Oordeel is licht
Door Zhao Xia, provincie Shandong
Mijn naam is Zhao Xia. Ik ben geboren in een gewone familie. Onder invloed van spreekwoorden als “een man laat zijn naam achter overal waar hij verblijft, net zoals de gans zijn schreeuw uit overal waar hij vliegt” en “zoals een boom leeft voor zijn bast, zo leeft een man voor zijn gezicht,” werden reputatie en aanzien bijzonder belangrijk voor mij. Alles wat ik deed was om de lof, complimenten en bewondering van anderen te verkrijgen. Nadat ik trouwde, waren de doelen die ik voor mezelf had gesteld: ik zal een meer welvarend leven dan anderen leiden; ik zal niemand negatieve dingen laten zeggen over hoe ik ouderen behandel of over mijn gedrag en houding; en ik zal ervoor zorgen dat mijn kind naar een bekende universiteit kan gaan en goede vooruitzichten heeft, om zo eer toe te voegen aan mijn aanzien. Daarom maakte ik nooit ruzie met mijn schoonouders. Soms, wanneer zij harde dingen tegen me zeiden, voelde ik me zo gekrenkt dat ik me verstopte en weende, eerder dan moeilijk te doen tegen hen. Wanneer ik zag dat anderen kleren kochten voor hun ouders voor Chinees Nieuwjaar en andere feestdagen, ging ik onmiddellijk op pad om kleren te kopen voor mijn schoonmoeder, en het zou nog van de beste kwaliteit zijn ook. Wanneer familie op bezoek kwam, hielp ik met eten kopen en koken. Zelfs wanneer het een beetje zwaar of vermoeiend was, was ik nog steeds volledig bereid om te helpen. Bang dat ik het minder goed zou hebben dan anderen, liet ik mijn pasgeboren dochtertje een maand na haar geboorte achter om terug te gaan werken. Daardoor leed mijn dochter aan ondervoeding, en werd vel over been omdat ze mijn borstmelk niet kon drinken. Haar situatie verbeterde pas na 100 injecties met voedingssupplementen, terwijl ik zo moe was dat ik elke dag een zere rug had. Hoewel het moeilijk en vermoeiend was, droeg ik het lijden en gaf onvermoeibaar met het oog op een goede reputatie. In slechts een paar korte jaren werd ik een bekende schoondochter in het dorp, en mijn familie werd welvarend en benijd door mensen rondom ons. Bijgevolg waren mijn schoonouders, buren, familieleden en vrienden allen vol lof over mij. Door de lof en complimenten van hen rondom mij, werd mijn ijdelheid erg bevredigd. Ik had het gevoel dat mijn lijden van de laatste paar jaar niet voor niets was geweest, en ik voelde me erg gevleid vanbinnen. Maar mijn kalme leven werd onderbroken nadat mijn schoonbroer trouwde. Zijn vrouw sprak altijd op sarcastische toon tegen me, ze zei dat ik verborgen motieven had waarom ik zo goed voor mijn schoonmoeder zorgde, omdat ik gewoon haar bezittingen wilde. Ze zei altijd dat onze schoonmoeder partijdig was omdat ze ons meer gaf dan ze hen gaf, en we maakten bijgevolg dikwijls ruzie. Ik voelde me erg gekrenkt en wilde haar in het openbaar tegenspreken om mijn onschuld te betogen, maar het zou het positieve imago dat ik had opgebouwd in de harten van de mensen kapot maken. Daarom dwong ik mezelf om me in te houden, en wanneer ik het niet meer kon verdragen had ik grote huilbuien wanneer ik alleen was. Nadien, beproefde mijn schoonzus haar geluk door het land te bewonen dat aan mijn kant van de familie was toegewezen, wat me deed trillen van woede, en waardoor ik dagenlang niet at of dronk. Ik wilde zelfs een gevecht met haar aangaan. Maar, omdat ik dacht dat ik gezicht zou verliezen, dat het mijn reputatie zou schaden en de mensen in mijn omgeving op mij zou doen neerkijken, slikte ik alles in, maar van binnen voelde ik me zo onderdrukt dat het een kwelling was. Ik zag er verdrietig uit en zuchtte de hele dag door, het voelde te pijnlijk en vermoeiend om te leven zonder te weten wanneer er een einde zou komen aan zo’n leven.
