Een diepere ervaring van Gods liefde door een hol van demonen te betreden

22 oktober 2019

Door Fenyong, provincie Shanxi

Ik ben weliswaar van kinds af aan opgegroeid met de liefde en aandacht van mijn ouders, maar in mijn hart voelde ik me toch vaak eenzaam en dacht dat ik niemand had om op terug te vallen. Ik leek altijd in de greep van een onverklaarbare aandoening, waar ik maar niet overheen kon komen. Vaak vroeg ik me af: Waarom leven mensen? Hoe zouden we moeten leven? Maar ik kon nooit een antwoord vinden. In 1999 had ik eindelijk het geluk het werk van Almachtige God van de laatste dagen te accepteren. De voeding en voorziening van Gods woord troostten mijn eenzame hart en ik had het gevoel dat ik eindelijk thuis kwam. Ik voelde me bijzonder veilig en beschermd. Toen pas wist ik eindelijk wat het betekent om gelukkig te zijn. Later las ik in Gods woord dat: “De wereld in het hart van de mens die geen plaats voor God heeft is donker, leeg en hopeloos. […] De plaats en het leven van God kunnen door geen enkel mens vervangen worden. De mensheid heeft niet alleen behoefte aan een rechtvaardige samenleving waarin iedereen goed gevoed, gelijk en vrij is, maar ook aan de redding van God en Zijn levensvoorzieningen aan hen(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 2: God beschikt over het lot van de gehele mensheid). Hier ontdekte ik dat goed eten, mooie kleren dragen en genieten niet datgene zijn wat de mens nodig heeft om te leven. Wat de mensen nodig hebben is de redding van God en het verstrekken van het leven door God. Alleen daarmee kan de leegte in de geest van de mensen worden gevuld. De vragen die me zo lang dwars hadden gezeten waren eindelijk beantwoord: God zorgt voor ieder levend wezen in de schepping. Mensen zouden ernaar moeten leven dat ze op God vertrouwen en ze zouden voor God moeten leven, want alleen zo heeft hun leven betekenis. Naarmate ik meer van Gods woord las, begon ik langzamerhand enige waarheid te begrijpen. Later nam ik plichten op me in de kerk. Ik bezocht vaak bijeenkomsten en communiceerde met mijn broeders en zusters, en ik bracht mijn dagen door met het gevoel dat ik een vol en bevredigend leven leidde. Maar een plotselinge arrestatie ontredderde mijn rustige leven en wierp me in een hol van demonen …

Het was een regenachtige zomerdag op 17 juli 2009, toen drie van mijn zusters en ik uit ons middagdutje werden gewekt en de hond op de binnenplaats plotseling hoorden aanslaan. Ik keek naar buiten om te zien wat er aan de hand was, en zag meer dan twintig agenten in burger over de muur de binnenplaats in klimmen. Voordat ik kon reageren, renden ze het huis binnen en sleepten ons naar de huiskamer. Ik raakte in paniek door de plotselinge verandering van omstandigheden en vroeg me af hoe ik op het verhoor door de politie zou moeten antwoorden. Maar toen kreeg ik een idee: God liet deze omstandigheden gebeuren, dus moest ik me eraan onderwerpen. Daarna moesten we van de politie neerhurken en twee van hen draaiden mijn armen achter mijn rug, duwden een stroomstok in mijn nek en trokken een jas over mijn hoofd. Ze bleven me neerdrukken en mijn benen raakten gevoelloos. De minste beweging bracht een golf van godslastering en scheldpartijen teweeg. Deze boosaardige politieagenten doorzochten het huis als bandieten en ik bad onophoudelijk tot God in mijn hart. “God!”, zei ik, “Ik weet dat alles in uw handen is en het is door uw goede bedoelingen dat ik nu met deze situatie word geconfronteerd. Ook al begrijp ik het niet op dit moment, ik ben bereid me te onderwerpen. God! Ik ben nu helemaal in paniek. Ik ben heel bang en ik weet niet wat me nog meer staat te wachten. Ik weet dat mijn gestalte te min is en dat ik te weinig begrijp van de waarheid, dus smeek ik u om bescherming en begeleiding. Geef me vertrouwen en kracht, zodat ik sterk sta en geen Judas word en u verraad.” Ik bleef steeds maar opnieuw bidden en durfde God geen moment te verlaten. De politie vond vier laptops, een aantal mobiele telefoons, een paar USB-sticks en MP3-spelers en meer dan 1.000 RMB aan contanten bij hun doorzoeking. Toen ze het huis doorzocht hadden, namen ze alles in beslag wat ze hadden gevonden, namen foto’s van ieder van ons en dwongen ons hun auto in. Op weg naar buiten zag ik meer politieauto’s en agenten dan ik kon tellen.

