandaan te trekken. Maar ik geloof in uw goede bedoelingen die zich zeker in deze situatie ophouden. Ik bid dat u mij verlicht, zodat ik uw bedoelingen begrijp en ik mijn les kan leren.” Kort na dit gebed kwam een zuster toevallig langs, en dus opende ik mijn hart en legde haar mijn situatie uit. Nadat ze mij had aangehoord, zei ze: “Al Gods werk staat in het teken van het redden van de mensheid en alle situaties waarin we verstrikt raken zijn er om ons lessen te leren. Als we wat negatieve zaken in ons hart hebben, betekent dit dat we nog wat van het satanische gif dat God verafschuwt in ons dragen. God wil door deze situaties ons zuiveren en veranderen …” Nadat zij was vertrokken lag ik te woelen in mijn bed en kon ik de slaap niet vatten. Ik dacht: wat zuivert en verandert God toch in mij? Daarop stond ik op en las Gods woord: “Je kunt dus de natuur van een persoon en aan wie hij toebehoort onderscheiden aan de hand van zijn kijk op het leven en waarden. Satan verderft mensen door het onderwijs en de invloed van nationale overheden en beroemdheden en mensen die het ver geschopt hebben. Hun onzin is het leven en de aard van de mens geworden. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ is een bekende satanische uitspraak die iedereen is bijgebracht en het leven van mensen is geworden. Er zijn andere woorden over levensfilosofie van gelijke strekking. […] Er zijn nog altijd vele satanische vergiften in het leven van de mensen, in de manier waarop ze de dingen aanpakken en in hun gedrag en handelen tegenover anderen – ze zijn bijna zonder enige spoor van waarheid. Zo zijn bijvoorbeeld hun levensfilosofieën, de manier waarop ze dingen doen en hun stelregels vervuld van de vergiften van de grote rode draak, en ze zijn alle afkomstig van Satan. Wat dus door hun botten en bloed vloeit, zijn allemaal dingen van Satan” (‘Hoe de natuur van de mens te leren kennen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Toen ik deze woorden van God overdacht, verzonk ik in gepeins: waarom heb ik mij de laatste maanden toch zo bedrukt en smartelijk gevoeld? Door welk gif van Satan is mijn gedrag overheerst geweest? Door Gods verlichting voelde ik mijn hart langzaamaan lichter worden, en ik besefte dat de reden dat ik altijd zoveel aandacht schonk aan eer en status, de invloed en vertroebeling van satans gif was, zoals ‘Een man laat zijn naam achter waar hij ook gaat, net zoals een gans zijn kreet uitroept waar hij ook vliegt’, ‘Zoals een boom leeft voor zijn schors, zo leeft een mens voor zijn gezicht’ en ‘De mens moet er altijd naar streven beter te zijn dan zijn tijdgenoten’. De overheersing van dit gif leidde ertoe dat ik me zo bezighield met uiterlijke en ijdele zaken en hoe anderen over mij dachten. Alles wat ik deed en zei had als doel om het beeld en de status die anderen van mij in hun hart hadden, in stand te houden. Zodra er iets was dat raakte aan mijn uiterlijkheid en ijdelheid, voelde ik pijn en voelde ik me gekrenkt. Dit was allemaal het werk van Satan. Ik herinner me dat vanaf toen ik bij de jonge zuster ging wonen, dat ik heel voorzichtig met haar omging om haar een goede indruk van mij achter te laten. Ik was bang om iets verkeerds te zeggen en een slechte indruk te maken. Ik zei daardoor altijd ja en amen en gedroeg me niet als de slimste. Toen de zuster mij behandelde, greep ik deze gelegenheid niet aan om mezelf te leren kennen, maar had ik veeleer een mening en vooroordelen over de zuster, omdat ik geen gezichtsverlies wilde lijden. Ik wilde zelfs ontsnappen. Om het beeld en uiterlijk van mij in stand te houden, durfde ik niet open met de jonge zuster te spreken, zelfs niet als ik zag hoe zij enige verdorvenheid of iets dat onverenigbaar was met de waarheid toonde, bang als ik was om haar te beledigen zodat wij ons van elkaar zouden vervreemden… Maar dit gif van Satan maakte me nog hypocrieter en sluwer, wat mijn leven erg vermoeiend en bitter maakte. Ik wenste dat ik uit deze donkere kooi kon ontsnappen en mijn eigen masker eraf kon trekken en helemaal vrij en blij zou kunnen leven. Maar ik had geen kracht genoeg om dit zelf te doen, en dus knielde ik neer voor God en stortte mijn hart uit: “O God! Vroeger beschouwde ik lof en eer als iets om van te genieten. Nu zie ik mijn fout in. Het nastreven van deze zaken brengt geen genot, maar ellende, onderdrukking, slavernij en dwang. Nu zie ik duidelijk dat het Satans filosofieën waren die mij misleidden en beheersten, waardoor ik met heel mijn hart roem, fortuin en status, eer en ijdelheid najoeg. Al mijn ellende is veroorzaakt door Satan. O God! Ik wil niet meer volgens Satans filosofieën leven. Ik smeek u om genade; toon mij de ware weg van de praktijk, en geef me het vertrouwen en de kracht om Satans net te doorbreken en te handelen volgens uw eisen.” Na dit gebed voelde ik een nog nooit eerder ervaren opluchting. Tegelijkertijd zag ik in dat ik mijn verdorven staat alleen zou kunnen oplossen door te zoeken naar de waarheid. Daarna las ik de volgende passage in Gods woord: “Als je je niet richt op je relatie met mensen maar een goede relatie met God onderhoudt, als je bereid bent je hart aan God te geven en Hem leert gehoorzamen, wordt je relatie met alle mensen op natuurlijke wijze goed. Dan is die relatie niet op het vlees, maar op het fundament van God liefde gebaseerd. Er is dan bijna geen omgang op basis van het vlees, maar in de geest is er sprake van communicatie, liefde, troost en zorg voor elkaar. Dat gebeurt allemaal op basis van een hart dat God behaagt. Deze relaties worden niet op basis van filosofieën van mensen onderhouden, maar krijgen op natuurlijke wijze vorm door de last voor God. Er komt geen menselijke inspanning aan te pas — ze komen door de beginselen van Gods woord tot stand. Ben je bereid Gods wil in ogenschouw te nemen? […] Ben je bereid je hart helemaal aan God te geven en je positie onder de mensen buiten beschouwing te laten?” (‘Het is heel belangrijk om te zorgen voor een goede relatie met God’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Gods woorden stippelde voor mij een onmiskenbare weg van praktiseren uit en wel om een oprecht persoon te zijn, om niet langer te streven naar eer en fortuin en niet langer het beeld van mezelf en mijn status in stand te houden, maar om mijn hart over te geven aan God, Gods woord te verheffen en er getuige van te zijn in alles, om de waarheid te praktiseren, God te gehoorzamen. Om zo een normale relatie met God te hebben, wat op een natuurlijke wijze zal leiden tot een normale relatie met andere mensen. Daarop nam ik me heimelijk voor om te leven volgens Gods woord en om langzaamaan mijn verdorven gezindheid te verdrijven. Vanaf dat moment communiceerde ik dikwijls bewust met de jonge zuster en lazen we samen het woord van God. Als we in ons werk op problemen stuitten die we niet konden oplossen, baden we samen tot God en zochten we naar oplossingen in Gods woord. De omgang met elkaar was zeer harmonieus. Ongemerkt verdween de last en de zwaarte in mijn hart als sneeuw voor de zon en een langverwachte glimlach verscheen op mijn gezicht. Ik ervaarde werkelijk het bevrijdende gevoel en de gelukzaligheid van het praktiseren van Gods woord. Ik dank God vanuit mijn hart dat Hij mij heeft gered.