Het einde van de mens is werkelijk het begin van God. Net wanneer ik pijn leed en me hulpeloos voelde, strekte Almachtige God zijn reddende handen naar mij uit. Op een dag vroeg mijn buurvrouw me: “Geloof je in het bestaan van God?” Ik antwoordde: “Wie niet? Ik geloof dat God bestaat.” Ze zei vervolgens dat de God waar zij in gelooft de ene en enige ware God is die het universum en alle dingen heeft geschapen, en dat in het begin, de mensheid in Gods zegeningen leefde omdat ze God aanbaden, maar nadat ze werden verdorven door Satan, aanbaden ze God niet langer en leefden ze vervolgens onder Gods vloek en in pijn. Almachtige God van de laatste dagen kwam om mensen de waarheid te schenken en hen te verlossen van de afgrond van de ellende. Daarnaast communiceerde ze ook haar eigen ervaring van geloven in God. Nadat ik had geluisterd naar haar communicatie, voelde ik alsof ik mijn meest nabije vertrouweling had gevonden, en ik kon niet anders dan haar te vertellen over alle pijn in mijn hart. Daarna las ze me een gedeelte uit Gods woord voor: “Als je vermoeid bent en als je iets begint te voelen van de troosteloze verlatenheid van deze wereld, wees dan niet verloren, huil dan niet. Almachtige God, de Wachter, zal je komst op elk moment omarmen. Hij houdt aan je zijde de wacht, Hij wacht tot je omkeert en terugkeert. Hij wacht op de dag dat je plotseling je geheugen terugkrijgt: wanneer je beseft dat je van God kwam, dat je op een of ander moment je richting kwijtraakte, en op een of ander moment je bewustzijn op de weg verloor, en op een of ander moment een ‘vader’ verkreeg; wanneer je bovendien beseft dat de Almachtige altijd de wacht heeft gehouden en daar heel, heel lang gewacht heeft op je terugkeer” (‘Het zuchten van de Almachtige’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Gods woorden vloeiden mijn hart binnen als een warme stroom, mijn pijnlijke en verdrietige hart troostend, en ik kon mijn tranen niet bedwingen. Op dat moment voelde ik me als een rondzwervend kind in lijden dat opeens was teruggekeerd naar de omhelzing van haar moeder. Er was een onbeschrijfelijke opwinding en emotie in mijn hart. Ik bleef God maar danken, dat Hij me naar Zijn huis had gebracht en voor me zorgde toen ik nergens anders heen kon. Ik zal God volgen met mijn hart en ziel! Sindsdien las ik Gods woorden, bad tot God, en zong elke dag lofprijzingsliederen tot God, wat me heel rustig deed voelen in mijn hart. Door het bijwonen van bijeenkomsten, zag ik dat broeders en zusters waren als een grote familie, zelfs al zijn ze geen bloedverwanten. Hun interacties waren simpel en open, vol van begrip, verdraagzaamheid, en geduld, en zonder jaloezie, conflict en gekonkel of pretentie en dubbelhartigheid. Het was niet zo dat ze de armen intimideerden en de rijken liefhadden. Ze waren allen in staat om iedereen te behandelen met oprechtheid en gelijkheid. Mijn hart voelde zich bijzonder vrij wanneer we samen lofprijzingsliederen aan God zongen. Zo werd ik dus verliefd op dit liefdevolle en warme, eerlijke en vreugdevolle kerkleven. Ik werd ervan overtuigd dat Almachtige God de ene ware God is en nam me voor dat ik Hem zou volgen tot het einde.
Door het lezen van Gods woorden, begreep ik Gods dringende verlangen om de mensheid zo veel mogelijk te redden, en ik zag dat veel broeders en zusters hun uiterste best deden om te geven en verbruiken ter wille van de verspreiding van het evangelie van het koninkrijk. Dus werd ik ook actief betrokken in het preken van het evangelie. Om mij te reinigen en te veranderen, richtte God Zich op mijn verdorven natuur en voerde Zijn tuchtiging en oordeel keer op keer op mij uit. Op een dag ging ik het evangelie prediken aan een potentiele gelovige. Het was het drukke seizoen voor de landbouw op dat moment. Toen ik zag hoe druk ze was met het werk op het veld, ging ik naast haar werken, terwijl ik haar getuigenissen gaf over Gods werk van de laatste dagen. Wie had kunnen weten dat nadat ik drie hele dagen met haar had gecommuniceerd, dat zij niet alleen geen intentie had om het aan te nemen, maar in plaats daarvan naar me schreeuwde: “Hoe schaamteloos ben jij! Ik heb al gezegd dat ik het niet geloof, en toch stop je niet met preken.” Haar woorden raakten me daar waar het pijn doet. Mijn gezicht brandde alsof ik meerdere klappen had gekregen in het openbaar, terwijl mijn hart zeer deed van vloedgolven van doffe pijn. Ik dacht: ik ben gekomen om te preken met goede bedoelingen en heb mezelf uitgeput om jou te helpen met je werk, tot rugpijn toe, en in plaats van het te aanvaarden, behandel je mij op deze manier. Hoe harteloos ben jij! Ik voelde me buitengewoon vernederd en wilde niet meer met haar spreken, maar het voelde ook alsof dit niet in overeenstemming was met Gods bedoelingen, dus ik bad in stilte in mijn hart en onderdrukte mijn innerlijke pijn om te blijven communiceren met haar, terwijl ik haar hielp met haar werk. Desondanks, hoe hard ik ook communiceerde, ik kon nog steeds niet tot haar doordringen. Ik stortte in elkaar als een leeggelopen rubberen bal toen ik naar huis terugkeerde. De woorden van haar aan wie ik preekte, bleven in mijn hoofd opkomen. Hoe meer ik er over nadacht, hoe meer ik leed: waarom doe ik moeite? Het enige dat ik heb gekregen in ruil voor mijn goede bedoelingen was gehoon, laster, en misbruik. Dit is echt te onrechtvaardig! Niemand had me ooit op deze manier behandeld. Het evangelie verspreiden is simpelweg te pijnlijk en moeilijk. Nee, ik