De politie nam ons mee naar een opvangcentrum in een militair deelgebied, waar ze ons scheidden om ons afzonderlijk te verhoren. Twee politieagenten stonden op wacht bij de deur. Onmiddellijk nadat ze me de kamer binnen hadden geduwd, begonnen drie mannelijke en één vrouwelijk agent me te ondervragen. Een van de mannelijke agenten begon met de vraag: “Waar kom je vandaan? Hoe heet je? Wat doe je in dit gebied? Waar is het geld van de kerk?” Ik bleef onophoudelijk in mijn hart tot God bidden. Wat ze me ook vroegen, ik weigerde een geluid uit te brengen. Toen ze dit zagen, werden ze allemaal kwaad. Ze bevalen me strak rechtop te staan en lieten me niet tegen de muur leunen. Zo bleven ze me drie dagen en drie nachten lang om de beurt verhoren en stonden me al die tijd niet toe te eten of te slapen. Mijn toch al magere, zwakke lichaam was niet bestand tegen dat misbruik. Mijn hoofd stond op ontploffen, het voelde alsof mijn hart uitgehold was, ik was moe en had honger en ik kon mijn evenwicht niet bewaren. Maar telkens als ik mijn ogen sloot porden ze me en zeiden: “Je gaat niet slapen voordat je onze vragen hebt beantwoord! Zeker niet! We hebben alle tijd van de wereld. Laten we maar eens kijken hoe lang je het volhoudt!” Vaak stelden ze me vragen over de kerk. Ik was heel zenuwachtig tijdens deze vuurproef en doodsbang dat ik iets los zou laten in een moment van onachtzaamheid. Ik voelde me lichamelijk en geestelijk gekweld, maar toen ik dacht dat ik alles tot het uiterste had doorstaan en het niet langer uithield, verlichtte God me door me deze passage van Zijn woorden in herinnering te brengen: “Wanneer je geconfronteerd wordt met lijden, moet je in staat zijn om niet naar het vlees te kijken en niet te klagen tegen God. Wanneer God Zich voor je verbergt, moet je in staat zijn om het geloof te hebben om Hem te volgen en je vorige liefde te behouden zonder deze te laten haperen of verdwijnen. Wat God ook doet, je moet je aan Zijn plan onderwerpen en meer bereid zijn je eigen vlees te vervloeken dan tegen Hem te klagen. Wanneer je voor beproevingen staat, moet je God tevreden stellen ondanks enige tegenzin om afstand te doen van iets waar je van houdt, of ondanks jammerlijk huilen. Alleen dit kan ware liefde en geloof worden genoemd. Het maakt niet uit wat je werkelijke gestalte is, je moet eerst de wil bezitten om ontberingen te ondergaan en daarnaast het ware geloof bezitten en je moet de wil hebben om het vlees te verzaken(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Degenen die vervolmaakt zullen worden, moeten loutering ondergaan). Iedere regel van Gods woorden moedigde me aan. Het klopte, Satan gebruikte mijn fysieke zwakte om me aan te vallen. Hij hoopte mijn verlangen om mijn vlees te beschermen en comfortabel en gemakkelijk te leven, te gebruiken om mij aan hem te onderwerpen. Ik kon niet toestaan dat hij me misleidde en me als een laffe, onteerde Judas liet leven. Ik was bereid naar Gods woord te leven, het vlees te verzaken en de liefde voor God in praktijk te brengen. Ik vervloekte nog liever mijn eigen vlees dan dat ik tegen God zou klagen of Hem zou verraden. Gods woorden waren een bron van bodemloze kracht en gaven me de vastberadenheid mijn lijden te dragen. Op de derde dag kwam er om middernacht een man van middelbare leeftijd, blijkbaar hun meerdere. Toen hij zag dat ze geen woord uit me hadden gekregen, kwam hij pal voor me staan en zei: “Je bent een jonge vrouw en je ziet er niet slecht uit. Je zou alles kunnen doen, wat je wilt. Waar houd je vast aan je geloof in God? Waarom vertel je ons niet gewoon wat je weet? Uitstel zal je niet baten. Hoe langer je het uitstelt, hoe meer je zult moeten lijden.” Op dat moment was mijn vlees uitermate zwak en mijn vastberadenheid begon te wankelen. Ik dacht: misschien moest ik ze maar iets onbelangrijks vertellen. Als ik het zo blijf uitstellen, wie weet welke middelen ze nog meer gebruiken om me te martelen? Maar meteen dacht ik: nee! Ik kan niks zeggen! Als ik iets loslaat, zullen ze steeds meer vragen. Er is geen houden aan als ik dat eenmaal doe en dan ben ik pas echt een Judas. Toen ik me dit realiseerde, begreep ik dat ik bijna in Satans truc was getrapt. Dit was gevaarlijk! Wat een kwaadaardige, verachtelijke duivels! Ze buitten mijn zwakte uit, waarbij ze zowel harde als zachte technieken gebruikten om me de kerk te laten verraden. Ik kon niet toestaan dat ik door Satan beetgenomen werd. Ik zou liever sterven dan iets doen om God te verraden.

Toen deze agenten op de vierde dag zagen dat ik ze nog steeds niets had verteld, probeerden ze een andere tactiek. Ze brachten me naar een andere kamer en deden de deur dicht. Toen herinnerde ik me dat ik ooit iemand had horen beschrijven hoe de politie een zuster naar een gevangeniscel vol mannen bracht en deze mannelijke gevangen haar lieten vernederen. Ik was heel bang, alsof ik een lam was in de muil van een tijger zonder hoop op ontsnapping, en ik dacht: hoe gaan ze me nu martelen? Zal ik sterven in deze kamer? … God, bescherm me en geef me kracht! Steeds opnieuw bad ik en riep ik God te hulp, ik durfde God geen moment te verlaten. De agenten gingen op het bed zitten. Ik moest voor ze gaan staan en ze stelden met dezelfde vragen en toen ze zagen dat ik nog steeds niet sprak, werd een van hen ziedend. Hij greep me bij de armen en draaide die achter op mijn rug, sloeg me in de boeien en beval me de paardrijstand aan te nemen. Mijn benen waren al lam op dat moment. Ze waren te zwak om me overeind te houden, laat staan dat ze me konden ondersteunen in de paardrijstand. Ik kon die houding nog geen minuut volhouden. Toen mijn houding niet aan hun vereisten voldeed, schopte een van hen me meedogenloos tegen de schenen, waardoor ik op de grond viel. Een tweede grote mannelijke politieagent kwam naar voren en hees me aan mijn handboeien overeind. Daarna tilde hij mijn armen hoog achter me de lucht in en tierde: “Ga je nu praten? Stel mijn geduld niet op de proef!” Hoe hoger hij mijn armen optilde, hoe strakker de handboeien kwamen te zitten en ik gilde het uit van de pijn. Maar hoe meer ik schreeuwde, hoe hoger hij me optilde en hoe gemener hij me uitschold, maar ik voelde alleen maar dat mijn armen en polsen op het punt stonden te breken. In mijn ellende kwam er een passage van Gods woorden in mij op. “Jullie moeten tijdens deze laatste dagen een getuigenis aan God afleggen. Ongeacht hoe groot jullie lijden is, moeten jullie tot het uiterste einde toe doorgaan en zelfs bij jullie laatste ademhaling, moeten jullie nog steeds trouw zijn aan God en aan de genade van God; alleen dit is God echt liefhebben en alleen dit is de sterke en klinkende getuigenis(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen door pijnlijke beproevingen te ervaren, kun je de liefelijkheid van God kennen). Toen voelde ik Gods troost en aanmoediging oprecht. Ik voelde dat God naast me stond, dat Hij bij me was, me aanmoedigde om standvastig te blijven hoe groot mijn lijden ook was, en Hem tot het einde toe trouw te blijven, omdat alleen dat een sterke, weerklinkende getuigenis is. Stil bad ik tot God: “God, u eist nu van mij dat ik standvastig ben en van u getuig. Hoeveel ik ook lijd, ik zal van u getuigen in Satans aangezicht, en zelfs al sterf ik, ik zal u niet verraden! Ik onderwerp me niet aan Satan!” Er volgde nog een ronde kwellingen. Toen de politieagent zag dat ik nog steeds niet sprak, gooide hij me gemeen op de grond. Naderhand zag ik dat de handboeien twee gapende wonden in mijn polsen hadden gemaakt en de pijn leek door me heen te schieten. Tot op de dag vandaag kan ik nog geen zware dingen tillen met mijn rechterpols.

De politie martelde me met tussenpozen tien dagen lang om informatie over de kerk los te krijgen. Toen ze zagen dat hun agressieve tactiek niet werkte, gooide ze het over een andere boeg. Op een dag stuurden ze een vrouwelijke agent om een band met me op te bouwen. Ze bracht me wat producten voor dagelijkse gebruik, en probeerde vervolgens bij me in de gratie te komen. Ze zei: “Kijk nou eens naar jezelf. Je bent een mooie, jonge vrouw met wat een goed diploma moet zijn. Als je niet in God zou geloven, zouden we vriendinnen kunnen zijn. Als je nergens naar toe kunt, kun je bij mij in huis logeren. Ik kan je aan een goede baan helpen en aan een leuk vriendje voorstellen. Je zou je eigen thuis kunnen hebben, je eigen echtgenoot, een kind. Je zou van je dagen met je gezin kunnen genieten. Zou dat niet fijn zijn? Zoals het er nu voor staat, kun je niet terug naar huis. Mis je je thuis niet, en je ouders?” De mannelijke agent ernaast viel haar bij: “Dat klopt. Waarom ben je altijd ondergedoken, steeds aan het verhuizen? Waarom doe je jezelf dat aan? Zo lang als je met ons meewerkt, beloof ik je dat er een uitweg is voor je.” Ik hoorde hoe ze me verleidden en onwillekeurig verzwakte mijn hart. Ze hebben gelijk. Ik ben de afgelopen jaren ondergedoken geweest, bang om gearresteerd te worden door de politie. Ik heb geen vast adres gehad en heb constant in angst geleefd. Wanneer komt er een einde aan deze periode van vervolging? Het is echt ellendig zo te leven! Maar door die gedachte ontstond er meteen duisternis in mijn hart, dus riep ik God te hulp: “God! Ik weet dat mijn gesteldheid niet goed is. Ik stel eisen aan u en klaag over u. Dit is mijn ongehoorzaamheid en verzet. God! Ik smeek u mij te verlichten, zodat ik me van deze verkeerde gesteldheid af kan keren, kan verhinderen dat Satans intrige slaagt en kan voorkomen dat ik in Satans val trap.” Na mijn gebed herinnerde ik me een passage van Gods woord: “Misschien herinneren jullie je allemaal deze woorden: ‘De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt ons een eeuwige luister, die alles omvat en alles overtreft.’ Vroeger hebben jullie dit allemaal horen zeggen, maar niemand begreep de ware betekenis van de woorden. Tegenwoordig kennen jullie de echte betekenis hiervan wel. Deze woorden beschrijven wat God in de laatste dagen tot stand zal brengen. En ze zullen worden volbracht in hen die geteisterd zijn door de grote rode draak in het land waar deze zich bevindt. De grote rode draak vervolgt God en is de vijand van God. In dit land zijn zij die in God geloven dus onderworpen aan vernedering en vervolging. Daarom worden deze woorden in jullie groep mensen de realiteit(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Is het werk van God zo eenvoudig als de mens zich voorstelt?). Door de verlichting van Gods woorden klaarde mijn hart op. Ik begon het belang te begrijpen van het meemaken van vervolging en tegenspoed. God gebruikt de vervolging door deze demonen voor onze vastbeslotenheid het lijden te verdragen en de vervolmaking van onze oprechtheid en het trouw volgen van Hem. Zo kunnen onze ervaring en getuigenis een krachtig bewijs worden van Gods overwinning op Satan en zo kunnen alle mensen deze getuigenis zien dat het werk van Almachtige God van de laatste dagen niet het werk van de mens is maar het werk van God Zelf. Zonder het werk van God en de begeleiding en voorziening van Gods woord kan geen mens de langdurige en mensverpletterende wreedheid en kwelling van deze demonen verdragen. In God kunnen geloven en God volgen, zelfs al kost het je eigen leven, is het effect dat wordt bereikt door het werk dat Almachtige God op de mensen uitvoert. Het is de getuigenis van de glorie die God verkrijgt, en van Gods almachtige kracht. In deze laatste fase van Zijn werk wil God een groep overwinnaars krijgen die weerstand kunnen bieden aan Satans vervolging en wrede kwaad en die zich onverschrokken tot rechtvaardigheid wenden. Dit zijn de overwinnaars die God uiteindelijk wil winnen! In Gods woorden staat: “Ik heb al mijn glorie aan jullie geschonken en jullie het leven gegeven dat het uitverkoren volk, de Israëlieten, nooit heeft ontvangen. Eigenlijk moeten jullie voor mij getuigen, jullie jeugd aan mij wijden en jullie leven prijsgeven. Aan wie ik ook mijn glorie schenk, die zal getuigenis van mij afleggen en zijn leven voor mij geven. Dit is al lang voorbestemd. Het is jullie geluk dat ik mijn glorie aan jullie schenk, en jullie plicht is om van mijn glorie te getuigen(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Wat weet jij over het geloof?). In Zijn zesduizendjarige managementplan heeft God drie fases van Zijn werk verricht en is Hij twee keer geïncarneerd. In Zijn laatste incarnatie is Hij in China komen werken, een atheïstisch land dat God zeer zwaar vervolgt. Hij brengt een deel van de glorie die Hij in de laatste dagen verwerft tot stand in diegenen van ons die zwaar en beestachtig letsel zijn toegebracht door Satan, waardoor Hij Satan verslaat en tegelijkertijd laat Hij de waarheid en het leven in ons zijn werk doen. We krijgen echt veel van God en we zouden dus van God moeten getuigen. Dit is Gods opdracht en Zijn genade en verheerlijking, en het is onze eer. Het lijden dat we nu dragen is dus betekenisvol en waardevol en vertegenwoordigt Gods genegenheid voor ons. Door de verlichting en begeleiding van Gods woorden, begreep ik Gods wil, doorzag ik Satans trucs en vond ik de vastbeslotenheid om ieder lijden te dragen en standvastig voor God te getuigen. Nadien bleef de politie me nog twee weken ondervragen, maar ik heb ze nooit iets verteld over de kerk.

Later werd ik overgebracht naar een plaatselijk huis van bewaring. Zodra ik aankwam kreeg ik het bevel van een politieagente me uit te kleden zodat ik onderzocht kon worden en ze nam het geld dat ik bij me had ook in beslag. Toen ik de cel binnenging was de stank er vreselijk. Meer dan twintig mensen waren opeengedrongen op een enkele verhoging om te slapen. In dezelfde ruimte aten we, dronken we, en deden we allemaal onze behoefte. In de daaropvolgende maand kreeg ik het bevel van de politie om over te werken en iedere dag extra taken op me te nemen. Ze hadden mijn bril afgepakt, dus ik zag alles wazig en om tijdens het werk iets te zien moest ik alles heel dicht naar mijn ogen toe halen. Daar kwam nog bij dat de verlichting slecht en zwak was in het huis van bewaring. Terwijl de anderen sliepen, moest ik tot diep in de nacht doorwerken omdat ik er zo lang over deed mijn taken af te krijgen. Mijn ogen waren totaal uitgeput en ik vreesde dat ik blind zou worden van het werk. Ik kon niet goed slapen ’s nachts en iedere nacht was ik één uur aan de beurt om een taak in de cel te verrichten. Naast de zware dagelijkse werklast werd ik ook nog tweemaal per week verhoord, en iedere keer deden die politieagenten me handboeien en ketenen aan en kleedden me in het ‘keizerlijk gele’ gevangenisuniform. Ik herinner me zo’n dag. Het regende. Ik liep naast een politieagent die een paraplu boven zijn eigen hoofd hield. Ik liep uitermate moeilijk, geboeid en geketend in mijn dunne gevangenisuniform, rillend in de koude regen. De ketenen waren heel zwaar, schuurden mijn enkels en rinkelden luid bij iedere stap. Ik had zulke dingen vroeger alleen op TV gezien, maar nu maakte ik het zelf mee. Ik kon er niets aan doen, maar ik verachtte mijn situatie en in mijn hart riep ik uit: “Zo worden moordenaars en verkrachters verhoord! Wat heb ik gedaan, dat ik dit verdien?” Op dat moment verlichtte God mij en herinnerde ik me Gods woorden: “Voorvaderen van de alouden? Geliefde leiders? Zij keren zich allemaal tegen God! Hun bemoeienis heeft alles onder de hemel in een toestand van duisternis en chaos achtergelaten! Godsdienstvrijheid? De wettelijke rechten en belangen van burgers? Die zijn allemaal trucjes om zonde te bedekken! […] Dit is de tijd: de mens heeft reeds lang geleden al zijn kracht verzameld, hij heeft hiervoor al zijn inzet toegewijd, elke prijs betaald, om het afschrikwekkende gezicht van deze demon af te rukken en mensen, die verblind zijn en allerlei leed en moeilijkheden hebben doorstaan, boven hun pijn uit te laten stijgen en deze boze oude duivel de rug toe te laten keren(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (8)). Toen ik Gods woorden vergeleek met de werkelijkheid waar ik mee te maken had, zag ik eindelijk dat, ook al verklaart de CCP op alle mogelijke manieren aan de buitenwereld dat alle mensen religieuze vrijheid verdienen, zij op het moment dat iemand echt in God gelooft reageert met allerhande soorten vervolging, arrestatie, geweld, belediging, veroordeling en detentie. De partij behandelt mensen niet op een menselijke manier. De waarden ‘godsdienstvrijheid’ en ‘democratie en mensenrechten’ zijn trucs die alleen bedoeld zijn om te bedriegen, te verblinden en met mensen te spelen! Deze kwaadaardige partij tuigt zichzelf op met allerhande welbespraaktheid, maar in werkelijkheid is ze zo wreed en bruut als een demonisch beest, echt zo boosaardig en gemeen als het maar kan! De CCP negeert de schurken en boosdoeners in de wereld opzettelijk, en knijpt een oogje toe terwijl ze bedriegen, zwendelen, moorden en beroven. En soms beschermt ze hen zelfs. Maar ze vervolgt en vermoordt de mensen die in God geloven en op het juiste pad lopen genadeloos. De CCP is echt een demon die zichzelf tot vijand van God maakt! Toen ik daaraan dacht, moest ik deze walgelijke demon wel verachten. Ik zwoer me er tegen te verzetten, al kostte het me mijn leven, en ik gaf me over aan God! Na een maand veroordeelde de politie me, ondanks het gebrek aan bewijs, tot een jaar heropvoeding door arbeid met als aanklacht ‘verstoring van de openbare orde’.

Toen ik op het werkkamp aankwam, realiseerde ik me dat dit zelfs een nog duisterder plek was. Hier was er helemaal geen vrijheid. De gedetineerden konden hier alleen maar eten, drinken of naar het toilet in opdracht van de bewakers van hun afdeling, en we moesten de bewakers in alles gehoorzamen of we werden gestraft. Als we de ruimte binnenkwamen of verlieten, moesten we ons gevangenisnummer melden, en als iemand het verkeerde nummer meldde, werd de hele afdeling gestraft door twee uur in de meedogenloze zon door te brengen of kletsnat te regenen. Als we naar de kantine gingen om te eten en iemand had een verkeerd nummer gemeld, werd de hele afdeling gestraft en moest buiten wachten en mocht niet eten. We konden alleen maar hulpeloos toekijken terwijl de andere gedetineerden hun maaltijd opaten. Ook moesten we voor iedere maaltijd uit alle macht een militair lied zingen, en als er iemand vals zong, of niet hard genoeg, moesten we het lied van voren af aan zingen, nog een keer en nog een keer ... We mochten pas gaan eten als de bewakers van onze afdeling tevreden waren. Dit zogenaamde ‘managementsysteem’ bestaat alleen voor de bevrediging van het verlangen van die boosaardige bewakers om de baas te spelen, anderen te commanderen en te genieten van hun status. Iedere dag lieten ze anderen spitsroeden lopen. Naast schoonmaken voor de bewakers en hun dekens opvouwen, moesten de gedetineerden hier water halen voor hun voetbad en hun rug masseren. De bewakers gedroegen zich als keizers en koninginnen, ze glimlachten naar je als je ze goed diende, maar gingen lelijk tegen je tekeer of sloegen je, als je ze niet goed diende. Wat we ook aan het doen waren, al zaten we op het toilet, zodra we de bewakers hoorden roepen, moesten we luid ‘present’ antwoorden en snel naar hun toegaan om de opdrachten te vernemen. Zo werken de werkkampen onder het CCP-bewind. Het zijn donkere, benauwende, wrede en vernederende plekken. Oog in oog met dit alles voelde ik alleen maar verontwaardiging en hulpeloosheid. En verder behandelde de politie de gedetineerden in het werkkamp als werkpaarden en slaven, als niets dan een hulpmiddel om geld te verdienen. Ze overlaadden ons iedere dag met werk tot het zover was dat we naast eten en slapen de rest van onze tijd werkend doorbrachten om voor hun rijkdom te creëren. Naast de diverse voorschriften die we moesten opvolgen, kregen we iedere dag ook nog te maken met een zware werklast en je wist nooit wanneer je gestraft of uitgescholden zou worden. Ik kon het echt niet verdragen om zo te leven en ik weet niet hoe vaak ik bij mezelf dacht: zal ik in dit werkkamp overlijden? Iedere dag drijven ze ons tot uitputting. Hoe overleef ik zo’n zwaar jaar? Wanneer is dit eindelijk voorbij? Ik houd het in deze hel geen minuut meer uit, geen seconde … Daar kwam nog bij dat er niemand was waar ik mijn gevoelens openlijk mee kon delen. Ieder dag moest ik alles stil dragen en onafgebroken doorwerken en ik voelde me ellendig. ’s Nachts, als iedereen sliep en ik door de tralies voor het raam naar de sterren keek werd ik door verdriet overmand. Ik voelde me geïsoleerd en alleen en kon alleen maar in mijn kussen huilen. Maar op mijn zwakste moment herinnerde ik me plotseling Gods woord: “God heeft veel slapeloze nachten doorstaan omwille van het werk met de mensheid. Van hoog boven tot de laagste diepten is Hij afgedaald naar de levende hel waarin de mens leeft om Zijn dagen bij de mens door te brengen. Hij heeft nooit geklaagd over de haveloosheid onder de mensen, heeft de mens nooit berispt om zijn ongehoorzaamheid, maar verdraagt de grootste vernedering terwijl Hij Zijn werk persoonlijk uitvoert. Hoe kon God tot de hel behoren? Hoe kon Hij Zijn leven in de hel doorbrengen? Maar ten behoeve van de hele mensheid, zodat de ganse mensheid eerder rust kan vinden, heeft Hij vernedering doorstaan en onrecht geleden door naar de aarde te komen, en is Hij persoonlijk de ‘hel’ en het ‘dodenrijk’ binnengegaan, in het hol van de tijger, om de mens te redden(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Werk en intrede (9)). Iedere zin uit Gods woord was een troost voor mijn gekwelde hart. Ja! Ik voelde me zo alleen en geïsoleerd in deze demonische gevangenis omdat ik niemand had om in vertrouwen te nemen. Maar God kwam op aarde vanuit de hemel en kreeg afgrijselijke belediging en kwelling te verduren om ons te redden, ons mensen die tegen Hem in opstand kwamen en zich tegen Hem verzetten, en geen mens kon Hem begrijpen of rekening houden met Zijn wil. In plaats daarvan kreeg Hij met de misverstanden, klachten, verwaarlozing, aanvallen, het bedrog en verraad van de mensen te maken. Voelde God niet dezelfde isolatie en eenzaamheid? Was God niet ook gekweld en gepijnigd? Maar desondanks hield ik helemaal geen rekening met Gods wil en werd ik negatief en zwak na slechts een weinig lijden. Ik wilde me alleen maar terugtrekken en ontsnappen. Ik was echt opstandig! God liet mij de vervolging van deze duivels niet overkomen omdat Hij me opzettelijk wilde laten lijden, maar omdat Hij me duidelijk de afstotelijke tronie van de CCP wilde laten zien door haar wrede vervolging te ervaren, zodat ik haar echt achter me kon laten en me eindelijk helemaal tot God kon wenden. Dit gebeurde allemaal met de goede bedoelingen en redding van God. Hoe dan ook, Christus leed nu met mij en ik was niet meer alleen. Toen pas voelde ik, dat in alles wat God de mens aandoet er alleen maar redding en liefde steekt. Hoewel ik in het vlees pijn leed, was dit ongelooflijk gunstig voor mijn ingang in het leven! Toen ik dit eenmaal begreep, begon ik langzaam mijn negatieve, zwakke gesteldheid te boven te komen en vond ik de vastberadenheid tevreden te zijn met het lijden om getuigenis te geven voor God.

Eind juni 2010 werd ik een maand vervroegd vrijgelaten. Door deze vervolging en moeilijkheid mee te maken, voelde ik echt dat Gods redding oprecht en praktisch is voor mensen en dat Gods liefde voor mensen diep en echt is! Als ik de vervolging en arrestatie door deze duivels niet had doorgemaakt, zou mijn geloof, moed en vastberadenheid om te lijden niet vervolmaakt kunnen zijn en zou ik nooit in staat zijn geweest de ware, lelijke tronie van de demon te zien. Ik zou deze nooit echt verachten en ik zou nooit in staat zijn geweest mijn hart aan God over te geven en mezelf geheel aan God te schenken. Zonder echte ervaring van de bitterheid van vervolging en moeilijkheid zou ik nooit in staat zijn geweest het lijden te begrijpen en te waarderen dat God voelt of de prijs die Hij betaalt door geïncarneerd naar deze vuile plaats te komen om ons te redden. Hierdoor kon ik Gods liefde nog dieper voelen en kwam mijn hart Hem nader. Ik ben dankbaar voor Gods woorden voor de leidraad die ze steeds weer voor me zijn geweest en voor het gezelschap in een jaar waarin ik in duisternis in de gevangenis heb geleefd. Nu ben ik terug bij de kerk, ik lees Gods woord en communiceer over de waarheid met mijn broeders en zusters, ik heb mijn plichten weer opgepakt en mijn hart is vervuld met eindeloze vreugde en geluk. Ik ben God dankbaar uit de grond van mijn hart en ik heb een eed aan mezelf afgelegd: Wat voor omstandigheden of beproevingen mij ook ten deel zullen vallen, ik wil alleen de waarheid nastreven met al mijn kracht en God tot het einde toe volgen!

De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Toen ik achttien was

Door Yilian, China Almachtige God zegt: “Misschien herinneren jullie je allemaal deze woorden: ‘De geringe last die we tijdelijk te dragen...

Geef een reactie