Na deze paar maanden van pijnlijke zuivering begreep ik eindelijk waarom God mensen niet toestond om met levensfilosofieën intermenselijke relaties te onderhouden. Dit is zo omdat deze levensfilosofieën en zogenaamde gevleugelde gezegden allemaal Satans gif zijn dat in mensen doordringt, en met dit gereedschap bindt Satan mensen vast en schaadt hen. Deze satanische filosofieën sporen mensen alleen maar aan tot verdeeldheid, conflict en dood en zij bieden mensen slechts verdrukking en pijn. Dit is omdat Satan zelf verdorven is en mensen verdeelt, en alleen Gods woord en wat God van mensen eist, zorgt ervoor dat ze in vrede met elkaar leven. De mens kan slechts door te leven in het woord van God en door te handelen volgens het woord van God de donkere invloeden van Satan doorbreken om geheel vrij en blij te leven voor God. Tegelijkertijd zag ik ook in dat het kunnen samenleven met de jonge zuster wonderlijk gearrangeerd was door God tegen Satans diepgewortelde gif in mijn binnenste en mijn praktische behoeften. Als God niet op deze wijze te werk was gegaan, dan zou ik nooit de mate waarin Satans gif, zoals in ‘Een man laat zijn naam achter waar hij ook gaat, net zoals een gans zijn kreet uitroept waar hij ook vliegt’ en ‘Zoals een boom leeft voor zijn schors, zo leeft een mens voor zijn gezicht’ etc. mij heeft kunnen schaden, hebben leren kennen. Ik zou het gif nog steeds aanbidden als een positieve zaak, waardoor ik steeds verwaander en verdorvener zou zijn geworden tot ik uiteindelijk helemaal verloren zou zijn. Deze situaties en beproevingen waren nu Gods grootste redding voor mij!