kan er niet meer op uit gaan om het evangelie te prediken! Want als ik doorga met prediken, zal ik geen gezicht meer overhebben, niemand meer kunnen zien. Net wanneer ik me zo onrechtvaardig behandeld en verdrietig voelde, zodat ik niet meer bereid was om het evangelie te prediken, verlichtten de woorden van God mij: “Ken je de zware last die op je schouders ligt, je opdracht, je verantwoordelijkheid? Waar ligt je historisch besef van je missie? Hoe zul je een goede meester zijn voor het volgende tijdperk? Heb je een sterk gevoel van meesterschap? Hoe leg je de heer van het al uit? Is hij werkelijk de heer van alle levende schepselen en alle materie op aarde? Wat is je plan voor de voortgang van de volgende stap van werk? Hoeveel mensen wachten op jou om hun herder te zijn? Draag je een zware taak? Zij zijn arm, erbarmelijk, blind, ten einde raad en weeklagen in het donker: ‘Waar is de weg?’ Ze hunkeren naar het licht dat als een vallende ster plotseling neerdaalt en de macht van de duisternis verdrijft die de mensen zovele jaren heeft onderdrukt. Wie weet er precies hoe zij daarnaar smachten, hoe zij daar dag en nacht naar uitzien? Deze mensen lijden zwaar en zelfs op de dag dat het licht flitst, zitten zij nog opgesloten in hun duistere kerkers, en worden zij niet vrijgelaten. Wanneer zullen zij niet meer weeklagen? Deze zwakke zielen, die nooit rust verkregen hebben, lijden onder dit ongeluk. Meedogenloze koorden en vastgevroren geschiedenis sluiten hen al geruime tijd af. Wie heeft ooit het geluid van hun weeklagen gehoord? Wie heeft hun jammerlijke gelaat aanschouwd? Heb je er ooit wel eens aan gedacht hoe bedroefd en bezorgd Gods hart is? Hoe kan Hij aanzien dat de onschuldige mensen die Hij met Zijn eigen handen gemaakt heeft dit lijden moeten doorstaan? Mensen zijn tenslotte de ongelukkigen die vergiftigd zijn. Ze hebben het wel overleefd tot vandaag, maar wie had gedacht dat de mensheid al lang vergiftigd was door de boze. Ben je soms vergeten dat je ook één van de slachtoffers bent? Ben je niet bereid om je in te zetten om de overlevenden te redden, omwille van de liefde voor God, en al je kracht in te zetten om God terug te betalen, die de mens liefheeft als Zijn eigen vlees en bloed?” (‘Hoe moet je omgaan met je toekomstige missie?’ in Het Woord verschijnt in het vlees). De verbindingen tussen Gods woorden toonden stuk voor stuk Zijn bezorgdheid en onrustig verdriet en zorg voor onschuldige mensen. God kan het niet verdragen om mensen, door Zijn eigen handen geschapen, te zien misleid en geschaad worden door Satan. God blijft bitter wachten tot de mensheid snel terugkeert naar Zijn huis en de grote redding ontvangt die Hij hen heeft geschonken. Toch, toen ik geconfronteerd werd met een paar harde woorden van haar aan wie ik preekte, voelde ik me onrechtvaardig behandeld en gekweld en klaagde ik over het lijden en de pijn. Ik was zelfs niet meer bereid om samen te werken, omdat ik gezichtsverlies had geleden. Waar waren mijn geweten en rede? Om ons, verdorven mensen, te redden in de laatste dagen, is God onophoudelijk opgejaagd en vervolgd geweest door de overheid, achtergelaten, veroordeeld, gelasterd en belasterd door religieuze groeperingen, en verkeerd begrepen en weerstaan door ons, Zijn volgelingen. De pijn en vernedering die God heeft geleden is te veel, te groot! Desondanks heeft God Zijn verlossing van de mensheid niet opgegeven, en ging Hij door met de mens in zijn nood te voorzien in obscuriteit. Gods liefde is te groot! Zijn wezen is te mooi en mild! Mijn lijden vandaag is niets in vergelijking met het lijden dat God heeft ondergaan om de mensheid te redden! Ik herinnerde mij dat ik ook een slachtoffer was, iemand die jarenlang door Satan was geschaad. Als God niet Zijn reddende handen naar mij had uitgestrekt, zou ik nog steeds pijnlijk aan het worstelen zijn in de duisternis, niet in staat om het licht en de hoop op leven te vinden. Omdat ik heb genoten van Gods redding, moet ik de vernedering en pijn dragen en mijn uiterste best doen om met God samen te werken, mijn plicht degelijk te vervullen, en die onschuldige mensen die nog steeds worden geschaad door Satan voor God te brengen. Dit is meer waardevol en betekenisvol dan enige job in de wereld, en het is de moeite waard, ongeacht hoeveel lijden moet worden ondergaan! Toen ik hier aan dacht, had ik niet langer het gevoel dat het pijnlijk is het evangelie te prediken, en in plaats daarvan voelde ik me bevoorrecht dat ik kon samenwerken met het evangelie van het koninkrijk. Dit was mijn eer en ook Gods verheffing. Ik nam me voor: wat ik ook voor lijden moet ondergaan in mijn evangelisatiewerk, ik zal alles geven en op God vertrouwen om meer en meer mensen die hongeren naar God bij Hem brengen tot troost van Zijn hart! Hierna stortte ik mezelf weer in het evangelisatiewerk.
Na een tijd van training, steeds als ik preekte tegen iemand met een slechte houding of die harde woorden tegen me sprak tijdens het vervullen van mijn plicht, was ik in staat om er op de juiste manier mee om te gaan en verder te gaan met samenwerken met een liefdevol hart. Hierdoor voelde ik me alsof ik was veranderd en niet meer zoveel gaf om aanzien en status. Maar toen God een andere omgeving opzette om mij te testen op basis van wat ik nodig had in het leven, werd ik weer ten volle blootgesteld. Op een dag, vroeg de leider van de kerk me hoe het met me ging de laatste tijd en communiceerde ook Gods huidige bedoelingen en praktische weg met mij. Toen ik tijdens het gesprek ontdekte dat zij zou worden overgeplaatst naar een andere kerk om haar plicht te vervullen, kon ik een vlaag van opwinding niet onderdrukken: het is mogelijk dat ik als leider van de kerk word aangesteld na haar vertrek. Als dat zo is, moet ik echt wel goed samenwerken! Net toen ik me heimelijk gelukkig voelde, vertelde de zuster dat een andere zuster uit mijn dorp morgen zou komen. Mijn hart werd geroerd zodra ik het hoorde: waarom komt zij? Gaat zij de nieuwe leider van de kerk worden? Ik werd overmand door zenuwen: zij gelooft nog niet zo lang in God als ik, en zij komt van hetzelfde dorp als ik. Als zij wordt aangesteld als leider, hoe zit het dan met mijn aanzien? Hoe zullen broeders en zusters mij zien? Ze zullen zeker zeggen dat ik de waarheid niet zo nastreef als zij. Ik bleef er maar over nadenken. Ik lag ‘s nachts te woelen en te draaien in bed, niet in staat de slaap te vatten. Tijdens de bijeenkomst de volgende dag, hield ik constant de toon en houding van de leider in de gaten terwijl ze sprak, omdat ik wanhopig wilde weten wie zou worden gekozen als de nieuwe leider van de kerk. Wanneer de leider naar mij keek terwijl ze sprak, had ik hoop dat ik zou worden aangesteld als leider. Mijn gezicht lichtte op van vreugde en ik knikte overeenstemmend bij alles wat ze zei. Anderzijds, steeds wanneer de leider naar de andere zuster keek terwijl ze sprak, was ik ervan overtuigd dat zij zou worden aangesteld als leider, en voelde ik me vervolgens depressief en gekweld. Gedurende die paar dagen, werd ik zozeer gekweld door aanzien en status dat ik rusteloos en afgeleid werd. Ik verloor mijn eetlust, en had zelfs het gevoel dat de tijd bijzonder traag voorbijging, alsof hij bevroren was. De kerkleider zag mijn situatie, en vond een gedeelte van Gods woorden voor mij om te lezen: “Jullie zijn nu volgers en jullie hebben enig inzicht in deze werkfase. Maar jullie hebben je verlangen naar status nog steeds niet afgelegd. Als jullie status hoog is, zoeken jullie wel goed. Maar als jullie status laag is, zoeken jullie niet meer. De voordelen van status staan bij jullie altijd op de voorgrond.” “Hoewel jullie vandaag al tot deze stap gekomen zijn, hebben jullie status nog steeds niet vaarwel gezegd, maar kunnen jullie het niet nalaten om ernaar te informeren en er dagelijks acht op te slaan […] Hoe meer je op deze manier zoekt, des te minder je de vruchten zult plukken. Hoe groter iemands verlangen naar status is, des te harder ze aangepakt moeten worden en des te meer loutering ze moeten ondergaan. Zo iemand is te nutteloos! Zij moeten adequaat worden aangepakt en geoordeeld om dat goed af te leren. Als jullie tot het einde aan toe zo doorgaan, oogsten jullie niets. Wie het leven niet najagen, kunnen geen verandering ondergaan. Zij die niet dorsten naar de waarheid, kunnen deze ook niet krijgen. Je streeft niet naar een persoonlijke transformatie om binnen te gaan. Je richt je altijd maar op die extravagante verlangens en dingen die je liefde voor God beperken en die je beletten om dichtbij Hem te komen. Kunnen die dingen jou veranderen? Kunnen ze je in het koninkrijk brengen?” (‘Waarom ben je niet bereid om een contrast te zijn?’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Elke zin van Gods woorden klopten op mijn hart, en gaven me het gevoel dat God naast me stond, wakend over al mijn woorden en bewegingen. Ik werd gedwongen tot zelfreflectie over mijn gedachten en daden de afgelopen twee dagen. Ik realiseerde me dat mijn kijk op nastreven te laag was en te zeer beïnvloed door spreekwoorden als “zoals een boom leeft voor zijn bast, zo leeft een man voor zijn gezicht” en “een man laat zijn naam achter overal waar hij verblijft, net zoals de gans zijn schreeuw uit overal waar hij vliegt”. Ik wilde altijd status zodat ik meer lof kon inwinnen van anderen, waardoor ik me gekweld voelde door aanzien en status in die mate dat ik er rusteloos en afgeleid van werd, mijn eetlust verloor en niet kon slapen, en mezelf aanstelde en voor gek zette. Deze omgeving was opgezet door God in overeenstemming met mijn situatie. Het was Gods liefde die op me viel. Gods werk vandaag was mij te redden, mij te helpen aan de duistere invloeden van Satan te ontsnappen zodat ik redding kon bereiken. De manier waarop ik nastreefde ging in tegen Gods wil. Ik zou niet in staat zijn geweest om Gods goedkeuring te ontvangen zelfs al had ik in Hem geloofd tot het einde. Ik zou met niets achtergebleven zijn! Dus ik bad in stilte tot God: “O God! Ik ben bereid om te gehoorzamen aan Uw werk, op het rechte pad te wandelen, het pad van geloof in God, in overeenstemming met Uw voorwaarden, en moeite te steken in Uw woord om inzicht te krijgen in de waarheid en mijn verdorven gezindheid weg te werken. Ongeacht of ik leider wordt gemaakt of niet, ik zal de waarheid nastreven en aandacht besteden aan het veranderen van de dingen aan mij die Uw bedoelingen niet tevreden stellen.” Nadat ik Gods bedoelingen had begrepen, voelde ik me bijzonder rustig in mijn hart en genoot ik van het communiceren, ongeacht de inhoud. Na de bijeenkomst vertelde de leider van de kerk dat, gebaseerd op de aanbevelingen van de meerderheid van de broeders en zusters, de andere zuster de nieuwe leider van de kerk zou worden, en dat ik zou samenwerken met haar werk. Ik was heel rustig van binnen en aanvaarde het onmiddellijk, en stemde in om harmonieus samen te werken met de zuster om onze plicht te vervullen.
Nadat ik Gods tuchtiging en oordeel deze keer had ervaren, kreeg ik wat inzicht in mijn neiging om te focussen op aanzien en status, en ik was bereid om mijn vlees te verzaken en te geloven in God en mijn plicht te vervullen in overeenstemming met zijn voorwaarden. Maar mijn besmetting door het vergif van Satan ging te diep. In de diepte van mijn ziel werd ik nog steeds gecontroleerd door de invloed van Satan. Om me nog meer te redden van Satans schade, strekte God Zijn reddende handen nogmaals naar mij uit. Op een dag werd me verteld dat er een zuster in de kerk was die niet in goede omstandigheden verkeerde, dus overlegde ik met de zuster met wie ik samenwerkte over hoe dit probleem op te lossen. Gezien mijn teamgenoot zich niet goed voelde, ging ik alleen op weg om het probleem op te lossen na ons gesprek. Ik bezocht die zuster diezelfde nacht om met haar te praten, en het probleem was zeer snel opgelost. Mijn hart liep over van vreugde op dat moment, denkende dat de leider van het hoogste niveau mij zeker zou loven omdat ik best veel moeite had gedaan. Maar, terwijl ik wachtte op het goede nieuws, vroeg de leider van het hoogste niveau in een brief om de situatie van de zuster uit te leggen. Ik dacht dat het was om mij te loven, dus vol blijdschap opende ik de brief en las ik hem. Maar toen ik de inhoud van de brief zag, die specifiek aan mijn collega zuster vroeg hoe zij met het probleem was omgegaan, werd ik onmiddellijk verontwaardigd: ik was toch duidelijk degene die het probleem had opgelost. Waarom werd ik niet geschreven om mij er naar te vragen? Het lijkt alsof ik geen plaats heb in het hart van de leider en alsof er op mij wordt neergekeken. Ik ben slechts een boodschappenmeisje. Het maakt niet uit hoe goed ik het doe, ik krijg geen erkenning want niemand besteed er aandacht aan. Hoe meer ik er over nadacht, hoe meer ik me benadeeld en depressief voelde. Ik had het gevoel dat ik alle aanzien had verloren. Op dat moment had mijn collega zuster de brief in haar hand en stond op het punt met mij te praten. Ik kon de gevoelens die ik in mij had niet intomen en schreeuwde tegen haar: “de leider van het hoogste niveau weet niet hoe het probleem is opgelost. Ben je hier niet duidelijk over? Ik ben er eindeloos druk mee in de weer geweest, maar niemand zei er een goed woord over, en uiteindelijk krijg jij alle erkenning. In de ogen van de anderen ben ik maar iemand die boodschappen doet en steun biedt. Het maakt niet uit hoeveel moeite ik er in steek, niemand zal het waarderen.” Nadat ik dit gezegd had, voelde ik me zo gekweld dat de tranen mij in de ogen sprongen. Op dat moment, weerklonken de woorden van God in mijn oren: “3. Als je een hoop moeite gedaan hebt maar ik ben nog steeds koud tegen je, zul je dan in staat zijn voor mij te blijven werken in anonimiteit? 4. Als ik, nadat je wat aan mij gespendeerd hebt, niet aan jouw ondergeschikte eisen heb voldaan, zul je dan ontmoedigd en teleurgesteld worden jegens mij of zelfs in woede uitbarsten en gaan schelden?” (‘Een heel ernstig probleem: verraad (2)’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Gods beschuldigende woorden kalmeerden mij langzaam aan, en mijn hoofd werd ook weer veel helderder. Het tafereel dat net had plaatsgevonden speelde opnieuw en opnieuw in mijn hoofd, als was het een film. Gods openbaring deed mij inzien dat mijn natuur te afschuwelijk en gevaarlijk is, en dat mijn geloof in God en het vervullen van mijn plicht niet was om God tevreden te stellen of Zijn goedkeuring te bereiken, maar om lof en complimenten te krijgen van andere mensen. Zodra mijn verlangens niet werden bevredigd, werd ik verontwaardigd; barstte mijn beestachtige natuur uit, en God verraden werd bovendien heel makkelijk om te doen. Op dit moment zag ik dat ik te ver was gegaan en dat ik onmenselijk was. De pijn die ik voelde was hartverscheurend. Berouwvol bad ik tot God: “O God, ik dacht dat ik was veranderd en niet langer leefde voor aanzien en status, en ook dat ik overeenkwam met de zuster. Maar in Uw openbaring vandaag, heb ik weer maar eens mijn satanische lelijkheid blootgesteld, altijd het gevoel hebben dat ik geen status heb onder de mensen en lijden, omdat mijn inspanningen niet werden geloofd door anderen. O God, Satan heeft me echt te diep geschaad. Status, reputatie, en ijdelheid zijn mijn ketenen geworden. Ik bid dat U mij opnieuw kan wegleiden van Satans invloed.” Later zag ik onder Gods woorden het volgende: “Ieder van jullie is opgestegen naar de hoogste hoogten van de menigten; jullie zijn opgestegen om de voorouders van de menigten te zijn. Jullie zijn uiterst willekeurig en gaan als bezetenen tekeer tussen alle maden op zoek naar een gemakkelijke plek, terwijl jullie proberen de maden die kleiner zijn dan jullie te verslinden. In jullie hart zijn jullie kwaadaardig en duister en jullie overtreffen zelfs de geesten die naar de bodem van de zee zijn gezonken. Jullie bewonen de onderlaag van de mest, waarbij jullie de maden van boven tot onder in beroering brengen zodat ze geen rust krijgen, steeds even met elkaar vechten en dan weer kalmeren. Jullie kennen jullie eigen status niet, toch vechten jullie nog steeds met elkaar in de mest. Wat kan die strijd jullie opleveren? Hoe zouden jullie achter mijn rug met elkaar kunnen vechten als jullie hart echt vervuld was van eerbied voor mij? Hoe hoog je status ook is, ben je niet nog steeds een stinkende kleine worm in de mest? Kun je vleugels krijgen en een duif in de lucht worden?” (‘Wanneer de vallende bladeren terugkeren naar hun wortels zullen jullie spijt krijgen van al het kwaad dat jullie hebben gedaan’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Elk woord van Gods oordeel stak me in mijn hart, pijnlijk als een scherp zwaard, maakte mijn geest wakker en deed me inzien dat ik mijn plicht niet vervulde om God te verheffen en van Hem te getuigen, maar omdat ik wilde opscheppen, mezelf in de aandacht stellen, en ervan droomde om een hoge positie te bekleden, zodat de mensen me zouden bewonderen en naar me zouden opkijken. Was er enige vreze van God in mijn hart? Was dat wat ik nastreefde niet precies hetzelfde als dat wat de aartsengel die God verried nastreefde? Ik ben een geschapen schepsel, diep verdorven door Satan. Voor God ben ik als vuil, als een made. Ik zou te alle tijden God moeten aanbidden en mijn plicht moeten vervullen met vrees in mijn hart, maar ik deed niet aan eerlijk werk, en wilde altijd mijn plicht vervullen als een mogelijkheid om op te scheppen en mezelf in de aandacht te stellen. Hoe zou God dit niet kunnen haten en verafschuwen? God is zo heilig en zo groot, vol van gezag en macht, en toch blijft Hij nederig en verborgen, nooit maakt Hij Zijn identiteit bekend om mensen naar Hem te doen opkijken en Hem te bewonderen. In plaats daarvan blijft Hij zich zachtjes helemaal geven om de mensheid te redden, Zichzelf nooit rechtvaardigen of erkenning opeisen, en nooit iets eisen van de mensheid. Gods nederigheid, nobelheid, en onbaatzuchtigheid deden mij mijn eigen arrogantie, laagheid, en egoïsme inzien. Ik kon er niets aan doen dat ik me beschaamd voelde, alsof ik me nergens kon verstoppen, en ik voelde dat ik te zeer door Satan was verdorven en te zeer de redding van Gods oordeel, tuchtiging, beproeving en zuivering nodig had. Dus ik viel weer voor God neer: “O Almachtige God! Door uw tuchtiging en oordeel zie ik mijn ongehoorzaamheid nog duidelijker, en ook uw nobelheid en grootheid. Van nu af, wanneer ik mijn plicht vervul, hoop ik me alleen nog maar te gedragen als een degelijk mens met een hart dat U vreest, en mijn satanische gezindheid te ontdoen door te vertrouwen op Uw woorden.”
Nadat ik Gods tuchtiging en oordeel keer op keer had ervaren, veranderde mijn kijk op nastreven langzaamaan, maar mijn levensgezindheid had nog niet waarlijke verandering bereikt. Om mij nog grondiger te reinigen en me te leiden om te wandelen op het rechte pad van het leven, schonk God me nog eens zijn redding. Later werd ik gekozen om een kerkleider te zijn, in samenwerking met een andere zuster om onze plicht te vervullen. Omwille van mijn eerdere falen, bleef ik mezelf er keer op keer aan herinneren dat ik akkoord moest zijn met de zuster om het werk van de kerk naar behoren te kunnen doen. In het begin besprak ik alles met de zuster en zochten we samen naar Gods leiding, en bereikten we resultaten in alle facetten van het werk. Maar na een tijdje leerde ik dat de zuster goede intrinsieke eigenschappen had, haar communiceren van de waarheid was helder en verlichtend, en haar werk gerelateerde capaciteiten waren sterker dan de mijne. Tijdens samenkomsten waren alle broeders en zusters bereid om naar haar communicatie te luisteren, en iedereen consulteerde haar wanneer ze problemen hadden. Geconfronteerd met deze omstandigheid, werd ik weer gevangen in Satans valstrik en erdoor misleid: de zuster is beter dan mij op alle vlakken en wordt door broeders en zusters bewonderd ongeacht waar ze gaat. Het is niet waar! Ik moet haar overtreffen koste wat het kost, en aan broeders en zusters tonen dat ik niet minderwaardig aan haar ben. Hierom was ik dag aan dag, onophoudelijk bedrijvig in de kerk, organiseerde ik samenkomsten voor broeders en zusters en wie er ook in de problemen kwam, snelde ik toe om hen te helpen het probleem op te lossen. … Ik zal loyaal en gehoorzaam hebben geleken aan de buitenkant, maar hoe konden mijn innerlijke ambities aan de blik van God ontsnappen? Mijn ongehoorzaamheid wekte Gods woede op, en ik viel vervolgens in duisternis. Ik ontving geen verlichting bij het lezen van Gods woorden, ik had niets te zeggen bij het bidden, mijn communicatie tijdens samenkomsten was droog, en ik was zelfs bang voor samenkomsten met broeders en zusters. Ik werd volledig geketend door aanzien en status. Ik ging elke dag door zonder idee, alsof ik een grote last op mijn rug droeg en niet kon ademen door de druk. Ik doorzag sommige van de kwesties in de kerk niet langer, en mijn efficiëntie in het werk ging er zienderogen op achteruit. Geconfronteerd met zo’n openbaring van God, probeerde ik niet om mijzelf te kennen, en ik was ook niet bereid om me open te stellen aan broeders en zusters over mijn situatie en waarheid te zoeken om het op te lossen, omdat ik bang was dat ze op me neer zouden kijken. Later daalde Gods kastijding en discipline neer op mij. Mijn buik begon plotseling zo veel pijn te doen, dat ik niet meer rustig kon zitten of staan. De kwelling van ziekte en ontevredenheid over het niet bereiken van status liet me zweven tussen leven en dood. Omwille van mijn weigering om mijn problemen te erkennen, en mijn falen in het samenwerken met het werk van de kerk, kon de kerk niet anders dan mij vervangen en naar huis sturen voor spirituele devotie en zelfreflectie. Door mijn status te verliezen, had ik het gevoel dat ik was veroordeeld tot de hel. Emotioneel bereikte ik mijn laagste punt en ik had het gevoel dat ik al mijn aanzien was verloren. Ik werd zelfs meer gekweld van binnen wanneer ik broeders en zusters actief bezig zag met het vervullen van hun plichten, terwijl ik het werk van de Heilige Geest was verloren en niet in staat was enige plicht te vervullen. In mijn pijn kon ik niet anders dan mezelf te vragen: waarom geloven anderen in God en begrijpen ze steeds meer waarheid, terwijl ik ongehoorzaam blijf en God keer op keer weersta omwille van aanzien en status? Ik smeekte God vele keren om mij te leiden naar de wortel van mijn falen. Op een dag zag ik de volgende van Gods woorden: “[…] Voor sommige mensen is met name Paulus een idool. Ze treden graag naar buiten om speeches te houden en werk te doen. Ze vinden het fijn elkaar te ontmoeten en te spreken; ze houden ervan als mensen naar hen luisteren, hen vereren en omringen. Ze hebben graag status in de ogen van anderen en vinden het fijn als anderen hun beeld waarderen. Laten we hun natuur analyseren aan de hand van deze gedragingen: Wat voor soort natuur bezitten mensen met zulke gedragingen? Als ze zich echt zo gedragen, dan is daarmee voldoende aangetoond dat ze arrogant en verwaand zijn. Ze vereren God helemaal niet; ze zijn alleen op zoek naar een hogere status en willen gezag hebben over anderen, bezit van hen nemen en status hebben in hun ogen. Dat is het klassieke beeld van Satan. De aspecten van hun natuur die opvallen zijn arrogantie en verwaandheid, een onwil om God te vereren, en een verlangen om door anderen vereerd te worden. Dit soort gedragingen kunnen je een duidelijk beeld geven van hun natuur” (‘Hoe de natuur van de mens te leren kennen’ in Verslagen van de gesprekken met Christus). In aanvulling, er staat in “Preken en gemeenschap over de intrede in het leven”: “Het wezen en de natuur van Satan is verraad. Hij verraadde God van in het begin, en na God te verraden, misleidde, bedroog, manipuleerde en controleerde hij de mensen op aarde geschapen door God, in een poging om als een gelijke naast God te staan en een afzonderlijk koninkrijk te stichten. […] Zie je, is Satans natuur er niet een die God verraad? In alles wat Satan de mensheid heeft aangedaan, kunnen we duidelijk zien dat Satan een oprechte demon is, zich tegen God verzettend, en dat Satans natuur er een is die God verraad. Dit is allemaal absoluut.” (‘Hoe kennis bereiken over je eigen verdorven wezen’ in ‘Preken en communicatie I). Bij het overdenken van deze woorden, werd ik overmand door angstrillingen. Ik zag dat wat ik in de praktijk had gebracht volledig naar het beeld van Satan was, en dat ik arrogant en verwaand was, en God totaal niet aanbad. God verhief mij om mijn plicht te vervullen in de kerk, zo dat ik broeders en zusters voor God kon brengen met vrees van Hem in mijn hart, en kon zorgen dat mensen plaats hadden voor God in hun harten, naast vrees en gehoorzaamheid aan God. Maar geconfronteerd met Gods verheffing, nam ik geen rekenschap van Gods bedoelingen in het vervullen van mijn plicht, en ik voelde geen last om broeders en zusters te helpen ingang te vinden in het leven. In plaats daarvan wilde ik steeds maar zorgen dat mensen mij aandacht gaven en naar mij luisterden, omwille van mijn eigen verlangens, ik probeerde altijd mezelf op te bouwen waar ik ook ging. Ik was zelfs jaloers op hen die goed waren en afgunstig op de sterken, en koppig in competitie met anderen voor superioriteit. Van buiten was ik in competitie met mensen, maar in feite was ik in gevecht met God. Dit is iets wat Gods gezindheid ernstig beledigt. Hij oordeelde en tuchtigde, kastijdde en disciplineerde mij, en nam de status van mij af om mij te brengen tot zelfreflectie en berouw. Ik zag dat Gods liefde voor mij te diep en te groot was! Ik kon niet anders dan spijt voelen en mezelf inwendig verwijten, meer nog, ik haatte dat mijn verdorvenheid zo diepgeworteld was. Ik volgde God, maar ik streefde de waarheid niet na, en in plaats daarvan zwoegde ik blind om status en aanzien. Ik had echt gefaald in het voldoen aan Gods liefde en redding. Hoe meer ik aan introspectie deed, hoe duidelijker ik zag dat de spreekwoorden waar ik naar leefde, als “zoals een boom leeft voor zijn bast, zo leeft een man voor zijn gezicht,” en “een man laat zijn naam achter overal waar hij verblijft, net zoals de gans zijn schreeuw uit overal waar hij vliegt” leugens waren, door Satan gebruikt om de mensheid te verderven en schade toe te brengen. Ik zag in dat Satan deze dingen gebruikte om de zielen van mensen te verlammen, hun verstand te verdraaien, en hen foute ideeën over het leven te doen ontwikkelen, zodat zij bitter streven naar het naleven van lege zaken zoals status, faam, rijkdom en aanzien, en uiteindelijk afdwalen van God en Hem verraden, zodat ze kunnen verblijven in zijn misvattingen en voor hem kunnen werken en naar believen door hem worden verscheurd en geschaad. Ik was een van die mensen die een verkeerde visie op het leven ontwikkelde, gebaseerd op Satans leugens, waardoor ik arrogant werd, verwaand, hooghartig, en geen plaats had voor God in mijn hart. Ik leefde in verdorvenheid en behandelde God als de vijand. Nu, ik mag nooit opnieuw ingaan tegen God en tegelijk genieten van Zijn genade. Ik zal mezelf helemaal hervormen, Satan volledig achterlaten, mijn hart totaal aan God geven, en het beeld uitleven van een waarlijk persoon om Gods hart te troosten. Daarna, zocht ik naar hoe mijn pad verder te gaan, en hoe de waarheid na te streven om Gods wil tevreden te stellen. Dank God voor het weer leiden van mij. En toen zag ik Gods woorden: “Al ben je nu geen werker, toch kun je de plicht van een schepsel van God vervullen en proberen je aan al Gods orkestraties te onderwerpen. Je zou in staat moeten zijn te gehoorzamen aan alles wat God zegt en allerlei beproevingen en louteringen mee te maken en, ondanks je zwakheid, in je hart nog steeds God kunnen liefhebben. Zij die de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven nemen zijn bereid de plicht van een schepsel van God uit te voeren. Het gezichtspunt van dergelijke mensen over de zoektocht is het juiste. Dit zijn de mensen die God nodig heeft. […] Als een schepsel van God zou de mens de plicht van een schepsel van God moeten willen uitvoeren, God moeten willen liefhebben zonder andere keuzes te maken, want God is de liefde van de mens waard. Zij die God willen liefhebben moeten niet op zoek zijn naar eigen gewin of naar iets waar zij zelf naar verlangen. Dat is de meest juiste manier van zoeken” (‘Succes of mislukking zijn afhankelijk van het pad dat de mens bewandelt’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Als een baken verlichtten Gods woorden mijn hart, en wezen ze me de weg die ik moest gaan. God hoopt dat mensen, ongeacht of ze status hebben en welke omstandigheden hen getroffen heeft, hun uiterste best kunnen doen om de waarheid na te streven, en Gods orkestratie en bepalingen te gehoorzamen en zoeken om God lief te hebben en tevreden te stellen. Dit is de meest juiste weg van nastreven zowel als het juiste pad van leven dat geschapen schepselen moeten bewandelen. Ik nam me dus voor, voor God: O God, dank U dat U mij het juiste pad van leven hebt getoond. Mijn status in het verleden was vanwege Uw verheffing. Vandaag de dag geen status hebben, is ook vanwege Uw gerechtigheid. Ik ben slechts een minuscuul geschapen schepsel. Van nu af aan wil ik alleen de waarheid nastreven en al Uw bepalingen gehoorzamen.
Daarna werd mijn situatie snel weer normaal door het lezen van Gods woorden en het leven van het kerkelijke leven. De kerk regelde opnieuw een passende plicht voor mij. Ook richtte ik mij op het naleven van de waarheid in het vervullen van mijn plicht, als er iets gebeurde zocht ik naar Gods bedoelingen, probeerde ik mezelf te kennen, en vond ik de overeenstemmende woorden van God om het op te lossen. Wanneer ik geconfronteerd werd met dingen die te maken hadden met aanzien en status, ook al had ik sommige dingen in gedachten, door gebed en Gods woord zocht ik de waarheid en verzaakte ik mezelf, en geleidelijk aan was ik in staat om niet door deze dingen geleid te worden en kon ik mijn plicht vervullen met gemoedsrust. Als ik zag dat sommige broeders en zusters die niet zo lang als mij in God geloofden vertrouwd werden met opdrachten, was ik in staat om, door het zoeken van de waarheid, te begrijpen dat welke plicht iemand vervult door God is voorbestemd, en dat ik zijn bepalingen moest gehoorzamen. Hierdoor was ik in staat om het op de juiste manier te benaderen. Wanneer broeders en zusters omgingen met mijn natuur en wezen en deze blootstelden, zelfs al had ik het gevoel gezichtsverlies geleden te hebben, was ik in staat om gehoorzaam te worden door gebed. Dit is omdat Gods liefde op mij was gevallen, en het heeft mij enorm bevoordeeld in het veranderen van mijn levensgezindheid. In het verleden focuste ik te veel op mijn aanzien en was ik niet bereid mij open te stellen aan anderen, uit angst dat ze op me zouden neerkijken. Nu oefen ik om een eerlijk mens te zijn in overeenstemming met Gods vereisten, en als ik problemen heb zal ik me openstellen aan broeders en zusters, wat me bijzonder opgelucht doet voelen en gelukkig in de diepten van mijn ziel. Door deze veranderingen in mij te zien, kan ik niet anders dan God danken en loven, want deze veranderingen zijn mij gebracht door Gods tuchtigende en oordelende werk van de laatste dagen.
Ik volg Almachtige God nu al verscheidene jaren. Als ik terugdenk, weet ik dat het het gif van Satan was dat mijn ziel uitholde. Ik leefde onder het domein van Satan en werd door hem verscheurd en misleid gedurende vele jaren. Ik kende de waarde en betekenis van het leven niet. Ik kon het licht niet zien, en vond ook geen waar geluk en ware vreugde. Ik zakte in de afgrond van ellende en was niet in staat mezelf eraan te onttrekken. Nu is het door Gods herhaaldelijke tuchtiging en oordeel dat ik erin geslaagd ben de schade van Satan weg te werken en verlichting en vrijheid te bereiken. Ik heb mijn geweten en mijn rede herwonnen, en ik heb ook het juiste doel om na te streven, God volgen op het heldere en juiste pad van leven. Door Gods tuchtiging en oordeel heb ik werkelijk Gods onzelfzuchtigheid en oprechte liefde ervaren, de zegen genoten en de liefde ontvangen die de wereld van de mensen niet kan genieten. Alleen God kan de mens redden van Satans zee van ellende, en alleen Gods tuchtiging en oordeel kan de mensheid reinigen van het satanische gif in hen, en hen doen leven naar het beeld van een waar mens en doen wandelen op het rechte pad van leven. Gods tuchtiging en oordeel is het licht. Het is de grootste genade, de beste bescherming, en de meest waardevolle rijkdom van het leven, door God geschonken aan de mens. Het is, zoals de woorden van Almachtige God zeggen: “[…] tuchtiging en oordeel door God de beste bescherming en grootste genade van de mens waren. Alleen door tuchtiging en oordeel van God kan de mens ontwaken en het vlees haten en Satan haten. Gods strikte discipline bevrijdt de mens van de invloed van Satan, het bevrijdt hem uit zijn eigen kleine wereld en stelt hem in staat te leven in het licht van Gods aanwezigheid. Er is geen betere redding dan tuchtiging en oordeel!” (‘De ervaringen van Petrus: zijn kennis van tuchtiging en oordeel’ in Het Woord verschijnt in het vlees). Dank Gods tuchtiging en oordeel om mij te redden en mij toe te staan om herboren te worden! Op mijn toekomstig pad van geloof in God, zal geen inspanning te veel zijn om de waarheid na te streven, om meer te ontvangen van Gods tuchtiging en oordeel, en Satans gif grondig weg te werken om reiniging te krijgen, ware kennis van God te bereiken, en een persoon te worden die werkelijk van God houdt. Alle glorie zij aan God. Amen!