Later werd ik verkozen tot kerkleider. Toen ik in het begin met problemen werd geconfronteerd, luisterde ik vooral naar de meningen van broeders en zusters, en maakte het mij niets uit hoe anderen over mij dachten. Na een tijdje begon het verlangen naar eer en fortuin weer in mij op te zwellen. Daar ik eerder begonnen was met het vervullen van deze taak dan andere kerkleiders, wendden broeders en zusters met problemen zich vanzelfsprekend vaker tot mij dan tot anderen. Langzamerhand begon ik zelfgenoegzaam te worden, en vond ik dat ik toch wel uitstak boven de andere zuster. Als ik met die zuster in een meeting zat, sprak ik vaak over schijnbaar belangrijke doctrines om te pronken en om de erkenning en bewondering van broeders en zusters te oogsten, en om hen te laten voelen dat ik beter was dan de andere zuster. Op een keer tijdens een kleine groepsbijeenkomst, nadat de zuster een tijdje had gesproken, schoot mij het volgende te binnen: ik moet meer communiceren, anders zouden de broeders en zusters denken dat ik niet zo goed ben als zij. Toen er een stilte viel, nam ik het woord en communiceerde aan een stuk door. Net toen ik goed op gang was, onderbrak een broeder naast mij me: “We kunnen niet zomaar over lege doctrines praten. We horen wat praktische ervaringen en kennis te communiceren om broeders en zusters van dienst te zijn.” Toen ik de woorden van de broeder hoorde, was het alsof ik publiekelijk een draai om mijn oren kreeg. Ik bloosde en ik dacht: ik wilde aanvankelijk alleen maar iets zeggen zodat de broeders en zusters mij hoog zouden aanslaan, maar nu is het zo beschamend voor mij! Op dat moment wilde ik dat ik me in een gat in de grond zou kunnen verstoppen. En juist toen ik me van binnen zo gekweld voelde, las de broeder een passage voor uit Gods woord: “Voor sommige mensen is met name Paulus een idool. Ze treden graag naar buiten om speeches te houden en werk te doen. Ze vinden het fijn elkaar te ontmoeten en te spreken; ze houden ervan als mensen naar hen luisteren, hen vereren en omringen. Ze hebben graag status in de ogen van anderen en vinden het fijn als anderen hun beeld waarderen. […] Als ze zich echt zo gedragen, dan is daarmee voldoende aangetoond dat ze arrogant en verwaand zijn. Ze vereren God helemaal niet; ze zijn alleen op zoek naar een hogere status en willen gezag hebben over anderen, bezit van hen nemen en status hebben in hun ogen. Dat is het klassieke beeld van Satan. De aspecten van hun natuur die opvallen zijn arrogantie en verwaandheid, een onwil om God te vereren, en een verlangen om door anderen vereerd te worden. Dit soort gedragingen kunnen je een duidelijk beeld geven van hun natuur” (‘Hoe de natuur van de mens te leren kennen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Elk woord van Gods oordeel voelde als een naald die in mijn hart prikte, wat mij nog beschaamder maakte. Ik herinnerde me dat ik voordat ik in God geloofde er vooral van genoot als mensen mij bewonderden, en ik streefde er met hart en ziel naar om een sterke en succesvolle vrouw te worden. Maar nu mijn droom in duigen was gevallen, dacht ik dat ik mijn droom van eer, fortuin en status in de kerk kon verwezenlijken. Vooral tijdens deze periode bond ik de strijd aan met die zuster om wie de beste zou zijn, zodat zusters en broeders tegen me op zouden kijken. Oppervlakkig gezien, streed ik tegen een mens om status, maar in werkelijkheid streed ik tegen God om Gods uitverkoren volk. Dit kwam omdat zij die in God geloven op dienen te kijken naar God, Hem aanbidden en plaats voor Hem moeten maken in hun hart. Maar ik wilde een plaats hebben in de harten van broeders en zusters, zodat zij naar mij op zouden kijken, mij aanbidden. Is dit niet schaamteloos weerstand bieden tegen God? Geconfronteerd met de feiten zag ik pas hoe mijn natuur vijandig was ten overstaan van God. Als ik Gods oordeel en Zijn tuchtiging niet ervaar en mijn gezindheid niet is veranderd, en zelfs als het aan de oppervlakte lijkt of ik me hartstochtelijk en actief inzet voor God: in feite verricht ik dan kwaad en weersta ik God. Tegelijkertijd zag ik duidelijk hoe Satan de mensheid verderft door zijn gif via verschillende wegen in te spuiten in het denken en de geest, en mensen doet smachten naar eer, fortuin en status, om mensen zo stap voor stap te vervreemden van God, dat ze God verraden, zodat ze uiteindelijk de hel in worden getrokken. Toen ik hieraan dacht werd ik bang en begon ik mijn blindheid, domheid en diepe verdorvenheid te verachten en haatte ik het satanische gif dat diep in mij zat. Als ik niet was overheerst door eer, fortuin en status, zou ik niet worden beheerst door een persoon, een voorval of een ding, en zou ik er alleen maar naar streven om God te behagen door mijn werk als geschapen schepsel te vervullen. Als ik niet was beheerst door eer, fortuin en status, zou ik door mijn werk te doen mij richten op het verheffen van God, getuige zijn van God en broeders en zusters naar Hem toe leiden. Als ik niet was beheerst door eer, fortuin en status, was ik niet iedere dag in een depressie en kwelling geraakt, niet in staat om te genieten van de opluchting van blijdschap die de waarheid bracht. Als ik niet was beheerst door eer, fortuin en status, zou ik normale relaties hebben met broeders en zusters en zouden wij elkaar ondersteunen en helpen in de geest, in plaats van een façade op te trekken om anderen te misleiden omwille van hun vertrouwen en bewondering. … Dit kwam allemaal door Satans gif, dat mij schaadde tot op die dag. Satan is werkelijk verwerpelijk en kwaad! Wat een zielverslindende demon! Onder de verlichting en leiding van God ontwikkelde ik de wil en moed om mijn vlees te verzaken en de waarheid te praktiseren. Ik bad tot God: “O God! Eer, fortuin en status hebben mij geschaad en me nu in deze situatie gebracht. Om deze zaken na te streven, heb ik uw eisen genegeerd. Ik ben u telkens en opnieuw ongehoorzaam geweest en heb u keer op keer weerstaan en heb u gekwetst en doen walgen. Nu haat ik deze dingen diep vanbinnen. Ik wil ze verzaken en volledig afvallen. Ik hoop dat u mij leidt op mijn toekomstige pad.” Vanaf dat moment zong ik een toontje lager, en tijdens ontmoetingen begon ik me te richten op het spreken over mijn daadwerkelijke ervaringen. Wanneer broeders of zusters met een probleem zaten, opende ik bewust mijn hart om met hen te communiceren over de keren dat ik zelf problemen had en de verlichting en leiding van Gods woord over te brengen, zodat zij Gods bedoelingen en Zijn liefde zouden begrijpen. Toen ik op deze wijze handelde, voelde ik me op mijn gemak en geïllumineerd in mijn hart, en gaf iedere dag mij veel voldoening.

Nadat ik Gods oordeel en tuchtiging had ervaren en keer op keer door Hem behandeld en gesnoeid was, kreeg ik waar inzicht in mijn satanische natuur. Wanneer ik nu weer geconfronteerd werd met zaken als eer, fortuin en status, bad ik bewust tot God en werkte ik met Hem samen, verzaakte ik mijn vlees en praktiseerde ik de waarheid. Op een keer verkeerde een zuster uit een kerk naast ons in een niet zo goede situatie. Nadat we dit hadden vernomen, gingen we vaak naar haar toe om te communiceren en een hart-tot-hart gesprek te hebben. Na een tijdje verbeterde haar situatie en begon ze actief evangelisatiewerk te doen. Onder de nieuwe gelovigen die ze binnenleidde, was er iemand die echt hongerig was naar de waarheid en die ook snel vooruitgang boekte. Om deze reden wilden we haar opleiden tot kerkleider voor nieuwe gelovigen. Op dat moment stuurde de kerk naast ons een bericht of de zuster naar hen over kon komen om haar taken te vervullen. Ik voelde zeer veel tegenzin, maar dacht er nog eens over na: de kerken vormen een geïntegreerd geheel. God wil dat wij ons als groep manifesteren. Het maakt niet uit naar welke kerk een nieuwe gelovige gaat: zolang hij zijn taken maar kan vervullen, zal dat iets zijn dat Gods hart vertroost. Was mijn denken van zojuist niet nog steeds omwille van eer, fortuin en status? Was ik niet steeds gericht op mijn persoonlijke beeld en mijn uiterlijk? Dit deed mij denken aan Gods woord: “Wrede, meedogenloze mensheid! Het samenzweren, gekonkel en knokken, het bijeen schrapen van reputatie en fortuin, de wederzijdse afslachting; wanneer zal er ooit een einde aan komen? God heeft honderdduizenden woorden gesproken, maar niemand is tot bezinning gekomen. Ze handelen in het belang van hun gezinnen, hun zonen en dochters, hun carrières, vooruitzichten, status, ijdelheid en geld, voor het verkrijgen van kleding, voor voedsel en het vlees; wiens daden zijn zuiver in het belang van God? Zelfs onder hen wier daden in het belang van God zijn, zijn er maar weinigen die God kennen. Hoeveel handelen er niet in hun eigen belang? Hoeveel onderdrukken en discrimineren anderen niet om hun eigen status te handhaven?” (‘De slechten zullen zeker worden gestraft’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’). Ja! Kijk maar naar mijn gedrag en wat ik deed: ik streefde altijd naar eer en fortuin, en niets deed ik voor God. Hoe egoïstisch was ik! Ik genoot van Gods verheffing en gunst, maar ik putte mezelf en mijn brein iedere dag uit voor eer, fortuin en status. Hoewel ik in naam in God geloofde, handelde ik niet in overeenstemming met Zijn bedoelingen en eisen, en gehoorzaamde ik God in feite totaal niet. Gods bepaling of een mens oprecht gelooft of niet, is niet gebaseerd op zijn uiterlijk gedrag en ook niet op hoe de mensenmenigte hem waardeert, maar op of hij datgene in zijn hart dat niet verenigbaar is met Gods bedoelingen neer kan leggen als dingen hem overkomen, en of hij ten bate van het voordeel van de kerk denkt, en of hij in alles God voldoening geeft en liefheeft. Nadat ik Gods bedoelingen begreep, klaarde het in mijn binnenste opeens op en droeg ik de nieuwe gelovige meteen over naar de kerk naast ons.

Na Gods werk enkele jaren te hebben ervaren, begreep ik beter dat eer, fortuin en status kunstgrepen van Satan zijn om mensen te misleiden en ketens om mensen te binden. Mensen die leven onder zijn domein kunnen door hem worden vastgeketend, voor de gek worden gehouden zonder enige vrijheid. Aan de andere kant is Gods woord de waarheid, de weg en het leven. Mensen die onder Gods woord leven, leven in het licht en onder Zijn zegeningen. Zolang een mens zich ook maar een beetje inspant om te voldoen aan Gods eisen en de door God vereiste waarheid praktiseert, zal hij in staat zijn om de verlichting en bevrijding van het leven in Gods aanschijn te ervaren. Terugkijkend op de pijn en het lijden dat eer en status mij hadden gebracht en vervolgens op het reddingswerk dat God op mij heeft verricht, voel ik me werkelijk dankbaar en in het krijt staan bij God. Om me te bevrijden uit de boeien van eer, fortuin en status heeft God verschillende omgevingen, mensen, zaken en gebeurtenissen geregeld en heeft mij met Zijn praktische werk stap voor stap geleid en begeleid, zodat ik terecht kwam op de ware weg van het leven. Elke omgeving en elke manifestatie was nauwgezet door God gepland met op de achtergrond telkens Gods grote liefde voor mij. Na telkens weer oordeel en tuchtiging te ervaren, kreeg ik langzaamaan mijn eigen verdorven toestand duidelijk voor ogen en kreeg ik inzicht in het praktische werk van God. Ik zag de heiligheid, de grootsheid en de onbaatzuchtigheid van God, en voelde diep van binnen de aandacht en zorg die God besteedde aan het redden van de mensheid. In mijn toekomstige ervaringen zal ik meer bereid zijn Gods oordeel en tuchtiging te aanvaarden, Zijn beproevingen en louteringen, waardoor mijn verdorven gezindheid sneller en grondiger kan worden gereinigd en veranderd en ik een waarlijk zinvol en waardevol leven kan uitleven!

Voetnoten:

a. De originele tekst bevat niet de frase ‘verlangen naar’.

Vorige: Arrogantie moet behandeld worden

Volgende: Oordeel is licht

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek