Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf III

Deze verschillende communicaties hebben grote invloed gehad op elk individueel mens. Vanaf nu kunnen mensen eindelijk werkelijk het ware bestaan van God voelen en dat God daadwerkelijk heel dicht bij hen is. Hoewel mensen vele jaren in God hebben geloofd, hebben ze nooit werkelijk Zijn gedachten en ideeën begrepen zoals ze dat nu doen, noch hebben ze werkelijk Zijn praktische daden ervaren zoals ze dat nu doen. Of het nu kennis is of feitelijke praktijk, de meeste mensen hebben iets nieuws geleerd en hebben een hoger inzicht bereikt. Ze hebben de fout in hun eigen bezigheden uit het verleden ingezien, zich de oppervlakkigheid van hun ervaring gerealiseerd, beseft dat er te veel is dat niet in overeenstemming is met Gods wil en zich gerealiseerd dat wat de mens nog het meest ontbreekt kennis van Gods gezindheid is. Deze kennis van de kant van de mens is een soort emotionele kennis; het opklimmen tot het niveau van rationele kennis vereist een geleidelijke verdieping en versterking door middel van ervaringen. Voordat mensen God werkelijk begrijpen, kan subjectief worden gezegd dat zij in hun hart in het bestaan van God geloven, maar dat zij geen werkelijk begrip hebben van specifieke vraagstukken zoals wat voor soort God Hij echt is, wat Zijn wil is, wat Zijn gezindheid is en wat Zijn werkelijke houding ten opzichte van de mensheid is. Dit tast het geloof van mensen in God sterk aan – hun geloof kan geen puurheid en vervolmaking bereiken. Zelfs als je van aangezicht tot aangezicht met Gods woord staat, of voelt dat je God door middel van je ervaringen hebt ontmoet, kan nog steeds niet worden gezegd dat je Hem volledig begrijpt. Omdat je Gods gedachten niet kent, of waar Hij van houdt en wat Hij haat, wat Hem kwaad maakt en wat Hem vreugde schenkt, heb je nog steeds geen werkelijk begrip van Hem. Je geloof is gebouwd op een fundering van vaagheid en fantasie, op je eigen subjectieve verlangens. Dit is nog steeds ver verwijderd van een authentiek geloof en je bent nog lang geen echte volgeling. Dankzij de uitleg van de voorbeelden uit deze Bijbelverhalen kunnen mensen Gods hart leren kennen, wat Hij dacht bij elke stap van Zijn werk en waarom Hij dit werk deed, wat Zijn oorspronkelijke bedoeling en plan was toen Hij het deed, hoe Hij Zijn ideeën realiseerde en hoe Hij zich voorbereidde op Zijn plan en het ontwikkelde. Door deze verhalen kunnen we een gedetailleerd en specifiek begrip krijgen van elke specifieke bedoeling van God en elke werkelijke gedachte tijdens Zijn zesduizendjarige managementswerk, en van Zijn houding ten opzichte van de mensen op verschillende momenten en in verschillende tijdperken. Begrijpen wat God dacht, wat Zijn houding was en de gezindheid die Hij openbaarde toen Hij elke situatie het hoofd bood, kan ieder mens helpen Zijn ware bestaan dieper te realiseren, en Zijn echtheid en authenticiteit diepgaander te voelen. Mijn bedoeling met het vertellen van deze verhalen is niet de mensen de Bijbelse geschiedenis te laten begrijpen, het is ook niet om hen te helpen de boeken van de Bijbel of de mensen daarin te leren kennen en het is al helemaal niet om mensen te helpen te begrijpen wat de achtergrond is van wat God deed tijdens het Tijdperk van de Wet. Het is bedoeld om mensen te helpen Gods wil, Zijn gezindheid en elk kleinste deel van Hem te leren kennen en een authentieker en accurater begrip en kennis van God te verwerven. Op deze manier kunnen de harten van de mensen zich, beetje bij beetje, voor God openen, kunnen de mensen een nauwe band krijgen met God, en Hem, Zijn gezindheid en Zijn essentie beter begrijpen, en de ware God Zelf beter leren kennen.

Kennis van Gods gezindheid en wat Hij heeft en is, kan een positief effect hebben op mensen. Het kan hen helpen meer vertrouwen te hebben in God en hen helpen ware gehoorzaamheid en vrees voor Hem te bereiken. Zij zullen dan geen blinde volgelingen meer zijn of Hem blind vereren. God wil geen dwazen of mensen die blind de massa volgen, maar een groep mensen die in hun hart een duidelijk begrip en kennis van Gods gezindheid hebben en kunnen optreden als Gods getuigen, mensen die God vanwege zijn beminnelijkheid, om wat Hij heeft en is, en vanwege Zijn rechtvaardige gezindheid, nooit in de steek zullen laten. Als het je als volgeling van God in je hart nog steeds aan duidelijkheid ontbreekt, of er nog steeds dubbelzinnigheid of verwarring bestaat over Gods ware bestaan, Zijn gezindheid, wat Hij heeft en is, en Zijn plan om de mensheid te redden, dan kan jouw geloof Gods lof niet verwerven. God wil niet dat zo’n soort mens Hem volgt en Hij houdt er niet van als zo’n mens voor Hem komt. Omdat zulke mensen God niet begrijpen, kunnen ze hun hart niet aan God geven – hun hart is voor Hem gesloten en hun geloof in God is dus vol onzuiverheden. Hun navolging van God kan alleen maar blind genoemd worden. Mensen kunnen alleen waar geloof ontvangen en echte volgelingen zijn als ze werkelijk begrip en kennis van God hebben – dit creëert ware gehoorzaamheid en vrees voor Hem. Alleen op deze manier kunnen ze hun hart aan God geven zodat het voor Hem wordt geopend. Dit is wat God wil, omdat alles wat ze doen en denken Gods test kan doorstaan en getuigenis kan geven van God. Alles wat ik jullie vertel met betrekking tot Gods gezindheid, of over wat Hij heeft en is, of over Zijn wil en Zijn gedachten in alles wat Hij doet, vanuit welk perspectief of vanuit welke hoek dan ook, is om jullie te helpen meer zekerheid te krijgen over Gods ware bestaan, Zijn liefde voor de mensheid beter te begrijpen en te waarderen en Gods zorg voor de mensen en Zijn oprechte verlangen de mensheid te managen en te redden diepgaander in te zien.

Vandaag gaan we eerst Gods gedachten, ideeën en alles wat Hij heeft gedaan sinds het scheppen van de mens samenvatten en bekijken wat voor werk Hij heeft uitgevoerd vanaf het scheppen van de wereld tot aan de officiële start van het Tijdperk van Genade. We kunnen vervolgens ontdekken welke gedachten en ideeën van God de mens onbekend zijn en van daaruit de volgorde van Gods managementplan duidelijk maken en grondig begrijpen in welke context God Zijn managementwerk heeft gecreëerd, wat de oorsprong en wat het ontwikkelingsproces ervan is. We zullen ook diepgaand inzicht verwerven in de resultaten die Hij met Zijn managementwerk wil behalen – dat wil zeggen, de kern en het doel van Zijn managementwerk. Om deze dingen te begrijpen zullen we terug moeten gaan naar een verre, onbewogen en stille tijd toen er nog geen mensen waren …

Toen God van Zijn bed opstond, was Zijn eerste gedachte deze: een levend wezen te scheppen, een echt, levend mens – iemand om mee te leven en die Zijn constante metgezel zou zijn. Deze mens zou naar Hem kunnen luisteren en God zou hem in vertrouwen kunnen nemen en met hem spreken. Toen, voor de eerste keer, greep God een hand stof en gebruikte het om de allereerste mens die Hij zich voorgesteld had te scheppen. Vervolgens gaf Hij dit levende schepsel een naam: Adam. Hoe voelde God zich nadat Hij deze levende en ademende mens had verkregen? Voor het eerst voelde Hij de vreugde van het hebben van een dierbare, een metgezel. Hij voelde ook voor de eerste keer de verantwoordelijkheid van het vaderschap en de zorg die daarmee gepaard gaat. Deze levende en ademende mens bracht God blijdschap en vreugde; Hij voelde zich voor de eerste keer getroost. Dit was het eerste ding dat God ooit had gedaan dat niet met Zijn gedachten en zelfs niet met Zijn woorden bewerkstelligd was, maar met Zijn eigen twee handen was verricht. Toen dit wezen – een levend en ademend mens – gemaakt van vlees en bloed, met lichaam en vorm voor God stond en in staat was met God te spreken, ervoer Hij een soort vreugde dat Hij nooit eerder had gevoeld. Hij voelde echt Zijn verantwoordelijkheid en het levende wezen ontroerde Hem niet alleen, maar elke kleine beweging van hem raakte Hem en verwarmde Zijn hart. Toen dit levende wezen dus voor God stond, was het de eerste keer dat Hij het idee kreeg meer mensen zoals deze te verwerven. Dit was de serie gebeurtenissen die begon bij deze eerste gedachte van God. Voor God vonden al deze gebeurtenissen voor de eerste keer plaats, maar tijdens deze eerste gebeurtenissen, wat Hij ook voelde op dat moment – vreugde, verantwoordelijkheid, zorg – er was niemand waarmee Hij het kon delen. Vanaf dat moment voelde God een eenzaamheid en verdriet zoals Hij nog nooit eerder had ervaren. Hij voelde dat de menselijke wezens Zijn liefde, zijn zorg en bedoelingen voor de mensheid niet zouden kunnen accepteren en begrijpen, en voelde dus nog steeds smart en pijn in Zijn hart. Hoewel Hij deze dingen voor de mens had gedaan, was de mens zich hier niet van bewust en begreep hij het niet. Naast de blijdschap, vreugde en troost die de mens Hem bracht, bezorgde hij Hem ook snel de eerste gevoelens van smart en eenzaamheid. Dit waren de gedachten en gevoelens van God op dat moment. Terwijl God al deze dingen deed, veranderde in Zijn hart de gevoelens van vreugde in smart en van smart in pijn, alles vermengd met bezorgdheid. Alles wat Hij wilde doen is deze mens, dit menselijk ras, zo snel mogelijk te laten weten wat er in Zijn hart was en hem sneller Zijn intenties te laten begrijpen. Vervolgens konden zij Zijn volgelingen worden en in overeenstemming met Hem zijn. Zij zouden niet langer naar God luisteren maar sprakeloos blijven; ze zouden niet langer onbewust zijn van hoe zij zich bij God en Zijn werk kunnen aansluiten, en bovenal zouden ze niet langer mensen zijn die onverschillig staan tegenover Gods eisen. Deze eerste dingen die God heeft volbracht zijn bijzonder betekenisvol en van grote waarde voor Zijn managementplan en voor de mens van vandaag.

Na alle dingen en mensen te hebben geschapen, rustte God niet uit. Hij kon niet wachten met het uitvoeren van Zijn management en Hij kon ook niet wachten met het winnen van de mensen waar Hij onder de mensheid zo van hield.

Daarna, niet lang nadat God de menselijke wezens had geschapen, zien we in de Bijbel dat een grote zondvloed de gehele aarde met water bedekte. Noach wordt in het verslag van de zondvloed genoemd, en er kan gesteld worden dat Noach de eerste mens is die door God wordt geroepen om samen met Hem een taak van God uit te voeren. Natuurlijk was dit ook de eerste keer dat God een mens op aarde riep om iets in overeenstemming met Zijn gebod te doen. Zodra Noach klaar was met het bouwen van de ark, liet God de aarde voor de eerste keer overstromen. Toen God de aarde met de zondvloed vernietigde, was dat de eerste keer sinds het scheppen van de mens dat Hij Zich overmand voelde door afkeer van menselijke wezens; dit is wat God ertoe dwong de pijnlijke beslissing te nemen het gehele menselijke ras door de zondvloed te vernietigen. Nadat de zondvloed de aarde had vernietigd, sloot God Zijn eerste verbond met de mensen dat Hij dit nooit meer zou doen. Het teken van dit verbond was de regenboog. Dit was Gods eerste verbond met de mensheid en de regenboog was dus het eerste teken van een verbond dat door God werd gegeven; deze regenboog is een reëel, fysiek ding dat werkelijk bestaat. Het is precies dit bestaan van deze regenboog dat er de oorzaak van is dat God zich vaak verdrietig voelt over het vorige menselijke ras dat Hij heeft verloren. Het dient Hem ook als een voortdurende herinnering aan wat met deze mensen gebeurde … God zou Zijn tempo niet vertragen – Hij kon niet wachten om de volgende stap in Zijn management te zetten. Vervolgens selecteerde God Abraham als Zijn eerste keus voor Zijn werk in Israël. Dit was de eerste keer dat God zo’n kandidaat selecteerde. God besloot door middel van deze persoon te beginnen met de uitvoering van Zijn reddingswerk voor de mensheid, en om Zijn werk voor te zetten onder de afstammelingen van deze persoon. We kunnen in de Bijbel zien dat God dit met Abraham deed. Daarna maakte God Israël het eerste uitverkoren land en begon Zijn werk van het Tijdperk van de Wet door middel van Zijn uitverkoren volk, de Israëlieten. Opnieuw voor de eerste keer gaf God de Israëlieten de expliciete regels en wetten die de mensheid moet volgen, en legde ze gedetailleerd uit. Dit was de eerste keer dat God menselijke wezens zulke specifieke standaardregels gaf over hoe ze moesten offeren, hoe ze moesten leven, wat ze wel en niet moesten doen, welke feesten en dagen ze moesten vieren, en welke principes ze moesten volgen bij alles wat ze deden. Dit was de eerste keer dat God de mensheid zulke gedetailleerde standaardregels en principes voor het leven schonk.

Wanneer ik “de eerste keer” zeg, bedoel ik dat God nooit eerder een dergelijk werk heeft volbracht. Het is iets dat niet eerder had bestaan. Hoewel God de mensheid heeft geschapen en allerlei soorten wezens en levende dingen had geschapen, had Hij nog nooit dat type werk volbracht. Bij al dit werk was Gods management van de mens betrokken; het had allemaal te maken met de mensen en Zijn redding en management van de mensen. Na Abraham, maakte God opnieuw voor de eerste keer een keuze. Hij koos Job om degene te zijn die onder de wet in staat zou zijn de verleidingen van Satan te weerstaan, God te blijven vrezen en getuigenis te geven voor Hem. Dit was ook de eerste keer dat God Satan toestond een mens te verleiden en de eerste keer dat Hij een weddenschap met Satan afsloot. Uiteindelijk, voor de eerste keer, won God iemand die in staat was van Hem te getuigen terwijl hij oog in oog stond met Satan, een mens die getuigenis kon geven voor Hem en Satan grondig te schande kon maken. Sinds God de mensheid had geschapen, was dit de eerste mens die Hij had gewonnen die in staat was voor Hem getuigenis te geven. Zodra Hij deze mens had gewonnen, was God er nog meer op gebrand door te gaan met Zijn management en over te gaan op de volgende fase van Zijn werk, Zijn volgende keuze en werkplek voor te bereiden.

Hebben jullie, nu we over dit alles gecommuniceerd hebben, een werkelijk begrip van Gods wil? God beschouwt deze fase van het managen van de mensheid, het redden van mensen, als belangrijker dan wat dan ook. Hij doet deze dingen niet alleen met Zijn geest, noch alleen met Zijn woorden, en Hij doet het vooral niet nonchalant – Hij doet al deze dingen met een plan, met een doel, met standaarden en met Zijn wil. Het is duidelijk dat dit werk van het redden van de mensheid voor zowel God als de mens van groot belang is. Hoe moeilijk het werk ook is, hoe groot de obstakels ook zijn, hoe zwak de mensen ook zijn, hoe diep de rebellie van de mensheid ook gaat, niets van dit alles is moeilijk voor God. God houdt Zichzelf bezig, Hij breidt Zijn moeizame inspanningen uit en managet het werk dat Hij Zelf wil uitvoeren. Hij regelt ook alles en heerst over alle mensen en het werk dat Hij wil voltooien – geen van deze dingen zijn ooit eerder gedaan. Het is de eerste keer dat God deze methoden heeft gebruikt en Hij heeft een hoge prijs betaald voor dit grote project van het managen en redden van de mensheid. Tijdens het uitvoeren van dit werk heeft God beetje bij beetje, zonder voorbehoud verteld over Zijn harde werk, wat Hij heeft en is, over Zijn wijsheid en almacht en over elk aspect van zijn gezindheid. Hij onthult dit alles zonder voorbehoud beetje bij beetje aan de mensheid, waarbij Hij deze dingen openbaart en uitdrukt zoals Hij dat nog nooit eerder heeft gedaan. Er zijn dus nog nooit in het gehele universum schepsels geweest die zo dicht bij God staan, die zo'n intieme relatie met Hem hebben, als de mensen die God wil managen en redden. In Zijn hart is de mensheid die Hij wil managen en redden het allerbelangrijkst en Hij waardeert deze mensheid boven alles. Ondanks het feit dat Hij een hoge prijs voor hen heeft betaald en ondanks het feit dat zij Hem continu pijn doen en ongehoorzaam zijn, geeft Hij ze nooit op en gaat onvermoeibaar door met Zijn werk, zonder klacht of spijt. Dit is omdat Hij weet dat de mensen op een dag, vroeg of laat, zijn oproep zullen horen, wakker zullen worden en geroerd door Zijn woorden zullen erkennen dat Hij de Heer van de schepping is, en aan zijn zijde zullen terugkeren …

Nadat jullie dit vandaag allemaal hebben gehoord, kunnen jullie misschien het gevoel hebben dat alles wat God doet heel normaal is. Het lijkt alsof mensen altijd iets van Gods wil voor hen hebben gevoeld door Zijn woorden en uit Zijn werk. Maar er is altijd een zekere afstand tussen hun gevoelens of kennis en wat God denkt. Ik denk dus dat het noodzakelijk is met alle mensen te spreken over waarom God de mensheid heeft geschapen en wat de achtergrond is van Zijn wens de mensen te winnen waarop Hij heeft gehoopt. Het is van essentieel belang dit met iedereen te delen, zodat het een ieder in zijn hart duidelijk is. Omdat elke gedachte en elk idee van God, en elke fase en elke periode van Zijn werk aansluit op en nauw verband houdt met Zijn gehele managementwerk, is het zo dat als je Gods gedachten, ideeën en Zijn wil in elke stap van Zijn werk begrijpt, dit hetzelfde is als het begrijpen van de bron van het werk van Zijn managementplan. Het is op deze fundering dat je begrip van God zich verdiept. Hoewel alles wat God deed toen Hij eerst de wereld schiep, alles wat ik eerder heb genoemd, voor mensen van nu slechts wat informatie is en irrelevant lijkt te zijn voor de zoektocht naar de waarheid, zal er, naar mate je meer ervaring opdoet, een dag komen dat je beseft dat het niet zo simpel is als zomaar een paar stukjes informatie, noch dat het zoiets eenvoudigs is als sommige mysteriën. Naarmate je leven vordert en wanneer er een beetje van Gods positie in je hart is gekomen, of wanneer je Zijn wil grondiger en dieper bent gaan begrijpen, dan zul je het belang en de noodzakelijkheid van waar ik het vandaag over heb werkelijk begrijpen. Het maakt niet uit in hoeverre jullie dit hebben geaccepteerd, het is noodzakelijk dat jullie deze dingen begrijpen en weten. Wanneer God iets doet, wanneer Hij Zijn werk uitvoert, ongeacht of het met Zijn ideeën of Zijn eigen handen wordt gedaan, ongeacht of het de eerste keer is dat Hij het doet of dat het de laatste keer is – uiteindelijk heeft God een plan en zijn Zijn doeleinden en Zijn gedachten in alles wat Hij doet. Deze doeleinden en gedachten vertegenwoordigen Gods gezindheid en ze drukken uit wat Hij heeft en is. Deze twee dingen – Gods gezindheid en wat Hij heeft en is – moeten door ieder mens worden begrepen. Zodra een mens begrijpt wat Zijn gezindheid is en wat Hij heeft en is, kunnen ze geleidelijk aan begrijpen waarom God doet wat Hij doet en waarom Hij zegt wat Hij zegt. Van daaruit kunnen ze vervolgens meer geloof hebben om God te volgen, de waarheid te zoeken en te streven naar een verandering van gezindheid. Dat wil zeggen, het begrip van de mens van God en zijn geloof in God zijn onscheidbaar.

Hoewel wat mensen horen of leren begrijpen Gods gezindheid is, is wat Hij heeft en is, wat ze winnen, leven dat van God komt. Zodra dit leven in je gesmeed is, zal de vreze Gods in je groter en groter worden en zal het inzamelen van deze oogst zich heel natuurlijk voltrekken. Als je Gods gezindheid of Zijn essentie niet wilt begrijpen of kennen, als je zelfs niet over deze dingen wilt nadenken of je erop focussen, kan ik je met zekerheid vertellen dat de manier waarop je op dit moment je geloof in God najaagt je nooit in staat zal stellen Zijn wil te bevredigen of Zijn lof te oogsten. Sterker nog, je kunt nooit echt verlossing bereiken – dit zijn de uiteindelijke gevolgen. Wanneer mensen God niet begrijpen en Zijn gezindheid niet kennen, kunnen hun harten zich nooit echt voor Hem openen. Zodra ze God hebben begrepen, zullen ze met interesse en geloof beginnen te begrijpen en proeven wat er in Zijn hart is. Wanneer je begrijpt en proeft wat in Gods hart is, zal je hart zich, beetje bij beetje, voor Hem openen. Wanneer je hart zich voor Hem opent, zul je voelen hoe beschamend en verachtelijk je uitwisselingen met God, je eisen aan God, en je eigen extravagante verlangens waren. Wanneer je hart zich echt voor God opent, zul je zien dat Zijn hart een oneindige wereld is en zul je binnengaan in een rijk dat je nog nooit eerder hebt ervaren. In dit rijk is er geen bedrog, is er geen listigheid, is er geen duisternis en is er geen kwaad. Er is uitsluitend oprechtheid en trouw, uitsluitend licht en rechtschapenheid, uitsluitend rechtvaardigheid en goedheid. Het is vol liefde en zorg, vol mededogen en tolerantie, en je voelt er overal de vreugde en de blijdschap van het in leven zijn. Dit zijn de dingen die Hij je zal openbaren wanneer je je hart voor God opent. Deze oneindige wereld is vol van Gods wijsheid, vol van Zijn almacht, en ook vol van Zijn liefde en Zijn gezag. Je kunt hier elk aspect van wat God heeft en is zien, wat Hem vreugde brengt, waarom Hij zich zorgen maakt en waarom Hij verdrietig wordt, waarom Hij boos wordt … Dit is wat elk mens kan zien wanneer hij zijn hart opent en God binnenlaat. God kan alleen in je hart komen als je het voor Hem opent. Je kunt alleen zien wat God heeft en is en je kunt alleen Zijn wil voor jou zien als Hij in je hart is gekomen. Op dat moment zul je ontdekken dat alles aan God zo kostbaar is, dat wat Hij heeft en is het zo waard is te worden gekoesterd. Hiermee vergeleken zijn de mensen om je heen, de objecten en gebeurtenissen in je leven, en zelfs je dierbaren, je partner en de dingen waar je van houdt, nauwelijks het vermelden waard. Ze zijn zo klein en zo bescheiden; je zult voelen dat geen materieel object je ooit meer in zijn greep kan krijgen en dat deze objecten nooit meer in staat zullen zijn je welke prijs dan ook voor hen te laten betalen. In Gods nederigheid zul je Zijn grootheid en Zijn heerschappij zien, sterker nog, in iets dat die Hij heeft gedaan waarvan je dacht dat het niet veel voorstelde, zie je Zijn oneindige wijsheid en Zijn tolerantie, en zul je Zijn geduld, Zijn verdraagzaamheid en Zijn begrip van je zien. Dit zal liefde voor Hem in je ontwikkelen. Op die dag zul je voelen dat de mensheid in zo’n smerige wereld leeft, dat de mensen in je omgeving en de dingen die in je leven gebeuren, en zelfs degenen waar je van houdt, hun liefde voor jou en hun zogenaamde bescherming van of zorg voor jou, het vermelden zelfs niet waard zijn – alleen God is je geliefde en het is alleen God die je het meest koestert. Wanneer die dag komt geloof ik dat er mensen zullen zijn die zeggen: Gods liefde is zo groot en Zijn essentie is zo heilig – in God is geen bedrog, geen kwaad, geen afgunst en geen strijd, maar alleen rechtvaardigheid en authenticiteit, en de mensen zouden moeten verlangen naar alles dat God heeft en is. Mensen zouden er naar moeten streven en het moeten najagen. Op welke basis is het vermogen van de mensheid dit te bereiken gebouwd? Het is gebouwd op de basis van het begrip dat de mensen hebben van Gods gezindheid en hun begrip van Gods essentie. Het begrijpen van Gods gezindheid en wat Hij heeft en is, is dus een levenslange les voor ieder mens; het is een levenslang doel dat door elk mens wordt nagejaagd die ernaar streeft zijn gezindheid te veranderen en zich inspant God te kennen.

We hebben het net gehad over al het werk dat God voltooid heeft, de reeks van dingen die Hij voor de eerste keer deed. Elk van deze dingen is relevant voor Gods managementplan en voor Gods wil. Ze zijn relevant voor Gods eigen gezindheid en Zijn essentie. Als we beter willen begrijpen wat God heeft en is, kunnen we niet stoppen bij het Oude Testament of het Tijdperk van de Wet, maar zullen we de stappen die God in Zijn werk zette verder moeten volgen. Dus, toen God het Tijdperk van de Wet beëindigde en begon aan het Tijdperk van Genade, hebben onze eigen stappen ook het Tijdperk van Genade bereikt – een tijdperk vol genade en verlossing. In dit tijdperk deed God nogmaals iets belangrijks voor de eerste keer. Het werk in dit nieuwe tijdperk voor zowel God als de mensheid was een nieuw startpunt. Dit nieuwe startpunt was ook deze keer nieuw werk dat God voor het eerst deed. Dit door God uitgevoerde nieuwe werk was iets ongekends, iets dat de mens of welk ander schepsel dan ook zich onmogelijk kon voorstellen. Het is iets dat nu goed bekend is bij alle mensen – dit was de eerste keer dat God mens werd, de eerste keer dat Hij nieuw werk begon in de gestalte van een mens, met de identiteit van een mens. Dit nieuwe werk gaf aan dat God Zijn werk in het Tijdperk van de Wet had voltooid, dat Hij niet langer ook maar iets zou doen of zeggen onder de wet. Evenmin zou Hij ook maar iets uitspreken of doen in de vorm van de wet of volgens de principes of regels van de wet. Dat wil zeggen, al Zijn werk dat was gebaseerd op de wet is voor altijd stopgezet en zal niet worden voortgezet, omdat God nieuw werk wilde beginnen en nieuwe dingen wilde doen. Zijn plan kreeg hiermee opnieuw een nieuw startpunt. God moest dus de mensheid het volgende tijdperk inleiden.

Of dit vreugdevol of onheilspellend nieuws was voor de mensen hing af van wat hun essentie was. Er kan worden gezegd dat dit geen vreugdevol, maar onheilspellend nieuws was voor sommige mensen omdat, toen God met Zijn nieuwe werk begon, deze mensen, die slechts de wetten en regels volgden, die alleen de doctrines volgden maar God niet vreesden, geneigd waren Gods oude werk te gebruiken om Zijn nieuwe werk te veroordelen. Voor deze mensen was het onheilspellend nieuws; maar voor elk mens die onschuldig en open was, die oprecht tegenover God was en bereid was Zijn verlossing te ontvangen, was Gods eerste vleeswording bijzonder vreugdevol nieuws. Want sinds er mensen zijn is dit de eerste keer dat God aan de mensheid is verschenen en onder hen heeft geleefd in een vorm die niet de Geest was, maar als mens werd geboren en leefde onder de mensen als de Mensenzoon, en in hun midden Zijn werk deed. Deze ‘eerste keer’ doorbrak de menselijke opvattingen en tartte alle verbeelding. Daarnaast leverde dit al Gods volgelingen een tastbaar voordeel op. God beëindigde niet alleen het oude tijdperk, maar beëindigde ook Zijn oude werkmethoden en werkwijze. Hij stond niet langer toe dat Zijn boodschappers Zijn wil overbrachten, Hij was niet langer verborgen in de wolken en Hij verscheen en beval de mensen niet langer in de donder. Op een andere wijze dan ooit tevoren, via een methode die voor mensen onvoorstelbaar en moeilijk te begrijpen of te accepteren is – de vleeswording – werd Hij de Mensenzoon om het werk van dat tijdperk te ontwikkelen. Deze stap overviel de mensen en was heel ongemakkelijk voor hen omdat God wederom met nieuw werk begon dat Hij nog nooit eerder had gedaan. Vandaag bekijken we wat het nieuwe werk in het nieuwe tijdperk heeft bewerkstelligd: wat kunnen we in al dit nieuwe werk begrijpen van Gods gezindheid is en wat Hij heeft en is?

De volgende woorden zijn vastgelegd in het Nieuwe Testament van de Bijbel.

1. Mat. 12:1 In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten.

2. Mat. 12:6-8 Maar ik zeg je, dat op deze plek iemand is die belangrijker is dan de tempel. Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: “Barmhartigheid wil ik, geen offers,” dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.

Laten we eerst eens deze passage bekijken: “In die tijd liep Jezus op een sabbat door de korenvelden. Zijn leerlingen hadden honger en begonnen aren te plukken en ervan te eten.”

Waarom hebben we deze passage geselecteerd? Welk verband houdt deze passage met Gods gezindheid? In deze tekst is het eerste dat we te weten komen dat het de sabbatdag was, maar dat de Heer Jezus er toch met Zijn discipelen op uit trok en hen door de korenvelden leidde. Wat nog ‘schandaliger’ was, was dat ze zelfs “begonnen aren te plukken en ervan te eten.” In het Tijdperk van de Wet luidden de wetten van Jehova God dat de mensen er op de sabbat niet zomaar op uit konden trekken of deel konden nemen aan activiteiten – er waren heel veel dingen die niet konden worden gedaan op de sabbat. Deze daad van de Heer Jezus was raadselachtig voor degenen die reeds lange tijd onder de wet leefden en lokte zelfs kritiek uit. We zullen het voorlopig niet hebben over hun verwarring en wat ze zeiden over wat Jezus deed, maar eerst bespreken waarom de Heer Jezus ervoor koos dit juist op de sabbat te doen en wat Hij met zijn daad de mensen die onder de wet leefden duidelijk wilde maken. Dit is het verband tussen deze passage en Gods gezindheid waarover ik het wil hebben.

Toen de Heer Jezus kwam, gebruikte Hij praktische daden om met de mensen te communiceren: God had afscheid genomen van het Tijdperk van de Wet en was begonnen met nieuw werk. Voor dit werk was het houden van de sabbat niet vereist. Toen God zich losmaakte van de beperkingen van de sabbatdag, was dit slechts een voorproefje van Zijn nieuwe werk en Zijn werkelijk geweldige werk ontvouwde zich steeds verder. Toen de Heer Jezus Zijn werk begon, had Hij de ketenen van het Tijdperk van de Wet al achter zich gelaten en had hij de regels en principes van dat tijdperk al doorbroken. In Hem was er geen spoor over van ook maar iets dat betrekking had op de wet. Hij had de wet in haar geheel verworpen, hield zich er niet meer aan en eiste niet meer van de mensheid dat deze zich eraan zou houden. Hier zie je dus de Heer Jezus op de sabbat door de korenvelden lopen. De Heer rustte niet, maar was buiten aan het werk. Deze daad van Hem betekende een schok voor de opvattingen van de mensen en maakte hen duidelijk dat Hij niet langer onder de wet leefde, dat Hij de beperkingen van de sabbat achter zich had gelaten en voor en onder de mensheid verscheen in een nieuw beeld, met een nieuwe werkwijze. Deze daad van Hem vertelde de mensen dat Hij nieuw werk met Zich mee had gebracht dat begon met het achter zich laten van de wet en de sabbat. Toen God Zijn nieuwe werk uitvoerde, klampte Hij zich niet langer vast aan het verleden en maakte Hij zich niet langer zorgen over de regels van het Tijdperk van de Wet. Hij werd ook niet beïnvloed door Zijn werk uit het vorige tijdperk, maar werkte op de sabbat zoals op een gewone dag en wanneer Zijn discipelen honger hadden, konden ze aren plukken om te eten. Dit was allemaal heel normaal in Gods ogen. God kon met veel van het werk dat Hij wilde doen en de dingen die Hij wilde zeggen een nieuw begin maken. Zodra Hij een nieuw begin heeft gemaakt, heeft Hij het niet meer over Zijn vorige werk en zet het ook niet voort. God heeft Zijn principes in Zijn werk. Hij begint met nieuw werk wanneer Hij de mensheid naar een nieuwe fase wil leiden en wanneer Zijn werk een hogere fase heeft bereikt. Wanneer mensen blijven handelen overeenkomstig de oude uitspraken of regels, of hieraan vast blijven houden, zal Hij dit niet herdenken of prijzen. Dit komt omdat Hij reeds nieuw werk gebracht heeft en met Zijn werk aan een nieuwe fase is begonnen. Wanneer Hij nieuw werk initieert, verschijnt Hij aan de mensheid in een compleet nieuw beeld, gezien vanuit een compleet nieuw gezichtspunt en op een volledig nieuwe manier, zodat de mensen verschillende aspecten van Zijn gezindheid en wat Hij heeft en is kunnen zien. Dit is een van Zijn doelen in Zijn nieuwe werk. God houdt niet vast aan het oude en neemt ook niet het gebaande pad; wanneer Hij werkt en spreekt is het niet zo verbiedend als mensen zich dat voorstellen. In God is alles vrij en bevrijd en zijn er geen verboden, geen beperkingen – wat Hij de mensheid brengt is geheel en al vrijheid en bevrijding. Hij is een levende God, een God die echt, waarlijk bestaat. Hij is geen pop of beeldhouwwerk van klei en Hij is totaal verschillend van de afgoden die mensen op een altaar plaatsen en aanbidden. Hij is levend en levendig en wat Zijn woorden en werk de mensen brengt is geheel en al leven en licht, geheel en al vrijheid en bevrijding, omdat Hij de weg, de waarheid en het leven vasthoudt – Hij wordt niet beperkt door iets in welk werk van Hem dan ook. Het maakt niet uit wat mensen zeggen en het maakt niet uit hoe ze Zijn nieuwe werk zien of beoordelen, Hij zal Zijn werk zonder schroom uitvoeren. Hij zal zich geen zorgen maken over iemands opvattingen of dat er met de vinger naar Zijn werk en woorden wordt gewezen, en zelfs niet over hun sterke oppositie en weerstand tegen Zijn nieuwe werk. Niemand in de gehele schepping kan menselijk verstand, menselijke verbeelding, kennis of moraliteit gebruiken om te meten of te definiëren wat God doet om Zijn werk in diskrediet te brengen, te verstoren of te saboteren. Zijn werk en wat Hij doet leggen geen verboden op en zullen niet worden beperkt door enig mens, ding of object, en zullen niet worden verstoord door vijandige krachten. In Zijn nieuwe werk is Hij een altijd zegevierende Koning en alle vijandige krachten en alle ketterijen en misvattingen van de mensheid worden onder Zijn voetenbank vermorzeld. Het maakt niet uit welke fase van Zijn werk Hij uitvoert, het moet worden ontwikkeld en uitgebreid te midden van de mensheid. Het moet ongehinderd worden uitgevoerd in het gehele universum, totdat Zijn geweldige werk is voltooid. Dit is Gods almacht en wijsheid, Zijn gezag en macht. Zodoende kon de Heer Jezus er op de sabbat openlijk op uit trekken en werken, er waren immers in Zijn hart geen regels en geen kennis of doctrine die voortkwam uit de mensheid. Wat Hij had was Gods nieuwe werk en Zijn weg. Zijn werk was de manier de mensheid te bevrijden, de mensen te verlossen, hen in het licht te laten bestaan en hen te laten leven. En degenen die afgoden of valse goden vereren, leven elke dag gebonden door Satan en worden beperkt door allerlei soorten regels en taboes – vandaag is dit verboden en morgen weer wat anders – er is geen vrijheid in hun leven. Ze zijn als gevangenen in ketenen en kennen nauwelijks enige vreugde. Waar staan ‘verboden’ voor? Ze staan voor beperkingen, banden en kwaad. Zodra een mens een afgod vereert, vereert hij een valse god, een kwade geest. Dat brengt verboden met zich mee. Je kunt dit of dat niet eten, vandaag kun je er niet op uit trekken, morgen kun je de fornuis niet aanzetten, de volgende dag kun je niet verhuizen naar een nieuw huis en je dient bepaalde dagen te kiezen voor bruiloften en begrafenissen en zelfs voor het bevallen van een kind. Hoe wordt dit genoemd? Dit worden verboden genoemd. Het is de gebondenheid van de mensheid, het zijn de ketenen van Satan en kwade geesten die de mensen controleren en hun harten en lichamen in bedwang houden. Bestaan deze verboden bij God? Wanneer we over Gods heiligheid spreken, moet je allereerst hierbij stilstaan: bij God zijn er geen verboden. God heeft in Zijn woorden en werken principes, maar omdat God Zelf de weg, de waarheid en het leven is, zijn er geen verboden.

Laten we nu eens naar de volgende passage kijken: “Maar ik zeg je, dat op deze plek iemand is die belangrijker is dan de tempel. Als u begrepen had wat bedoeld wordt met: ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers,’ dan zou u geen onschuldigen hebben veroordeeld. Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” (Mat. 12:6-8). Waar verwijst hier ‘tempel’ naar? Om het eenvoudig te stellen: ‘tempel’ verwijst hier naar een majestueus, hoog gebouw, waar priesters tijdens het Tijdperk van de Wet God vereerden. Wanneer de Heer Jezus zegt “op deze plek iemand is die belangrijker is dan de tempel”, naar wie verwijst ‘Iemand’ dan? Het is duidelijk dat ‘Iemand’ de Heer Jezus in het vlees is, omdat alleen Hij groter dan de tempel was. Waartoe riepen deze woorden de mensen op? Ze riepen de mensen op de tempel te verlaten – God had de tempel reeds verlaten en werkte er niet meer. De mensen zouden dus Gods voetstappen buiten de tempel moeten zoeken en Zijn stappen in Zijn nieuwe werk moeten volgen. De achtergrond van de woorden van de Heer Jezus was dat onder de wet mensen de tempel waren gaan beschouwen als iets groters dan God Zelf. Dat wil zeggen, de mensen vereerden de tempel in plaats van God. Daarom waarschuwde de Heer Jezus hen geen afgoden te vereren maar God, omdat Hij oppermachtig is. Daarom zei Hij: “Barmhartigheid wil ik, geen offers,” Het is duidelijk dat in de ogen van de Heer Jezus, de meeste mensen onder de wet niet langer Jehova vereerden, maar slechts de stappen van het offerproces afwerkten. De Heer Jezus stelde vast dat dit proces afgodenverering was. Deze afgodendienaars zagen de tempel als iets groters, en hoger dan God. In hun harten was alleen plaats voor de tempel, niet voor God, en als zij de tempel kwijtraakten, raakten ze hun woonplaats kwijt. Zonder de tempel hadden ze geen plek om te aanbidden en konden ze hun offers niet brengen. Hun zogenaamde woonplaats was de plek waar ze opereerden onder het vaandel van het vereren van Jehova God, hierdoor konden ze in de tempel verblijven en hun eigen zaken afhandelen. Hun zogenaamde offerdienst was alleen maar bedoeld om hun eigen persoonlijke, schandelijke transacties uit te voeren onder het mom van hun dienst in de tempel. Dit was de reden dat mensen in die tijd de tempel als groter dan God beschouwden. Omdat ze de tempel als dekmantel gebruikten en offers als voorwendsel om mensen en God te bedriegen, sprak de Heer Jezus deze woorden om de mensen te waarschuwen. Als jullie deze woorden toepassen op het heden zijn ze nog steeds even valide en even relevant. Hoewel de mensen vandaag ander werk van God hebben ervaren dan de mensen in het Tijdperk van de Wet, is de essentie van hun natuur dezelfde. In de context van het werk van vandaag de dag, doen mensen nog steeds hetzelfde type dingen als verwoord in “de tempel is groter dan God”. Zo zien mensen bijvoorbeeld het vervullen van hun plicht als hun taak, of ze beschouwen getuigenis geven voor God en het strijden tegen de grote rode draak als politieke bewegingen ter verdediging van mensenrechten, voor democratie en vrijheid, of ze zetten hun plicht hun vaardigheden te gebruiken om in carrières, maar ze behandelen het vrezen van God en het vermijden van het kwaad als niets meer dan een stukje religieuze doctrine waar ze zich aan moeten houden, enzovoort. Zijn deze uitdrukkingen van de kant van de mens niet in wezen hetzelfde als verwoord in “de tempel is groter dan God”? Het verschil is dat de mensen tweeduizend jaar geleden hun persoonlijke zaken afhandelden in de fysieke tempel en dat de mensen vandaag de dag hun persoonlijke zaken afhandelen in immateriële tempels. Deze mensen die regels koesteren, beschouwen regels als groter dan God, deze mensen die van status houden, zien status als hoger dan God, deze mensen die van hun carrière houden, beschouwen hun carrière als groter dan God, en zo voort – al hun uitdrukkingen leiden mij ertoe te zeggen: “Mensen prijzen God als de grootste in hun woorden, maar in hun ogen is alles groter dan God.” Dit is omdat, zodra mensen op hun pad waarop ze God volgen een gelegenheid vinden hun eigen talenten ten toon te spreiden, hun eigen zaken te behartigen of hun eigen carrière na te streven, ze afstand nemen van God en zich op hun geliefde carrière storten. Wat betreft datgene wat God hen heeft toevertrouwd, en Zijn wil: deze dingen zijn al lang weggegooid. Wat is in dit scenario het verschil tussen deze mensen en degenen die tweeduizend jaar geleden in de tempel hun eigen zaken deden?

Laten we vervolgens eens kijken naar de laatste zin van deze passage van de Schrift: “Want de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat.” Zit er een praktische kant aan deze zin? Kunnen jullie een praktische kant aan deze zin herkennen? Elk ding dat God zegt komt uit Zijn hart, dus waarom zei Hij dit? Hoe begrijpen jullie dit? Jullie begrijpen nu misschien de betekenis van deze zin, maar op dat moment begrepen niet veel mensen deze omdat ze nog maar net het Tijdperk van de Wet hadden verlaten. Voor hen was het erop uit trekken op de sabbat iets heel moeilijks, laat staan te begrijpen wat een echte sabbat is.

De zin “de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” vertelt mensen dat Gods alles immaterieel is. God kan voorzien in al je materiële behoeften, maar zodra je materiële behoeften zijn bevredigd, kan de bevrediging uit deze dingen dan je zoektocht naar de waarheid vervangen? Dat is duidelijk onmogelijk! Gods gezindheid en wat Hij heeft en is waarover we hebben gecommuniceerd, zijn beide de waarheid. Omdat het geen materiële objecten zijn kunnen ze niet worden gewogen met de hoge prijs van materiële objecten, noch kan hun waarde in geld worden uitgedrukt. Ze voorzien in de behoeften van het hart van ieder mens. Voor ieder mens zou de waarde van deze immateriële waarheden groter moeten zijn dan de waarde van welke materiële dingen waarvan je houdt dan ook, nietwaar? Dit is een uitspraak waar jullie bij stil moeten staan. Het belangrijkste punt van wat ik heb gezegd is dat wat God heeft en is en Gods alles de belangrijkste dingen zijn voor elk mens en dat ze niet kunnen worden vervangen door welk materieel object dan ook. Ik geef je een voorbeeld: wanneer je honger hebt, heb je voedsel nodig. Dit voedsel kan relatief goed zijn of relatief gebrekkig, maar zo lang het je vult zal het onprettige hongergevoel er niet meer zijn – het zal verdwenen zijn. Je kunt op je gemak blijven zitten en je lichaam zal tot rust zijn gekomen. De honger van de mens kan worden verholpen met voedsel, maar wanneer je God volgt en voelt dat je geen begrip van Hem hebt, hoe kan je dan de leegheid in je hart verhelpen? Kan deze worden verholpen met voedsel? Of wanneer je God volgt en Zijn wil niet begrijpt, wat kan je dan doen om deze honger in je hart te compenseren? Wanneer je tijdens je ervaring van je redding door God, terwijl je een verandering in je gezindheid najaagt, Zijn wil niet begrijpt of niet weet wat de waarheid is, als je Gods gezindheid niet begrijpt, voel je je dan niet erg ongemakkelijk? Voel je geen enorme honger en dorst in je hart? Weerhouden deze gevoelens je er niet van vrede in je hart te voelen? Dus hoe kun je deze honger in je hart compenseren – is er een manier deze honger te verhelpen? Sommige mensen gaan winkelen, sommigen vinden vrienden om hun hart bij uit te storten, sommige mensen slapen lang uit, anderen lezen meer van Gods woorden, of werken harder en doen harder hun best hun plichten te vervullen. Kunnen deze dingen de werkelijke problemen verhelpen? Jullie begrijpen allemaal dit soort praktijken volledig. Wanneer je je machteloos voelt, wanneer je een sterk verlangen hebt verlichting van God te ontvangen zodat je de realiteit van de waarheid en Zijn wil leert kennen, wat heb je dan het meest nodig? Wat je nodig hebt is geen uitgebreide maaltijd of een paar vriendelijke woorden. Het is ook geen kortstondig comfort en bevrediging van het vlees – wat je nodig hebt is dat God je rechtstreeks en duidelijk vertelt wat je moet doen en hoe je het moet doen, je duidelijk vertelt wat de waarheid is. Nadat je dit hebt begrepen, zelfs al is het maar een heel klein beetje, voel je je dan niet meer bevredigd in je hart dan wanneer je een goede maaltijd zou hebben gegeten? Wanneer je hart bevredigd is, krijgt je hart, je hele persoon, dan niet de ware vrede? Begrijpen jullie door deze analogie en analyse nu waarom ik met jullie de zin “de Mensenzoon is heer en meester over de sabbat” wilde delen? De betekenis van deze zin is dat wat van God komt, wat Hij heeft en is en Zijn alles, groter zijn dan wat dan ook, inclusief het ding of de persoon waarvan je ooit geloofde dat je hem of haar het meest koesterde. Dat wil zeggen, als een persoon geen woorden uit de mond van God ontvangt of Zijn wil niet begrijpt, hij geen vrede zal verkrijgen. Tijdens jullie toekomstige ervaringen, zullen jullie begrijpen waarom ik jullie deze passage vandaag wilde laten zien – dit is heel belangrijk. Alles wat God doet is waarheid en leven. De waarheid voor de mensheid is iets dat niet kan ontbreken in hun leven, iets waar ze nooit zonder kunnen, je zou kunnen zeggen dat het het grootste ding is. Hoewel je er niet naar kunt kijken of het kunt aanraken, kun je haar belangrijkheid voor jou niet negeren, ze is het enige dat je hart vrede kan schenken.

Is jullie waarheidsbegrip geïntegreerd in jullie eigen gesteldheid? In het echte leven dien je altijd eerst na te denken over welke waarheden betrekking hebben op de mensen, de dingen en de objecten die je bent tegengekomen. Te midden van deze waarheden kun je Gods wil vinden en een verband leggen tussen wat je bent tegengekomen en Zijn wil. Als je niet weet welke aspecten van de waarheid verband houden met de dingen die je bent tegengekomen, maar direct Gods wil gaat zoeken, dan is dat een benadering die behoorlijk blind is en geen resultaten oplevert. Als je de waarheid wilt zoeken en Gods wil wilt begrijpen, zul je eerst moeten kijken wat voor dingen je zijn overkomen, met welke aspecten van de waarheid ze verband houden, en te zoeken naar de waarheid in het woord van God dat betrekking heeft op wat je hebt ervaren. Vervolgens zoek je naar de voor jou geschikte weg van beoefenen in die waarheid. Op deze manier kun je een indirect begrip van Gods wil verwerven. Zoeken naar en het beoefenen van de waarheid betekent niet het mechanisch toepassen van een doctrine of het volgen van een formule. De waarheid is niet formalistisch en de waarheid is ook geen wet. De waarheid is niet dood – ze leeft, de waarheid is een levend organisme. De waarheid is de regel die een schepsel dient te volgen en de regel die een mens in zijn leven moet bezitten. Dit is iets dat je meer vanuit je ervaring moet begrijpen. Welke fase in je ervaring je ook hebt bereikt, je bent altijd onscheidbaar van Gods woord of de waarheid, en wat je begrijpt van Gods gezindheid en wat je weet van wat God heeft en is, is allemaal uitgedrukt in Gods woorden. Ze zijn onlosmakelijk verbonden met de waarheid. Gods gezindheid en wat Hij heeft en is vormen zelf de waarheid. De waarheid is een authentieke manifestatie van Gods gezindheid en wat Hij heeft en is. De waarheid maakt wat God heeft en is concreet en drukt het expliciet uit, ze vertelt je rechtstreekser waar God van houdt, waar Hij niet van houdt, wat Hij wil dat je doet en wat Hij je niet toestaat te doen, welk soort mensen Hij veracht en in welk soort mensen Hij zich verheugt. Achter de waarheden die God uitdrukt kunnen mensen Zijn genoegen, woede, verdriet, blijdschap en Zijn essentie zien – dit is de openbaring van Zijn gezindheid. Behalve te weten wat God heeft en is, en vanuit Zijn woord Zijn gezindheid te begrijpen, is het allerbelangrijkste de noodzaak dit begrip te verwerven door middel van praktische ervaring. Als een mens zich uit het echte leven terugtrekt om God te leren kennen, zal dit hem niet lukken. Zelfs als er mensen zijn die enig begrip van het woord van God kunnen verweven, zal het toch beperkt zijn tot theorieën en woorden, en zal er een verschil zijn met hoe God echt is.

Waar we het nu over hebben valt in zijn geheel binnen het bestek van de verhalen vastgelegd in de Bijbel. Door middel van deze verhalen en door het analyseren van deze gebeurtenissen, kunnen mensen Zijn gezindheid en wat Hij heeft en is zoals Hij dat heeft uitgedrukt begrijpen, waardoor ze in staat zijn elk aspect van God breder, dieper, uitvoeriger en diepgaander te leren kennen. Zijn deze verhalen dus de enige manier om elk aspect van God te leren kennen? Nee, dat is niet de enige manier! Want wat God zegt en het werk dat Hij doet in het Tijdperk van het Koninkrijk kan mensen beter helpen Zijn gezindheid te leren kennen, en haar vollediger te kennen. Ik denk echter dat het een beetje eenvoudiger is Gods gezindheid te leren kennen en te begrijpen wat Hij heeft en is door middel van een aantal voorbeelden of verhalen uit de Bijbel die mensen kennen. Als ik de woorden van oordeel en tuchtiging en de waarheden die God vandaag de dag uitdrukt neem zodat je Hem woord voor woord leert kennen, dan zul je het gevoel hebben dat het te saai en te langdradig is en er zullen zelfs mensen zijn die het gevoel hebben dat Gods woorden formalistisch lijken. Maar als we de Bijbelse verhalen nemen als voorbeelden om mensen te helpen Gods gezindheid te leren kennen, zullen ze het niet saai vinden. Je zou kunnen zeggen dat tijdens het uitleggen van deze voorbeelden de details van wat er in die tijd in Gods hart leefde – Zijn stemming of sentiment, of Zijn gedachten en ideeën – in menselijke taal aan de mensen zijn verteld. Het doel van dit alles is hen te laten beseffen, te laten voelen, dat wat God heeft en is geen formule is. Het is geen legende, of iets dat mensen niet kunnen zien of aanraken. Het is iets dat werkelijk bestaat, iets dat mensen kunnen voelen en beseffen. Dit is het uiteindelijke doel. Je zou kunnen zeggen dat mensen die in dit tijdperk leven gezegend zijn. Ze kunnen uit Bijbelse verhalen putten om een breder begrip van Gods eerdere werk te krijgen; ze kunnen Zijn gezindheid zien in het werk dat Hij heeft gedaan. Ze kunnen Gods wil voor de mensheid zien in de gezindheden die Hij heeft uitgedrukt, de concrete manifestaties van Zijn heiligheid en Zijn zorg voor de mensen begrijpen en zo een meer gedetailleerde en diepere kennis van Gods gezindheid bereiken. Ik geloof dat jullie dit allemaal kunnen voelen!

Binnen het bestek van het werk dat de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade heeft volbracht, kun je een ander aspect zien van wat God heeft en is. Het werd uitgedrukt door Zijn vlees, en mensen konden het zien en beseffen door Zijn menselijkheid. In de Mensenzoon zagen mensen hoe God in het vlees Zijn menselijkheid uitleefde en zagen ze Gods goddelijkheid uitgedrukt door het vlees. Deze twee uitdrukkingsvormen boden mensen de kans een zeer reële God te zien en stelden hen in staat een andere opvatting over God te vormen. Echter, in de tijdsperiode tussen de schepping van de wereld en het einde van het Tijdperk van de Wet, dat wil zeggen, vóór het Tijdperk van Genade, was wat werd gezien, gehoord en ervaren door de mensen alleen het goddelijk aspect van God. Het was wat God deed en sprak in een ongrijpbaar rijk, en de dingen die Hij uitdrukte vanuit Zijn werkelijke persoon, die niet konden worden gezien of aangeraakt. Deze dingen gaven mensen vaak het gevoel dat God zo groot was dat ze Hem niet konden benaderen. De impressie die God de mensen meestal gaf, was dat Hij aan en uit flakkerde en mensen hadden zelfs het gevoel dat Zijn gedachten en ideeën stuk voor stuk zo mysterieus en ongrijpbaar waren dat het onmogelijk was ze te bereiken, laat staan te proberen ze te begrijpen en waarderen. Voor de mensen was alles wat te maken had met God heel ver – zo ver dat mensen het niet konden zien, het niet konden aanraken. Het leek alsof Hij hoog in de hemel was, het leek alsof Hij in het geheel niet bestond. Voor mensen was het begrijpen van Gods hart en geest of iets van Zijn gedachten onhaalbaar en zelfs onbereikbaar. Hoewel God in het Tijdperk van de Wet een aantal concrete werken uitvoerde en Hij ook een aantal specifieke woorden sprak en een aantal specifieke gezindheden uitdrukte om mensen in staat te stellen Hem te waarderen en enige echte kennis van Hem te zien, vond Gods uitdrukking van wat Hij heeft en is uiteindelijk plaats in een ongrijpbaar rijk, en wat mensen begrepen, wat ze wisten, was nog steeds het goddelijke aspect van wat Hij heeft en is. De mensheid kon geen concrete voorstelling vormen van de uitdrukking van[a] wat Hij heeft en is, en hun indruk van God was nog steeds gevangen binnen het bestek van ‘het is moeilijk een Geest te naderen die aan en uit flakkert’. Omdat God geen specifiek object of beeld gebruikte om in het materiële rijk aan de mensen te verschijnen, konden ze Hem nog steeds niet door middel van menselijke taal definiëren. De mensen wilden in hun harten en geesten altijd hun eigen taal gebruiken om een standaard voor God vast te stellen en Hem daarmee tastbaar en menselijk maken, bijvoorbeeld hoe lang Hij is, hoe groot Hij is, hoe Hij eruitziet, waar Hij in het bijzonder van houdt en wat Zijn specifieke persoonlijkheid is. Feitelijk wist God in Zijn hart dat de mensen zo dachten. Hij was zich terdege bewust van de behoeften van de mensen en natuurlijk wist Hij ook wat Hij zou moeten doen. In het Tijdperk van Genade voerde hij dus Zijn werk op een andere manier uit. Deze manier was zowel goddelijk als vermenselijkt. In de tijdsperiode dat de Heer Jezus Zijn werk deed, konden de mensen zien dat God zich op vele menselijke manieren kon uitdrukken. Hij kon bijvoorbeeld dansen, bruiloften bijwonen, gemeenschap hebben met mensen, met hen spreken en dingen met hen bediscussiëren. Daarnaast voltooide de Heer Jezus ook veel werk dat Zijn goddelijkheid representeerde en natuurlijk was al dit werk een uitdrukking en openbaring van Gods gezindheid. Tijdens deze periode, toen Gods goddelijkheid in gewoon vlees, dat mensen konden zien en aanraken, werd gerealiseerd, hadden ze niet meer het gevoel dat Hij aan en uit flakkerde, dat zij Hem niet konden benaderen. Integendeel, ze konden proberen de wil van God te bevatten en Zijn goddelijkheid te begrijpen middels elke beweging, elk woord en elk werk van de Mensenzoon. De vleesgeworden Mensenzoon drukte door Zijn menselijkheid Gods goddelijkheid uit en bracht de wil van God over op de mensheid. En door de uitdrukking van Gods wil en gezindheid openbaarde Hij de mensen ook de God in het spirituele rijk die niet gezien of aangeraakt kan worden. Wat mensen zagen was God Zelf, tastbaar en met vlees en botten. De vleesgeworden Mensenzoon maakte dus dingen zoals Gods eigen identiteit, status, beeld, gezindheid en wat Hij heeft en is concreet en vermenselijkt. Hoewel het uiterlijk voorkomen van de Mensenzoon wat betreft het beeld van God enige beperkingen kende, waren Zijn essentie en wat Hij heeft en is geheel in staat Gods eigen identiteit en status te vertegenwoordigen – er waren slechts enkele verschillen in de uitdrukkingsvorm. Het maakt niet uit of het nu de menselijkheid of goddelijkheid van de Mensenzoon is, we kunnen niet ontkennen dat Hij Gods eigen identiteit en status vertegenwoordigde. Tijdens deze periode werkte God echter door het vlees, sprak Hij vanuit het perspectief van het vlees en stond Hij voor de mensheid met de identiteit en status van de Mensenzoon. Dit bood mensen de gelegenheid de ware woorden en het ware werk van God onder de mensheid te ontmoeten en ervaren. Het stelde mensen ook in staat inzicht te verwerven in Zijn goddelijkheid en grootheid te midden van nederigheid en een voorlopig begrip en een voorlopige definitie te vormen van de authenticiteit en de werkelijkheid van God. Hoewel het werk dat door de Heer Jezus werd voltooid, Zijn manier van werken en het perspectief van waaruit Hij sprak verschilde van Gods echte persoon in het spirituele rijk, representeerde alles aan Hem werkelijk God Zelf zoals mensen Hem nog nooit eerder hadden gezien – dit kan niet worden ontkend! Dat wil zeggen, in welke vorm God ook verschijnt, vanuit welk perspectief Hij ook spreekt of in welk beeld Hij de mensheid ook confronteert, God vertegenwoordigt altijd niets anders dan Zichzelf. Hij kan geen mens vertegenwoordigen – Hij kan geen verdorven mens vertegenwoordigen. God is God Zelf, dit kan niet worden ontkend.

In het vervolg zullen we kijken naar een gelijkenis verteld door de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade.

3. De gelijkenis van het verloren schaap

Mat. 18:12-14 Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie, over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.

Dit is een metafoor – wat voor soort gevoel roept deze passage bij mensen op? Deze metafoor maakt gebruik van een stijlfiguur uit de menselijke taal; het is iets dat binnen het bestek van de menselijke kennis valt. Als God iets dergelijks zou hebben gezegd in het Tijdperk van de Wet, zouden de mensen het gevoel hebben gehad dat het niet echt consistent was met wie God was, maar toen de Mensenzoon deze gelijkenis in het Tijdperk van Genade vertelde, ervoeren mensen deze als troostrijk, warm en intiem. Toen God vlees werd, toen Hij in menselijke vorm verscheen, gebruikte Hij een bijzonder geschikte metafoor om de stem van Zijn hart uit te drukken in de menselijkheid. Deze stem vertegenwoordigde Gods eigen stem en het werk dat Hij wilde doen in dat tijdperk. Ze vertegenwoordigde ook een houding die God had ten opzichte van de mensen van het Tijdperk van Genade. Kijkend vanuit het perspectief van Gods houding ten opzichte van de mensen vergeleek Hij elk mens met een schaap. Wanneer een schaap verdwaald is, zal Hij alles doen om het te vinden. Dit vertegenwoordigt een principe van Gods werk onder de mensheid, deze keer in het vlees. God gebruikt deze gelijkenis om Zijn vastbeslotenheid en houding in dat werk te beschrijven. Dit was het voordeel van Gods vleeswording: Hij kon profiteren van de kennis van de mensheid en gebruikmaken van menselijke taal om met de mensen te spreken en Zijn wil uit te drukken. Hij verklaarde of ‘vertaalde’ voor de mens Zijn diepzinnige, goddelijke taal, die voor de mensen moeilijk was te begrijpen in menselijke taal, op een menselijke wijze. Dit hielp mensen Zijn wil te begrijpen en te weten wat Hij wilde doen. Hij kon ook gesprekken hebben met mensen vanuit het menselijk perspectief, in menselijke taal, en met mensen communiceren op een manier die ze begrepen. Hij kon zelfs met gebruik van de menselijke taal en kennis spreken en werken zodat mensen Gods vriendelijkheid en nabijheid konden voelen, zodat zij Zijn hart konden zien. Wat maken jullie hieruit op? Dat Gods woorden en acties door niets worden beperkt? Vanuit de mensen bekeken is het onmogelijk dat God menselijke kennis, taal of spreekwijzen zou gebruiken om te praten over wat God Zelf wilde zeggen, het werk dat Hij wilde doen, of om Zijn eigen wil uit te drukken; dit is een onjuiste denkwijze. God gebruikte dit type metafoor zodat mensen de echtheid en de oprechtheid van God en Zijn houding tijdens die tijdsperiode ten opzichte van de mensen konden zien. Deze gelijkenis liet mensen die lange tijd onder de wet hadden geleefd ontwaken uit een droom en het inspireerde generatie op generatie mensen die in het Tijdperk van Genade leefden. Door de passage van deze gelijkenis te lezen, leren mensen Gods oprechtheid in het redden van de mensheid kennen en begrijpen ze welk gewicht de mensheid in Zijn hart heeft.

Laten we nog eens kijken naar de laatste zin van deze passage: “Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.” Waren dit de eigen woorden van de Heer Jezus, of waren het de woorden van Zijn Vader in de hemel? Oppervlakkig gezien lijkt het alsof het de Heer Jezus is die spreekt, maar Zijn wil vertegenwoordigt de wil van God Zelf, dit is de reden dat Hij zei: “Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.” De mensen erkenden in die tijd alleen de Vader in de hemel als God, en deze mens die ze voor hun ogen zagen was slechts door Hem gezonden, Hij kon de Vader in de hemel niet representeren. Daarom moest de Heer Jezus ook dat zeggen, opdat ze werkelijk Gods wil voor de mensheid konden voelen en de authenticiteit en juistheid van wat Hij zei konden ervaren. Hoewel dit iets eenvoudigs was om te zeggen, was het heel zorgzaam en onthulde het de nederigheid en verborgenheid van de Heer Jezus. Of God nu vlees werd of in het spirituele rijk werkte, Hij kende het menselijk hart het best en begreep het best wat mensen nodig hadden, wist waar mensen bezorgd over waren en wat hen verwarde; daarom voegde Hij deze regel toe. Deze regel benadrukte een probleem dat in de mensheid verborgen ligt: de mensen waren sceptisch over wat de Mensenzoon zei, dat wil zeggen, toen de Heer Jezus sprak, moest Hij het volgende toevoegen: “Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.” Uitsluitend op basis van deze premisse konden Zijn woorden vruchten dragen, konden mensen in hun juistheid geloven en kon de geloofwaardigheid van Zijn woorden worden vergroot. Dit toont dat toen God een gewone Mensenzoon werd, God en de mensheid een bijzonder ongemakkelijke relatie hadden en dat de situatie van de Mensenzoon erg pijnlijk was. Het toont ook hoe onbeduidend de status van de Heer Jezus onder de mensen was in die tijd. Toen Hij dit zei, was het eigenlijk om de mensen te vertellen: jullie kunnen erop vertrouwen dat dit niet representeert wat er in mijn eigen hart is, maar dat dit de wil is van de God die in jullie harten is. Was dit niet iets ironisch voor de mensheid? Hoewel het feit dat God in het vlees werkte vele voordelen bood die Hij niet in Zijn persoon had, moest Hij toch hun twijfels en afwijzing en hun gevoelloosheid en afgestomptheid weerstaan. Je zou kunnen zeggen dat het werkproces van de Mensenzoon het proces van het ervaren van de afwijzing van de mensheid was, het proces van het ervaren dat de mensheid met Hem concurreert. Sterker nog, het was het werkproces van het continu winnen van het vertrouwen van de mensheid en het overwinnen van de mensheid door middel van wat Hij heeft en is, door middel van Zijn eigen essentie. Het was niet zozeer dat de vleesgeworden God een grondoorlog voerde tegen Satan, het was meer dat God een gewoon mens werd en een worsteling begon met degenen die Hem volgden. In deze worsteling voltooide de Mensenzoon Zijn werk met Zijn nederigheid, met wat Hij heeft en is, met Zijn liefde en wijsheid. Hij verkreeg de mensen die Hij wilde, won de identiteit en status die Hij verdiende, en keerde terug naar Zijn troon.

Laten we vervolgens eens naar de volgende twee passages van de Schrift kijken.

4. Zeventig maal zeven keer vergeven

Mat. 18:21-22 Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: ‘Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.’

5. De liefde van de Heer

Mat. 22:37-39 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’

Van deze twee passages spreekt de ene van vergeving en de andere van liefde. Deze twee onderwerpen benadrukken echt het werk dat de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade wilde uitvoeren.

Toen God vlees werd, bracht Hij een fase van Zijn werk mee – Hij nam het specifieke werk en de gezindheid mee die Hij wilde uitdrukken in dit tijdperk. Tijdens deze periode draaide alles wat de Mensenzoon deed om het werk dat God in dit tijdperk wilde uitvoeren. Hij deed niets meer en niets minder. Alles wat Hij zei en elk type werk dat Hij uitvoerde hield verband met dit tijdperk. Of Hij het nu op een menselijke manier en in menselijke taal uitdrukte of door middel van goddelijke taal – op welke manier of vanuit welk perspectief dan ook – Zijn doel was om de mensen te helpen te begrijpen wat Hij wilde doen, wat Zijn wil was en welke eisen Hij aan de mensen stelde. Hij kon verschillende methoden gebruiken en vanuit verschillende perspectieven werken om mensen te helpen Zijn wil te kennen en te begrijpen, Zijn reddingswerk voor de mensheid te begrijpen. In het Tijdperk van Genade zien we dus de Heer Jezus regelmatig menselijke taal gebruiken om uit te drukken wat Hij de mensheid wilde mededelen. Sterker nog, we zien Hem vanuit het perspectief van een gewone gids met de mensen spreken, in hun behoeften voorzien en hen helpen met waar ze om hebben gevraagd. Deze manier van werken kwam niet voor in het Tijdperk van de Wet die voorafging aan het Tijdperk van Genade. Hij werd intiemer en meelevender met de mensheid en Hij was beter in staat praktische resultaten te behalen in zowel vorm als wijze. De uitdrukking mensen zeventig maal zeven keer te vergeven maakt dit punt echt goed duidelijk. Het doel dat werd bereikt met het getal in deze uitdrukking was dat mensen de bedoeling van de Heer Jezus op het moment dat Hij dit zei konden begrijpen. Zijn bedoeling was dat mensen elkaar zouden vergeven – niet een of twee keer, zelfs niet zeven keer, maar zeventig maal zeven keer. Wat voor idee schuilt er achter dit ‘zeventig maal zeven’? Het idee is dat mensen vergiffenis tot hun eigen verantwoordelijkheid maken, iets dat ze moeten leren en een weg die ze moeten blijven bewandelen. Hoewel dit slechts een uitdrukking was, was het een cruciaal punt. Het hielp mensen zich diepgaand te realiseren wat Hij bedoelde en de juiste manieren te vinden om dingen in de praktijk te brengen en de principes en standaarden zoals die in de praktijk worden gebruikt. Deze uitdrukking hielp mensen duidelijk te begrijpen dat ze vergiffenis moesten leren en gaf hen er een accuraat concept van – te vergeven zonder voorwaarden en beperkingen, maar met een houding van tolerantie en begrip voor anderen. Toen de Heer Jezus dit zei, wat was er toen in Zijn hart? Dacht Hij echt aan zeventig maal zeven? Nee, daar dacht Hij niet aan. Is er een aantal keren dat God de mens zal vergeven? Er zijn veel mensen die erg geïnteresseerd zijn in het ‘aantal keren’ dat wordt genoemd, die echt willen weten wat de oorsprong en betekenis van dit getal is. Zij willen begrijpen waarom dit getal uit de mond van de Heer Jezus kwam, zij geloven dat dit getal een diepere connotatie heeft. In werkelijkheid was dit alleen maar Gods uitdrukking in de menselijkheid. Bij elke connotatie of betekenis dienen de eisen die de Heer Jezus aan de mensheid stelt te worden betrokken. Toen God nog geen vlees geworden was, begrepen de mensen niet veel van wat Hij zei omdat wat Hij zei voortkwam uit volledige goddelijkheid. Het perspectief en de context van wat Hij zei was onzichtbaar en onbereikbaar voor de mensheid; het werd uitgedrukt vanuit een spiritueel rijk dat de mensen niet konden zien. Mensen die in het vlees leefden, konden niet doorbreken naar dit spirituele rijk. Nadat God echter vlees geworden was, sprak Hij tot de mensheid vanuit het perspectief van menselijkheid, Hij verliet het bestek van het spirituele rijk en ging het te buiten. Hij kon Zijn goddelijke gezindheid, wil en houding uitdrukken door dingen die mensen zich konden voorstellen en door dingen die ze in hun leven zagen en tegenkwamen. Hij kon methoden gebruiken die mensen konden accepteren, taal die ze konden begrijpen en kennis die ze konden bevatten, en daarmee mensen in staat stellen God te begrijpen en te kennen en Zijn bedoeling en vereiste standaarden te verstaan binnen het bestek van hun mogelijkheden, in de mate waartoe ze daartoe in staat waren. Dit waren de methoden en het principe van Gods werk in Zijn menselijkheid. Gods manieren en Zijn principes van werken in het vlees werden meestal gerealiseerd door of middels Zijn menselijkheid, maar toch bereikte ze werkelijk resultaten die niet hadden kunnen worden bereikt wanneer Hij rechtstreeks in goddelijkheid zou hebben gewerkt. Gods werk in de menselijkheid was concreter, authentieker en doelgerichter, de methoden waren meer flexibel en in vorm overtrof het het Tijdperk van de Wet.

Laten we het hieronder eens hebben over het liefhebben van de Heer en het liefhebben van je naaste als jezelf. Is dit iets dat rechtstreeks in goddelijkheid is uitgedrukt? Duidelijk niet! Dit zijn allemaal dingen die de Mensenzoon in Zijn menselijkheid zei, alleen mensen zouden iets zeggen als “Heb je naaste lief als jezelf. Anderen liefhebben is hetzelfde als je eigen leven koesteren,” en uitsluitend mensen zouden op deze manier spreken. God heeft nooit op zo’n manier gesproken. God beschikte in Zijn goddelijkheid sowieso niet over dit type taal omdat Hij uitgangspunten als “Heb je naaste lief als jezelf” niet nodig heeft om Zijn liefde voor de mensheid te reguleren. Gods liefde voor de mensheid is immers een natuurlijke openbaring van wat Hij heeft en is. Wanneer hebben jullie God ooit iets horen zeggen als “Ik heb de mensheid lief zoals ik mijzelf liefheb”? Omdat liefde deel uitmaakt van Gods essentie en van wat Hij heeft en is. Gods liefde voor de mensheid, de manier waarop Hij mensen behandelt en Zijn houding zijn een natuurlijke uitdrukking en openbaring van Zijn gezindheid. Hij hoeft dit niet bewust op een bepaalde manier te doen, of opzettelijk een bepaalde methode of morele code te volgen om Zijn naaste lief te hebben als Zichzelf – Hij bezit dit type essentie al. Wat maken jullie hieruit op? Toen God in Zijn menselijkheid werkte, werden veel van Zijn methoden, woorden en waarheden op een menselijke manier uitgedrukt. Maar tegelijkertijd werden Gods gezindheid, Zijn wil en wat Hij heeft en is voor mensen uitgedrukt zodat de mensen ze zouden kennen en begrijpen. Wat ze wisten en begrepen was precies Zijn essentie en wat Hij heeft en is, dat wat Zijn inherente identiteit en status als God Zelf representeert. Dat wil zeggen, de Mensenzoon in het vlees drukte de inherente gezindheid en essentie van God Zelf zoveel als maar mogelijk en zo accuraat mogelijk uit. Niet alleen was de menselijkheid van de Mensenzoon geen belemmering of blokkade voor de communicatie en interactie van de mens met God in de hemel, maar was het in feite het enige kanaal en de enige brug voor de mensheid om in contact te komen met de Heer van de schepping. Voelen jullie op dit punt niet dat er vele overeenkomsten zijn tussen de natuur en de methoden van het werk van de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade en die in de huidige fase van het werk? In de huidige fase van het werk wordt ook veel gebruikgemaakt van menselijke taal om Gods gezindheid uit te drukken, en wordt veel taal en worden vele methoden gebruikt uit het dagelijks leven van de mensheid en uit de menselijke kennis om Gods eigen wil uit te drukken. Zodra God vlees wordt, ongeacht of Hij spreekt vanuit een menselijk perspectief of een goddelijk perspectief, verlopen veel van Zijn uitdrukkingsmethoden en taal via het medium van de menselijke taal en methoden. Dat wil zeggen, wanneer God vlees wordt, is dat voor jou de beste gelegenheid om Gods almacht en Zijn wijsheid te zien en elk werkelijk aspect van God te leren kennen. Toen God vlees werd, begon Hij terwijl Hij opgroeide een deel van de kennis, het gezond verstand, de taal en uitdrukkingsmethoden van de mensheid te begrijpen, te leren en te bevatten. De vleesgeworden God beschikt over deze dingen die afkomstig zijn van de mensen die Hij heeft geschapen. Ze werden voor God in het vlees instrumenten voor het uitdrukken van Zijn gezindheid en Zijn goddelijkheid, en stelde Hem in staat Zijn werk relevanter, authentieker en accurater te maken wanneer Hij onder de mensheid werkte, vanuit een menselijk perspectief en met gebruik van menselijke taal. Het maakte het werk toegankelijker en makkelijker te begrijpen voor de mensen en aldus werden de resultaten bereikt die God wilde. Is het niet praktischer voor God om op deze manier in het vlees te werken? Is dit niet Gods wijsheid? Toen God vlees werd, toen Gods vlees in staat was het werk op Zich te nemen dat Hij uit wilde voeren, toen was het het moment dat Hij Zijn gezindheid en Zijn werk op praktische wijze kon uitdrukken en de tijd dat Hij officieel kon beginnen met Zijn bediening als Mensenzoon. Dit betekende dat er niet langer een kloof gaapte tussen God en mens, dat God spoedig zou stoppen met het communiceren via boodschappers en dat God Zelf persoonlijk alle woorden en het werk dat Hij wilde in het vlees kon uitdrukken. Het betekende ook dat de mensen die God redt dichter bij Hem waren, dat Zijn managementwerk zich op nieuw terrein had begeven en dat de hele mensheid op het punt stond met een nieuw tijdperk te worden geconfronteerd.

Iedereen die de Bijbel heeft gelezen weet dat er vele dingen gebeurde toen de Heer Jezus werd geboren. De belangrijkste gebeurtenis was dat Jezus werd vervolgd door de koning der duivels, waarbij het zelfs zover kwam dat alle kinderen die twee jaar of jonger waren in dat gebied werden vermoord. Het is duidelijk dat God een groot risico nam door vlees onder de mensen te worden en de enorme prijs die Hij betaalde voor het voltooien van Zijn management van het redden van de mensheid is ook overduidelijk. De grote hoop die God had voor Zijn werk in het vlees onder de mensheid is ook duidelijk. Toen Gods vlees in staat was het werk onder de mensheid op Zich te nemen, hoe voelde Hij Zich toen? Mensen zouden dat een beetje moeten kunnen begrijpen, nietwaar? Op z'n minst was God blij dat Hij kon beginnen met het ontplooien van Zijn nieuwe werk onder de mensheid. Toen de Heer Jezus was gedoopt en officieel met Zijn werk van het vervullen van Zijn bediening begon, werd Gods hart overstelpt door vreugde omdat Hij, na zoveel jaren wachten en voorbereiding, eindelijk het vlees van een gemiddeld mens op Zich kon nemen en kon beginnen met Zijn nieuwe werk in de vorm van een mens van vlees en bloed die mensen konden zien en aanraken. Hij kon eindelijk van aangezicht tot aangezicht en van hart tot hart met mensen spreken door middel van de identiteit van een mens. God kon eindelijk van aangezicht tot aangezicht, in menselijke taal en op een menselijke manier met de mensheid spreken. Hij kon de mensheid onderhouden en door menselijke taal te gebruiken hen verlichten en helpen. Hij kon aan dezelfde tafel met hen eten en met hen in dezelfde ruimte leven. Hij was ook in staat menselijke wezens te zien, dingen waar te nemen, alles te zien op de manier dat mensen het zagen en dat zelfs door hun eigen ogen. Voor God was dit reeds Zijn eerste overwinning van Zijn werk in het vlees. Er zou ook kunnen worden gezegd dat dit een voltooiing van een groot werk was – dit was uiteraard hetgene waar God het meest verheugd over was. Dat moment was de eerste keer dat God een soort van troost voelde in Zijn werk onder de mensheid. Al deze gebeurtenissen waren zo praktisch en zo natuurlijk, en de troost die God voelde was zo authentiek. Elke keer dat een nieuwe fase van Gods werk is voltooid en elke keer dat God Zich voldaan voelt, is dit een gelegenheid voor de mensheid om dichter bij God en verlossing te komen. Voor God is dit ook de aanvang van Zijn nieuwe werk, wanneer Zijn managementplan één stap verder komt en bovendien wanneer de volledige verwezenlijking van Zijn wil naderbij komt. Voor de mensheid is de komst van zo’n kans gelukkig en heel goed; voor al degenen die op Gods redding wachten is dit gedenkwaardig nieuws. Wanneer God een nieuwe fase van Zijn werk uitvoert, maakt Hij een nieuw begin. Wanneer dit nieuwe werk en nieuwe begin wordt gestart en onder de mensheid wordt geïntroduceerd, is de uitkomst van deze fase van het werk al bepaald, is het al volbracht en heeft God het uiteindelijke resultaat en de vruchten van het werk al gezien. Op dat moment voelt God Zich door dit resultaat ook voldaan en is Zijn hart, uiteraard, gelukkig. Omdat God in Zijn ogen reeds heeft gezien en vastgesteld wie de mensen zijn naar wie Hij op zoek is en Hij deze groep, een groep die in staat is Zijn werk succesvol te maken en Hem tevreden kan stellen, al heeft gewonnen, voelt God Zich gerustgesteld, zet Hij Zijn zorgen opzij en voelt Hij Zich gelukkig. Met andere woorden, wanneer het vlees van God in staat is onder de mensen te beginnen met nieuw werk, en Hij zonder belemmering begint met het werk dat Hij moet doen, en Hij voelt dat alles volbracht is, heeft Hij het einde reeds gezien. En vanwege dit einde is Hij tevreden en is Zijn hart blij. Hoe wordt Gods blijdschap uitgedrukt? Kunnen jullie je dat voorstellen? Zou God huilen? Kan God huilen? Kan God in Zijn handen klappen? Kan God dansen? Kan God zingen? Welk lied zou dat zijn? Natuurlijk zou God een prachtig, ontroerend lied kunnen zingen, een lied dat de vreugde en blijdschap in Zijn hart zou uitdrukken. Hij zou het voor de mensheid kunnen zingen, het voor Zichzelf kunnen zingen en het voor alle dingen kunnen zingen. Gods blijdschap kan op elke manier worden uitgedrukt – dit is allemaal normaal, God kent immers vreugde en verdriet en Zijn verschillende gevoelens kunnen op verschillende manieren worden uitgedrukt. Dit is Zijn recht en het is iets heel normaals. Jullie moeten er geen andere dingen bij denken en jullie moeten niet jullie eigen remmingen op God projecteren en Hem vertellen dat Hij dit of dat niet zou moeten doen, Hij niet op deze of die manier zou moeten handelen en Zijn vreugde of welk ander gevoel dat Hij heeft zou moeten beperken. In de harten van de mensen kan God niet gelukkig zijn, kan Hij geen tranen plengen, kan Hij niet huilen – Hij kan geen enkele emotie tonen. Ik geloof dat jullie door wat we deze twee keer hebben behandeld God niet langer op deze manier zien, maar God altijd enige vrijheid en bevrijding zullen gunnen. Dat is heel goed. In de toekomst, als jullie werkelijk Gods verdriet kunnen voelen wanneer jullie horen dat Hij verdrietig is, en jullie werkelijk Zijn blijdschap in je hart kunnen voelen wanneer jullie horen dat Hij blij is – zullen jullie op z'n minst in staat zijn om duidelijk te weten en te begrijpen wat God blij maakt en wat Hem verdrietig maakt – wanneer je je verdrietig kunt voelen omdat God verdrietig is en blij omdat God blij is, zal Hij je hart volledig hebben gewonnen en zal er geen enkele belemmering meer zijn tussen jou en Hem. Je zult niet langer proberen om God met menselijke voorstellingen, opvattingen en kennis aan banden te leggen. Op dat ogenblik zal God levend en intens in je hart zijn. Hij zal de God van je leven zijn en de Meester van alles wat je hebt. Hebben jullie dit soort aspiratie? Hebben jullie het vertrouwen dat jullie dit kunnen bereiken?

Laten we vervolgens de volgende passages lezen.

6. De Bergrede

De zaligsprekingen (Mat. 5:3-12)

Zout en licht (Mat. 5:13-16)

Wet (Mat. 5:17-20)

Toorn (Mat. 5:21-26)

Overspel (Mat. 5:27-30)

Echtscheiding (Mat. 5:31-32)

Eden (Mat. 5:33-37)

Oog om oog (Mat. 5:38-42)

Heb je vijanden lief (Mat. 5:43-48)

Instructies over aalmoezen geven (Mat. 6:1-4)

Gebed (Mat. 6:5-8)

7. De gelijkenissen van de Heer Jezus

De gelijkenis van de zaaier (Mat. 13:1-9)

De gelijkenis van het onkruid (Mat. 13:24-30)

De gelijkenis van het mosterdzaad (Mat. 13:31-32)

De gelijkenis van het zuurdesem (Mat. 13:33)

De gelijkenis van het onkruid uitgelegd (Mat. 13:36-43)

De gelijkenis van de schat (Mat. 13:44)

De gelijkenis van de parel (Mat. 13:45-46)

De gelijkenis van het net (Mat. 13:47-50)

8. De geboden

Mat. 22:37-39 Hij antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf.’

Laten we eerst eens naar elk onderdeel van de ‘Bergrede’ kijken. Waar hebben al deze geboden betrekking op? Er kan met zekerheid worden gesteld dat deze verhevener, concreter en dichter bij het leven van de mensen zijn dan de regels van het Tijdperk van de Wet. Om het op een moderne manier te zeggen: ze zijn relevanter voor de actuele geloofspraktijk van de mensen.

Laten we de passages aan de hand van de volgende specifieke vragen lezen: hoe moet je de zaligsprekingen verstaan? Wat moet je weten over de wet? Hoe moet boosheid worden gedefinieerd? Wat moet er worden gedaan met mensen die overspel plegen? Wat wordt er gezegd en wat voor soort regels zijn er voor echtscheiding? Wie kan scheiden en wie kan niet scheiden? Hoe zit het met eden, oog om oog, het liefhebben van je vijanden, instructies voor het geven van aalmoezen? Enzovoort. Al deze dingen hebben betrekking op elk aspect van de beoefening van het geloof in God door de mensheid en op de manier waarop mensen God volgen. Sommige van deze vormen van beoefening zijn ook nu nog van toepassing, maar ze zijn meer rudimentair dan de huidige eisen die aan mensen worden gesteld. Het zijn tamelijk elementaire waarheden die mensen in hun geloof in God tegenkomen. Vanaf het moment dat de Heer Jezus met Zijn werk begon, begon Hij reeds te werken aan de levensgezindheid van de mensen; het was echter gebaseerd op de fundering van de wetten. Hadden de regels en gelijkenissen over deze onderwerpen iets te maken met de waarheid? Natuurlijk hadden ze dat! Alle voorgaande voorschriften en principes en de Bergrede uit het Tijdperk van Genade hadden allemaal betrekking op Gods gezindheid en wat Hij heeft en is, en natuurlijk op de waarheid. Wat God ook uitdrukt, op welke manier Hij het ook uitdrukt, of welk soort taal Hij ook gebruikt, de fundering, de oorsprong en het startpunt van wat Hij uitdrukt zijn allemaal gebaseerd op de principes van Zijn gezindheid en wat Hij heeft en is. Dit is foutloos. Dus hoewel de dingen die Hij toen zei nu een beetje oppervlakkig lijken, kun je nog steeds niet zeggen dat ze niet de waarheid zijn; het waren immers dingen die onmisbaar waren voor mensen in het Tijdperk van Genade om aan Gods wil te voldoen en een verandering in hun levensgezindheid te bereiken. Kun je zeggen dat een van de dingen in de Bergreder niet overeenkomt met de waarheid? Dat kun je niet! Al deze dingen zijn waarheid omdat ze allemaal Gods eisen voor de mensheid waren; ze boden een bestek en waren allemaal door God gegeven principes over hoe je jezelf moest gedragen; daarnaast vertegenwoordigen ze Gods gezindheid. Ze waren echter vanwege het niveau van hun groei in het leven op dat moment slechts in staat deze dingen te accepteren en begrijpen. Omdat de zonde van de mensheid nog niet was weggenomen kon de Heer Jezus alleen deze woorden overbrengen en kon Hij alleen gebruikmaken van eenvoudige onderwijzingen binnen dit soort bestek om de mensen van die tijd te vertellen hoe ze zich moesten gedragen, wat ze moesten doen, binnen welke principes en welk bestek ze dingen moesten doen en hoe ze in God moesten geloven en aan Zijn eisen voldoen. Dit alles werd bepaald op basis van de gestalte van de mensheid van die tijd. Het was niet gemakkelijk voor mensen die onder de wet leefden om deze onderwijzingen te accepteren, dus wat de Heer Jezus hen onderwees, diende binnen dit bestek te blijven.

Laten we vervolgens eens kijken wat ‘De gelijkenissen van de Heer Jezus’ omvatten.

De eerste is de gelijkenis van de zaaier. Dit is een bijzonder interessante gelijkenis; zaaien is een alledaagse gebeurtenis in het leven van de mensen. De tweede is de gelijkenis van het onkruid. Wat betreft onkruid weet iedereen die volwassen is en weleens gewassen heeft geplant wat het is. De derde is de gelijkenis van het mosterdzaad. Jullie weten allemaal wat mosterd is, nietwaar? Als jullie het niet weten, kunnen jullie het in de Bijbel opzoeken. Wat betreft de vierde, de gelijkenis van het zuurdesem, de meeste mensen weten dat zuurdesem wordt gebruikt voor het gistproces, het is iets waar mensen in hun dagelijks leven gebruik van maken. Alle onderstaande gelijkenissen, waaronder de zesde, de gelijkenis van de schat, de zevende, de gelijkenis van de parel, en de achtste, de gelijkenis van het net, zijn geïnspireerd op het leven van de mensen, ze zijn allemaal afkomstig uit het echte leven van de mensen. Welk beeld schetsen deze gelijkenissen? Het beeld dat God een normaal mens wordt en met de mensheid leeft, gebruikmaakt van de taal van het normale leven, mensentaal gebruikt om met mensen te communiceren en hen te verstrekken wat ze nodig hebben. Toen God vlees werd en lange tijd onder de mensen woonde, nadat Hij de verschillende levensstijlen van de mens had ervaren en geobserveerd, werden deze ervaringen Zijn handboek voor het transformeren van Zijn goddelijke taal in menselijke taal. Natuurlijk verrijkten deze dingen die Hij zag en hoorde in het leven ook de menselijke ervaring van de Mensenzoon. Wanneer Hij wilde dat mensen bepaalde waarheden zouden begrijpen, iets van Gods wil zouden bevatten, kon Hij gelijkenissen zoals de bovenstaanden gebruiken om mensen te vertellen over Gods wil en Zijn eisen aan de mensheid. Deze gelijkenissen hadden allemaal betrekking op het leven van de mensen; er was er geen enkele die niets te maken had met het menselijk leven. Toen de Heer Jezus met de mensheid leefde, zag Hij boeren hun akkers bewerken, Hij wist wat onkruid was en wat zuurdesem was. Hij begreep dat de mensen van schatten hielden, dus gebruikte Hij de metaforen van zowel de schat als de parel. Hij zag regelmatig vissers hun netten uitwerpen, enzovoort. De Heer Jezus zag deze activiteiten in de levens van de mensen, en Hij ervoer Zelf dat soort leven. Hij was hetzelfde als elk ander normaal mens, at drie maaltijden per dag en nam deel aan andere dagelijkse gewoontes van de mensen. Hij ervoer persoonlijk het leven van een gemiddeld mens en was getuige van het leven van anderen. Toen Hij dit alles zag en persoonlijk ervoer, dacht Hij er niet over na hoe Hij een goed leven zou kunnen leiden of hoe Hij vrijer, comfortabeler zou kunnen leven. Toen Hij een authentiek menselijk leven ervoer, zag de Heer Jezus de narigheid in het leven van de mensen, zag Hij de narigheid, de ellende en het verdriet van de mensen onder de verdorvenheid van Satan, levend onder het domein van Satan en levend in zonde. Terwijl Hij persoonlijk het menselijk leven ervoer, ervoer Hij ook hoe hulpeloos de mensen waren die te midden van verdorvenheid leefden en zag en ervoer Hij de ellende van degenen die in zonde leefden, die verloren waren in de marteling door Satan, door het kwaad. Toen de Heer Jezus deze dingen zag, zag Hij ze toen met Zijn goddelijkheid of met Zijn menselijkheid? Zijn menselijkheid bestond echt – zijn menselijkheid was springlevend – Hij kon dit alles ervaren en zien, en natuurlijk Zag Hij het ook in Zijn essentie, in Zijn goddelijkheid. Dat wil zeggen, Christus Zelf, de Heer Jezus de mens zag dit, en alles wat Hij zag deed Hem het belang en de noodzaak beseffen van het werk dat Hij tijdens deze periode in het vlees op zich had genomen. Hij wist Zelf dat de verantwoordelijkheid die Hij in het vlees op Zich moest nemen enorm was en Hij wist hoe gruwelijk de pijn zou zijn die Hij zou moeten lijden; toen Hij echter de mensheid hulpeloos in zonde zag leven, toen Hij de ellende van hun leven en hun zwakke inspanningen onder de wet zag, voelde Hij meer en meer verdriet en verlangde Hij er sterker en sterker naar de mensheid van de zonde te redden. Welk soort moeilijkheden Hij ook het hoofd zou moeten bieden, of welke pijn Hij ook zou moeten lijden, Zijn vastberadenheid de mensheid die in zonde leefde te verlossen werd sterker en sterker. Je zou kunnen zeggen dat de Heer Jezus tijdens dit proces steeds duidelijker het werk dat Hij moest doen en wat Hem was toevertrouwd begon te begrijpen. Hij was er ook steeds meer op gebrand het werk dat Hij op zich had genomen te voltooien – alle zonden van de mensheid op zich te nemen, boete te doen voor de mensheid zodat ze niet langer in zonde leefde en God in staat zou zijn de zonden van de mens te vergeten vanwege het zondoffer, zodat Hij voort kon gaan met Zijn werk van het redden van de mensheid. Er kan worden gezegd dat de Heer Jezus in Zijn hart bereid was Zichzelf aan te bieden voor de mensheid, Zichzelf op te offeren. Hij was ook bereid als zondoffer te dienen en aan het kruis genageld te worden. Hij was erop gebrand dit werk te voltooien. Toen Hij de ellendige omstandigheden van het leven van de mens zag, wilde Hij zelfs nog meer Zijn missie zo snel mogelijk vervullen, zonder ook maar een minuut of seconde vertraging. Toen Hij dit gevoel van urgentie had, dacht Hij niet na over Hoe verschrikkelijk Zijn eigen pijn zou zijn en dacht Hij ook niet langer na over hoeveel vernedering Hij zou moeten verduren – Hij koesterde slechts één overtuiging in Zijn hart: zolang Hij Zichzelf zou opofferen, zolang Hij aan het kruis zou worden genageld als zondoffer, zou Gods wil worden uitgevoerd en zou Hij in staat zijn nieuw werk te beginnen. De levens van de mensheid in zonde, hun gesteldheid van leven in zonde, zou compleet veranderd worden. Zijn overtuiging en wat Hij vastbesloten was te doen hadden betrekking op het redden van de mens. Hij had slechts één doel: Gods wil uit te voeren zodat Hij met succes kon beginnen met de volgende fase van Zijn werk. Dit was het dat de Heer Jezus in die periode in gedachte had.

Levend in het vlees bezat de vleesgeworden God normale menselijkheid, Hij had de emoties en redenering van een normaal mens. Hij wist wat blijdschap en pijn was, en toen Hij de mensheid dit soort leven zag leiden, voelde Hij diep dat het louter geven van onderwijs aan de mensen, hen iets te verstrekken of hen iets te leren, hen niet uit de zonde zou kunnen leiden. Ook kon het hen louter de geboden laten gehoorzamen hen niet verlossen van de zonde – alleen wanneer Hij de zonde van de mensheid op zich zou nemen en gelijk zou worden aan het zondige vlees zou Hij het in kunnen wisselen voor de vrijheid van de mensheid, en het om kunnen ruilen voor Gods vergiffenis van de mensheid. Nadat de Heer Jezus het leven in zonde van de mensen had ervaren en gezien, was er dus een intens verlangen dat zich in Zijn hart manifesteerde – de mensen in staat stellen zich van hun leven van worsteling in zonde te bevrijden. Door dit verlangen voelde Hij meer en meer dat Hij zo spoedig mogelijk, zo snel mogelijk, naar het kruis moest en de zonden van de mensheid op zich moest nemen. Dit waren de gedachten van de Heer Jezus in die tijd, nadat Hij met de mensen had geleefd en de ellende van hun leven in zonde had gezien, gehoord en gevoeld. Dat de vleesgeworden God zo’n wil voor de mensheid kon hebben, dat Hij dit soort gezindheid kon uitdrukken en openbaren – was dat iets dat een gemiddeld mens kon hebben? Wat zou een gemiddeld mens die in een soortelijke omgeving leeft zien? Wat zouden gemiddelde mensen denken? Als een gemiddeld mens met dit alles zou worden geconfronteerd, zou hij deze problemen dan vanuit een verheven perspectief beschouwen? Absoluut niet! Hoewel het voorkomen van de vleesgeworden God exact hetzelfde is als die van een mens, Hij menselijke kennis leert, menselijke taal spreekt en Hij zelfs Zijn ideeën soms uitdrukt in de vorm van menselijke methoden en uitdrukkingen, is de manier waarop Hij mensen ziet, de essentie van de dingen, en de manier waarop verdorven mensen de mensheid en de essentie van de dingen zien, absoluut niet dezelfde. Zijn perspectief en de hoogte waarop Hij staat zijn iets onbereikbaars voor een verdorven persoon. Dit is omdat God waarheid is; het vlees dat Hij draagt bezit ook de essentie van God en Zijn gedachten en wat wordt uitgedrukt door Zijn menselijkheid zijn ook de waarheid. Voor verdorven mensen zijn wat Hij in het vlees uitdrukt voorzieningen van de waarheid, en van het leven. Deze voorzieningen zijn er niet slechts voor één mens, maar voor de hele mensheid. In het hart van een verdorven mens is er slechts plaats voor die paar mensen waarmee hij verwant is. Het zijn alleen die paar mensen waar hij om geeft, waar hij zich zorgen over maakt. Wanneer er een ramp dreigt, denkt hij eerst aan zijn eigen kinderen, partner of ouders, en een meer filantropisch aangelegd persoon denkt hoogstens aan een familielid of een goede vriend; zijn er nog meer mensen waar hij aan denkt? Nooit! Omdat mensen per slot van rekening mensen zijn en alles alleen maar vanuit het perspectief en de hoogte van een mens kunnen bekijken. De vleesgeworden God verschilt echter volledig van een verdorven mens. Hoe gewoon, hoe normaal, hoe nederig Gods geïncarneerde vlees ook is, of zelfs hoe zeer de mensen ook op Hem neerkijken, Zijn gedachten over en Zijn houding ten opzichte van de mensheid zijn dingen die geen mens kon bezitten en die geen mens kon imiteren. Hij zal de mensheid altijd waarnemen vanuit het perspectief van goddelijkheid, vanuit de hoogte van Zijn positie als de Schepper. Hij zal de mensheid altijd zien via de essentie en de mentaliteit van God. Hij kan de mensheid absoluut niet zien vanuit de hoogte van een gemiddeld mens en vanuit het perspectief van een verdorven mens. Wanneer mensen naar de mensheid kijken, kijken ze met een menselijke blik en gebruiken ze dingen zoals menselijke kennis en menselijke regels en theorieën als maatstaf. Dit valt binnen het bestek van wat mensen met hun ogen kunnen zien; het valt binnen het bestek dat verdorven mensen kunnen bereiken. Wanneer God naar de mensheid kijkt, kijkt Hij met goddelijke blik en gebruikt Hij Zijn essentie en wat Hij heeft en is als een maatstaf. Dit bestek omvat dingen die mensen niet kunnen zien, en dit is waar de vleesgeworden God en verdorven mensen totaal verschillend zijn. Dit verschil wordt bepaald door de verschillende essenties die de mens en God hebben, het zijn deze verschillende essenties die hun identiteiten en posities bepalen, alsook het perspectief en de hoogte vanuit welke ze dingen zien. Zien jullie de uitdrukking en openbaring van God Zelf in de Heer Jezus? Jullie zouden kunnen zeggen dat wat de Heer Jezus deed en zei te maken had met Zijn bediening en Gods eigen managementwerk, dat het allemaal de uitdrukking en openbaring van Gods essentie was. Hoewel Hij een menselijke verschijningsvorm had, kunnen Zijn goddelijke essentie en de openbaring van Zijn goddelijkheid niet worden ontkend. Was deze menselijke verschijningsvorm echt een manifestatie van menselijkheid? Zijn menselijke verschijningsvorm was, juist vanwege zijn essentie, geheel verschillend van de menselijke verschijningsvorm van verdorven mensen. De Heer Jezus was de vleesgeworden God. Als Hij echt een van de gewone, verdorven mensen was geweest, zou Hij dan het leven in zonde van de mensheid vanuit een goddelijk perspectief hebben kunnen zien? Absoluut niet! Dit is het verschil tussen de Mensenzoon en gewone mensen. Verdorven mensen leven allemaal in zonde en wanneer ze zonde zien, roept dat geen bijzonder gevoel bij hen op. Ze zijn allemaal hetzelfde, net als een varken dat in de modder leeft en zich helemaal niet oncomfortabel of smerig voelt – hij eet goed en slaapt prima. Wanneer iemand de varkensstal zou schoonmaken, zou het varken zich helemaal niet op z’n gemak voelen en niet lang schoon blijven. Binnen de kortste keren zal het weer lekker op z’n gemak in de modder rollen, omdat het nu eenmaal een smerig wezen is. Wanneer mensen een varken zien, vinden ze het smerig, en wanneer ze het schoonmaken voelt het varken zich niet beter – dit is de reden waarom niemand een varken in huis houdt. De manier waarop mensen varkens zien zal altijd verschillen van hoe varkens zichzelf ervaren, omdat mensen en varkens nu eenmaal niet gelijksoortig zijn. En omdat de vleesgeworden Mensenzoon niet gelijksoortig is aan verdorven mensen, kan alleen de vleesgeworden God vanuit een goddelijk perspectief en vanuit de hoogte van God de mensheid waarnemen, alles zien.

Wanneer God vlees wordt en onder de mensheid leeft, welk lijden ondergaat Hij dan in het vlees? Is er iemand die dat werkelijk begrijpt? Sommige mensen zeggen dat God ernstig lijdt omdat mensen Zijn essentie niet begrijpen en Hem altijd als een mens behandelen hoewel Hij God Zelf is, dat dit iets is dat Hem gekrenkt en benadeeld doet voelen – ze zeggen dat Gods lijden echt groot is. Andere mensen zeggen dat God onschuldig is en zonder zonde, maar dat Hij net als de mensen lijdt, dat Hij samen met de mensheid lijdt onder vervolging, laster en vernederingen. Ze zeggen dat Hij ook de misvattingen en ongehoorzaamheid van Zijn volgelingen verduurt – Gods lijden kan werkelijk niet worden gemeten. Het lijkt erop dat jullie God niet echt begrijpen. In feite beschouwt God het lijden waar jullie het over hebben niet als echt lijden, omdat er een lijden is dat groter is dan dit. Wat is dan het echte lijden voor God Zelf? Wat is het echte lijden voor Gods geïncarneerde vlees? Voor God telt het feit dat de mensheid Hem niet begrijpt niet als lijden en dat mensen een aantal misvattingen over God hebben en Hem niet als God zien ook niet. Mensen voelen echter vaak dat God een groot leed moet zijn aangedaan omdat Hij tijdens de periode dat Hij vlees was Zijn persoon niet aan de mensheid kon tonen en hen in staat kon stellen Zijn grootheid te zien, en dat God Zich nederig moest verbergen in onbeduidend vlees, dit moet dus wel een marteling voor Hem zijn geweest. Mensen nemen ter harte wat ze van Gods lijden kunnen begrijpen en zien. Ze tonen allerlei vormen van sympathie met God en zullen Hem er zelfs een beetje voor prijzen. In werkelijkheid is er een verschil, bestaat er een lacune tussen wat mensen begrijpen van Gods lijden en wat Hij echt voelt. Ik vertel jullie de waarheid – voor God, of het nu Gods Geest of Gods geïncarneerde vlees is, is dat lijden geen echt lijden. Wat is het dan waar God werkelijk onder lijdt? Laten we het eens uitsluitend vanuit het perspectief van de vleesgeworden God hebben over Gods lijden.

Wanneer God vlees wordt, een gemiddeld, normaal mens wordt en onder de mensheid leeft, zij aan zij met mensen leeft, kan Hij dan de levenswijzen, -wetten en -filosofieën van de mensen niet zien en ervaren? Hoe doen deze levenswijzen en -wetten Hem voelen? Voelt Hij afkeer in Zijn hart? Waarom zou Hij afkeer voelen? Wat zijn de levenswijzen en -wetten van de mensheid? In welke principes zijn ze geworteld? Waar zijn ze op gebaseerd? De levenswijzen, -wetten enzovoort van de mensheid zijn allemaal gebaseerd op Satans logica, kennis en filosofie. Mensen die onder dit soorten wetten leven hebben geen menselijkheid, geen waarheid – ze trotseren allen de waarheid en zijn vijandig naar God. Als we kijken naar Gods essentie, zien we dat Zijn essentie exact het tegenovergestelde is van Satans logica, kennis en filosofie. Zijn essentie is vervuld van rechtvaardigheid, waarheid en heiligheid, en andere realiteiten van alle positieve dingen. God, die deze essentie bezit en tegelijk onder zo’n mensheid leeft – wat voelt Hij in Zijn hart? Is het niet vervuld van pijn? Zijn hart doet pijn en deze pijn is iets dat geen mens kan begrijpen of realiseren. Omdat alles waar Hij mee wordt geconfronteerd, wat Hij tegenkomt, hoort, ziet en ervaart de verdorvenheid en het kwaad van de mensen en hun rebellie en verzet tegen de waarheid is. De bron van Zijn lijden is alles wat uit mensen voortkomt. Dat wil zeggen, omdat Zijn essentie niet dezelfde is als die van verdorven mensen, wordt het verderf van mensen de bron van Zijn grootste lijden. Wanneer God vlees wordt, is Hij dan in staat iemand te vinden die dezelfde taal spreekt als Hem? Dit kan niet worden gevonden onder de mensheid. Wanneer er niemand kan worden gevonden waarmee God kan communiceren, niemand met wie Hij dit gesprek kan hebben – welk gevoel geeft dit God dan volgens jou? De dingen die mensen bespreken, waar ze van houden, waar ze naar streven en verlangen, hebben allemaal met zonde en boosaardige tendensen te maken. Wanneer God met dit alles wordt geconfronteerd, is dat niet als een mes in Zijn hart? Kon Hij, geconfronteerd met deze dingen, blijdschap in Zijn hart hebben? Kon Hij troost vinden? Degenen die met Hem leven zijn mensen vervuld van rebellie en kwaad – hoe zou Zijn hart dan niet lijden? Hoe groot is dit lijden werkelijk en wie geeft erom? Wie schenkt er aandacht aan? En wie zou het kunnen waarderen? Mensen kunnen Gods hart niet begrijpen. Zijn lijden is iets dat mensen in het bijzonder niet kunnen begrijpen en de onverschilligheid en gevoelloosheid van de mensheid maakte Gods lijden zelfs nog dieper.

Sommige mensen sympathiseren vaak met het lot van Christus omdat er een vers in de Bijbel is dat zegt: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.” Wanneer mensen dit horen, raakt het hen en ze geloven dat dit het grootste lijden is dat God verduurt en het grootse lijden dat Christus ondergaat. Welnu, kijkend vanuit het perspectief van de feiten, is dat het geval? God gelooft niet dat deze moeilijkheden lijden zijn. Hij verhief nooit Zijn stem tegen onrecht vanwege de moeilijkheden van het vlees en Hij heeft de mensen nooit iets terug laten betalen of Hem met iets laten belonen. Wanneer Hij echter getuige is van het alles van de mensheid, de verdorven levens en het kwaad van de verdorven mensen, wanneer Hij er getuige van is dat de mensheid in Satans greep is en door Satan gevangen is genomen en niet kan ontsnappen, dat mensen die in zonde leven niet weten wat de waarheid is – dan kan Hij al deze zonden niet verdragen. Zijn afkeer van mensen neemt met de dag toe, maar Hij verdraagt dit alles. Dit is Gods grote lijden. God kan zelfs niet volledig de stem van Zijn hart of Zijn emoties uitdrukken onder Zijn volgelingen, en niemand onder Zijn volgelingen kan Zijn lijden werkelijk begrijpen. Niemand probeert ook maar Zijn hart te begrijpen of te troosten – Zijn hart verdraagt dit lijden van dag tot dag, van jaar tot jaar, elke keer opnieuw. Wat maken jullie uit dit alles op? God vraagt van de mensen geen enkele tegenprestatie voor wat Hij heeft gegeven, maar vanwege Gods essentie kan Hij het kwaad, de verdorvenheid en de zonde van de mensheid absoluut niet tolereren en voelt extreme afkeer en haat. Dit leidt ertoe dat Gods hart en Zijn vlees oneindig lijden. Kunnen jullie dit alles zien? Hoogstwaarschijnlijk kan niemand van jullie dit zien, omdat niemand van jullie God werkelijk kan begrijpen. Na verloop van tijd kunnen jullie het gaandeweg voor jullie zelf ervaren.

Laten we vervolgens eens naar de volgende passage van de Schrift kijken.

9. Jezus doet wonderen

1) Jezus voedt de vijfduizend

Joh. 6:8-13 Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’ Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen. Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden. Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten.

2) De opwekking van Lazarus verheerlijkt God

Joh. 11:43-44 Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De dode kwam tevoorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’

Uit de wonderen die de Heer Jezus deed, hebben we slechts deze twee wonderen uitgekozen omdat deze adequaat aantonen waar ik hier over wil spreken. Deze twee wonderen zijn werkelijk verbazingwekkend en zijn bijzonder representatief voor de wonderen die de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade deed.

Laten we eerst eens de eerste passage bekijken: Jezus voedt de vijfduizend.

Wat is ‘vijf broden en twee vissen’ voor soort concept? Voor hoeveel mensen zouden vijf broden en twee vissen normaal gesproken genoeg zijn? Als jullie uitgaan van de eetlust van een gemiddeld persoon, zou het slechts genoeg zijn voor twee personen. Dit is het eenvoudigste concept van vijf broden en twee vissen. Maar wat staat er in deze passage, hoeveel mensen werden gevoed met vijf broden en twee vissen? In de Schrift is het op de volgende wijze vastgelegd: “Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen.” Is vijfduizend een groot aantal vergeleken met vijf broden en twee vissen? Wat betekent het dat dit aantal zo groot is? Vanuit een menselijk perspectief is het verdelen van vijf broden en twee vissen onder vijfduizend mensen onmogelijk omdat het verschil tussen de aantallen te groot is. Zelfs als iedereen maar een klein hapje zou krijgen, zou het nog steeds niet genoeg zijn voor vijfduizend mensen. De Heer Jezus deed hier echter een wonder – Hij liet niet alleen vijfduizend mensen eten tot ze verzadigd waren, er was zelfs over. De Schrift luidt: “Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’ Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten.” Dankzij dit wonder konden de mensen de identiteit en status van de Heer Jezus zien en het stelde hen ook in staat te zien dat niets onmogelijk is voor God – ze zagen de waarheid van Gods almacht. Vijf broden en twee vissen waren voldoende om vijfduizend mensen te voeden. Wanneer er echter helemaal geen eten zou zijn geweest, zou God dan ook in staat zijn geweest de vijfduizend mensen te voeden? Natuurlijk zou Hij dat hebben gekund! Dit was een wonder en de mensen voelden dus onvermijdelijk dat dit onbegrijpelijk, ongelofelijk en mysterieus was, voor God was het echter een kleinigheid zoiets te doen. Wanneer dit iets gewoons voor God was, waarom zou het dan zijn uitgekozen om te worden geïnterpreteerd? Omdat wat achter dit wonder ligt de wil van de Heer Jezus bevat, de wil die nooit door de mensheid is ontdekt.

Laten we eerst proberen te begrijpen wat voor type mensen deze vijfduizend waren. Waren ze volgelingen van de Heer Jezus? Uit de Schrift weten we dat ze niet Zijn volgelingen waren. Wisten ze wie de Heer Jezus was? Absoluut niet! Sowieso wisten ze niet dat de persoon die voor hen stond Christus was. Misschien wisten sommige mensen alleen wat Zijn naam was en wisten een beetje of hadden ze iets gehoord over de dingen die Hij had gedaan. Ze waren slechts nieuwsgierig naar de Heer Jezus van de verhalen, maar jullie kunnen zeker niet zeggen dat ze Hem volgden, laat staan dat ze Hem begrepen. Toen de Heer Jezus deze vijfduizend mensen zag, waren ze hongerig en konden ze alleen maar denken aan hoe ze hun magen zouden kunnen vullen. Het was dus in deze context dat de Heer Jezus hun wensen vervulde. Wat was er in Zijn hart toen Hij hun wensen vervulde? Wat was Zijn houding tegenover deze mensen die alleen maar hun maag wilde vullen? Op dat ogenblik hadden de gedachten en de houding van de Heer Jezus betrekking op Gods gezindheid en essentie. Geconfronteerd met vijfduizend mensen met een lege maag die alleen maar een complete maaltijd wilde eten, geconfronteerd met deze mensen vol nieuwsgierigheid naar en hoop op Hem, dacht de Heer Jezus er alleen maar aan dit wonder te gebruiken om hun genade te verlenen. Hij deed dit echter niet omdat Hij hoopte dat zij Zijn volgelingen zouden worden, want Hij wist dat ze slechts mee wilden delen in de feestvreugde en hun maag wilden vullen. Hij maakte het beste van wat Hij daar had, en gebruikte vijf broden en twee vissen om vijfduizend mensen te voeden. Hij opende de ogen van deze mensen die genoten van amusement, die wonderen wilde zien, en zij zagen met hun eigen ogen de dingen die de vleesgeworden God kon volbrengen. Hoewel de Heer Jezus iets tastbaars gebruikte om hun nieuwsgierigheid te bevredigen, wist Hij in Zijn hart reeds dat deze vijfduizend mensen slechts uit waren op een goede maaltijd. Hij zei dus helemaal niets en predikte in het geheel niet tot hen – Hij liet hen alleen dit wonder zien. Hij kon deze mensen absoluut niet hetzelfde behandelen als Zijn discipelen die Hem echt volgden. In Gods hart vielen alle schepsels echter onder Zijn bewind en liet Hij dus alle schepsels die Hij zag toe te genieten van de genade van God wanneer dit noodzakelijk was. Hoewel deze mensen niet wisten wie Hij was of Hem begrepen, of een bijzondere indruk van Hem hadden of Hem zelfs maar dankbaar waren nadat ze de broden en vissen gegeten hadden, was dit niet iets waar God aanstoot aan nam – Hij bood deze mensen een fantastische mogelijkheid van Gods genade te genieten. Sommige mensen zeggen dat God principieel is in wat Hij doet en Hij niet waakt over ongelovigen of hen beschermt, en Hij hen in het bijzonder niet toestaat van Zijn genade te genieten. Is dat werkelijk het geval? In Gods ogen, zolang ze levende wezens zijn die Hij Zelf heeft geschapen, zal Hij hen managen en voor hen zorgen. Hij zal ze op verschillende manieren behandelen, voor hen plannen en over hen heersen. Dit zijn de gedachten en de houding van God tegenover alle dingen.

Hoewel de vijfduizend mensen die de broden en de vissen aten niet van plan waren de Heer Jezus te volgen, was Hij niet streng tegen hen. Weten jullie wat de Heer Jezus deed zodra ze hun maag hadden gevuld? Stak Hij een preek af? Waar ging Hij heen nadat Hij dit wonder had gedaan? In de Schrift is niet vastgelegd dat de Heer Jezus iets tegen hen zei. Nadat Hij Zijn wonder had gedaan, ging Hij stilletjes weg. Stelde Hij deze mensen dus ook maar enige eisen? Was er sprake van enige haat? Van beide was geen sprake. Hij wilde gewoon geen aandacht meer besteden aan deze mensen die Hem niet konden volgen, en op dat moment was er pijn in Zijn hart. Omdat Hij de verdorvenheid van de mensheid had gezien en Hij de afwijzing door de mensheid had gevoeld. Wanneer Hij deze mensen zag of Hij met hen was, maakte de menselijke stompzinnigheid Hem heel verdrietig en deed Hem pijn aan Zijn hart. Het enig wat Hij wilde was dus deze mensen zo snel mogelijk verlaten. De Heer had geen enkele eis voor hen in Zijn hart, Hij wilde in het geheel geen aandacht aan hen schenken, Hij wilde in het bijzonder Zijn energie niet aan hen besteden en Hij wist dat ze Hem niet konden volgen. Ondanks dit alles was Zijn houding ten opzichte van hen nog steeds heel duidelijk. Hij wilde hen gewoon vriendelijk behandelen, hun genade schenken. Dit was Gods houding tegenover elk schepsel onder Zijn heerschappij: behandel alle schepsels vriendelijk, zorg voor hen en voedt hen. Juist omdat de Heer Jezus de vleesgeworden God was, openbaarde Hij van nature Gods eigen essentie en behandelde Hij deze mensen vriendelijk. Hij behandelde hen vriendelijk met een hart vol barmhartigheid en tolerantie. Hoe deze mensen de Heer Jezus ook zagen, wat de uitkomst ook zou zijn, Hij behandelde elk schepsel op basis van Zijn positie als de Heer van de hele schepping. Wat Hij openbaarde was, zonder uitzondering, Gods gezindheid en wat Hij heeft en is. De Heer Jezus deed dus iets in stilte en ging toen stilletjes weg – welk aspect van Gods gezindheid is dit? Zouden jullie kunnen zeggen dat dit Gods goedertierenheid is? Zouden jullie kunnen zeggen dat God onzelfzuchtig is? Zou een normaal persoon dit kunnen doen? Absoluut niet! Wie waren in essentie deze vijfduizend mensen die de Heer Jezus voedde met vijf broden en twee vissen? Zouden jullie kunnen zeggen dat ze mensen waren die verenigbaar waren met Hem? Zouden jullie kunnen zeggen dat ze allemaal vijandig waren naar God? Er kan met zekerheid worden gezegd dat ze absoluut niet verenigbaar waren met de Heer en dat hun essentie absoluut vijandig was naar God. Maar hoe behandelde God hen? Hij gebruikte een methode om de vijandigheid van de mensen ten opzichte van God onschadelijk te maken – deze methode wordt ‘vriendelijkheid’ genoemd. Dat wil zeggen dat, hoewel de Heer Jezus hen als zondaren zag, ze in Gods ogen desondanks Zijn schepping waren. Hij behandelde deze zondaren dus toch vriendelijk. Dit is Gods tolerantie, en Zijn tolerantie wordt bepaald door Gods eigen identiteit en essentie. Dit is dus iets dat geen mens geschapen door God kan doen – alleen God kan dit doen.

Wanneer je echt in staat bent Gods gedachten en houding ten opzichte van de mensheid te waarderen, wanneer je echt Gods emoties en zorg ten opzichte van elk schepsel kan begrijpen, dan zul je de toewijding en de liefde die wordt geschonken aan elk mens dat door de Schepper is geschapen kunnen begrijpen. Wanneer dit gebeurt, zul je twee woorden gebruiken om Gods liefde te beschrijven – welke woorden zijn dat? Sommige mensen zeggen ‘onzelfzuchtig’ en sommige mensen zeggen ‘filantropisch’. Van deze twee is ‘filantropisch’ het woord dat het minst geschikt is Gods liefde te beschrijven. Dit is een woord dat mensen gebruiken om iemands ruimdenkende ideeën en gevoelens te omschrijven. Ik walg echt van dit woord, omdat het verwijst naar het willekeurig uitdelen van aalmoezen, lukraak, ongeacht welke principes dan ook. Het is een te emotionele uitdrukking van dwaze en verwarde mensen. Wanneer dit woord wordt gebruikt om Gods liefde te beschrijven is er onvermijdelijk een godslasterlijke bedoeling. Ik heb twee woorden die Gods liefde beter beschrijven – welke woorden zijn dit? Het eerste is ‘immens’. Is dat geen bijzonder treffend woord? Het tweede is ‘uitgestrekt’. Er schuilt een echte betekenis achter deze twee woorden die ik gebruik om Gods liefde te beschrijven. Letterlijk genomen beschrijft ‘immens’ het volume of de capaciteit van een ding, maar het maakt niet uit hoe groot dat ding is – het is iets dat mensen kunnen voelen en zien. Dit komt omdat het bestaat, het is geen abstract object. Het geeft mensen het gevoel dat het relatief accuraat en praktisch is. Het maakt niet uit of je er vanuit twee- of driedimensionaal perspectief naar kijkt; je hoeft je er het bestaan ervan niet voor te stellen omdat het een ding is dat werkelijk bestaat. Hoewel het kan lijken of we Zijn liefde kwantificeren door ‘immens’ te gebruiken om Gods liefde te beschrijven, geeft het toch ook het gevoel dat Zijn liefde niet kwantificeerbaar is. Ik zeg dat Gods liefde kan worden gekwantificeerd omdat Zijn liefde niet een soort non-entiteit is, noch het afkomstig is uit een of andere legende. In tegendeel, Zijn liefde is iets dat wordt gedeeld door alle dingen onder Gods heerschappij en is iets waar alle schepselen in verschillende mate en vanuit verschillende perspectieven van genieten. Hoewel mensen Zijn liefde niet kunnen zien of aanraken, brengt deze liefde toch alle dingen voeding en leven, iets dat beetje bij beetje in hun leven wordt geopenbaard. Ze roemen en getuigen van Gods liefde waar ze elk moment van genieten. Ik zeg dat Gods liefde niet kwantificeerbaar is omdat het mysterie van Gods zorg en voeding van alle dingen iets is dat moeilijk door mensen te doorgronden is, net als Gods gedachten voor alle dingen, en in het bijzonder die voor de mensheid. Dat wil zeggen, niemand kent het bloed en de tranen die de Schepper voor de mensheid heeft geplengd. Niemand kan de diepte of het gewicht begrijpen of bevatten van de liefde die de Schepper heeft voor de mensheid die Hij met Zijn eigen handen heeft geschapen. Gods liefde als immens te beschrijven helpt mensen de reikwijdte en de waarheid van het bestaan van deze liefde te waarderen en begrijpen. Het is ook bedoeld om mensen de werkelijke betekenis van het woord ‘Schepper’ dieper te laten begrijpen zodat mensen een dieper begrip kunnen krijgen van de werkelijke betekenis van de benaming ‘schepping’. Wat omschrijft het woord ‘uitgestrekt’ meestal? Het wordt over het algemeen gebruikt voor de oceaan of het universum, zoals een uitgestrekt universum of een uitgestrekte oceaan. De uitgebreidheid en stille diepte van het universum gaat het menselijke begrip te boven en is iets dat tot de verbeelding van de mens spreekt en hem met bewondering vervult. Zijn mysterie en diepzinnigheid zijn zichtbaar maar vallen buiten ons bereik. Wanneer je aan de oceaan denkt, denk je aan zijn wijdsheid – de oceaan lijkt eindeloos en je kunt zijn geheimzinnigheid en alomvattendheid voelen. Dit is de reden dat ik het woord ‘uitgestrekt’ heb gebruikt om Gods liefde te beschrijven. Het is bedoeld om mensen te helpen te voelen hoe kostbaar Gods liefde is en om de diepe schoonheid van Zijn liefde te ervaren, te voelen dat de kracht van Gods liefde oneindig en omvangrijk is. Het is bedoeld hen de heiligheid van Zijn liefde en de waardigheid en onbeledigbare aard van God die is geopenbaard door Zijn liefde te helpen voelen. Vinden jullie nu dat ‘uitgestrekt’ een geschikt woord is om Gods liefde te beschrijven? Kan Gods liefde deze twee woorden ‘immens’ en ‘uitgestrekt’ waarmaken? Absoluut! In de menselijke taal zijn alleen deze twee woorden relatief geschikt om Gods liefde te beschrijven en benaderen alleen deze woorden een juiste beschrijving. Denken jullie niet? Als jullie Gods liefde zouden moeten beschrijven, zouden jullie dan deze twee woorden gebruiken? Waarschijnlijk niet, omdat jullie begrip en waardering van Gods liefde beperkt is tot een eendimensionaal perspectief en niet zijn opgeklommen naar de hoogte van driedimensionale ruimte. Wanneer jullie dus Gods liefde zouden moeten beschrijven, zouden jullie het gevoel hebben dat het jullie aan woorden ontbreekt, jullie zouden zelfs sprakeloos zijn. De twee woorden waar ik vandaag over heb gesproken zijn misschien moeilijk te begrijpen voor jullie, of misschien zijn jullie het er eenvoudig niet mee eens. Dit bewijst alleen maar het feit dat jullie waardering en begrip van Gods liefde oppervlakkig is en een beperkt reikwijdte heeft. Ik heb eerder gezegd dat God onzelfzuchtig is – jullie herinneren je het woord onzelfzuchtig. Zou er kunnen worden gezegd dat Gods liefde alleen kan worden beschreven als onzelfzuchtig? Is de reikwijdte daarvan niet te beperkt? Jullie zouden wat meer over dit onderwerp na moeten denken om er wat uit te halen.

Het bovenstaande is wat we hebben gezien van Gods gezindheid en Zijn essentie vanaf het eerste wonder. Hoewel het een verhaal is dat al duizenden jaren door mensen wordt gelezen, heeft het toch maar een eenvoudige plot. Het laat mensen een eenvoudig fenomeen zien. In deze eenvoudige plot kunnen we echter iets waardevollers zien: Gods gezindheid en wat Hij heeft en is. Deze dingen die Hij heeft en is vertegenwoordigen God Zelf en zijn een uitdrukking van Gods eigen gedachten. Wanneer God Zijn gedachten uitdrukt, is dat een uitdrukking van de stem van Zijn hart. Hij hoopt dat er mensen zullen zijn die Hem begrijpen, Hem kennen en Zijn wil doorgronden, en Hij hoopt dat er mensen zullen zijn die de stem van Zijn hart kunnen horen en in staat zullen zijn actief samen te werken om aan Zijn wil te voldoen. En deze dingen die de Heer Jezus deed waren een stille uitdrukking van God.

Laten we vervolgens eens naar deze passage kijken: De opwekking van Lazarus verheerlijkt God.

Wat is jullie indruk na het lezen van deze passage? Het belang van dit wonder dat de Heer Jezus deed was veel groter dan het vorige omdat geen wonder zo verbluffend is als het weer tot leven wekken van een overledene. Dat de Heer Jezus iets dergelijks deed was bijzonder significant in dat tijdperk. Omdat God vlees was geworden, konden de mensen alleen Zijn fysieke gestalte zien, Zijn praktische kant, Zijn minder belangrijke kant. Zelfs als er een aantal mensen was dat iets van Zijn karakter en wat van de krachten die Hij bleek te bezitten zag en begreep, was er toch niemand die wist waar de Heer Jezus vandaan kwam, wie Zijn essentie werkelijk was, en wat Hij nog meer werkelijk kon doen. Dit alles was de mensheid onbekend. Te veel mensen wilden bewijs van dit ding en wilden de waarheid weten. Kon God iets doen om Zijn identiteit te bewijzen? Voor God zou dat heel gemakkelijk zijn – een fluitje van een cent. Hij kon overal, op elk moment, iets doen om Zijn identiteit en essentie te bewijzen, maar God deed de dingen volgens een plan, stap voor stap. Hij deed dingen niet willekeurig, Hij zocht naar het juiste moment en de juiste gelegenheid om iets bijzonder betekenisvols te doen dat de mensheid kon zien. Dit bewees Zijn gezag en Zijn identiteit. Zou dus de opwekking van Lazarus de identiteit van de Heer Jezus kunnen bewijzen? Laten we eens naar deze passage van de Schrift kijken: “Daarna riep hij: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ De dode kwam tevoorschijn,” Toen de Heer Jezus dit deed, zei Hij slechts één ding: “Lazarus, kom naar buiten!” Vervolgens kwam Lazarus uit het graf te voorschijn – dit werd volbracht vanwege één enkele zin die de Heer uitte. Op dat moment bouwde de Heer Jezus geen altaar en verrichte Hij geen andere handelingen. Hij zei alleen één ding. Zou dit een wonder of een bevel moeten worden genoemd? Of was het een soort tovenarij? Oppervlakkig gezien lijkt het alsof het een wonder zou kunnen worden genoemd, en als jullie er vanuit een modern perspectief naar kijken, zouden jullie het natuurlijk nog steeds een wonder kunnen noemen. Het kan echter beslist geen toverspreuk worden genoemd waarmee een ziel wordt teruggeroepen uit de dood, en het is absoluut geen hekserij. Het is correct om te zeggen dat dit wonder een heel gewone, bijzonder kleine demonstratie van het gezag van de Schepper was. Dit is het gezag en het vermogen van God. God heeft het gezag een mens te laten sterven, zijn ziel zijn lichaam te laten verlaten en zijn ziel terug te laten keren naar het dodenrijk, of waar zijn ziel ook maar naar toe moet gaan. Wanneer iemand sterft en waar iemand na de dood heengaat zijn dingen die worden bepaald door God. Hij kan dit op elk moment en overal doen. Hij wordt niet beperkt door mensen, gebeurtenissen, objecten, ruimte of plaats. Als Hij het wil doen, kan Hij het doen, omdat alle dingen en levende wezens onder Zijn heerschappij zijn, en alle dingen leven en sterven door Zijn woord, Zijn gezag. Hij kan een dode man opwekken – dit is iets dat Hij op elk moment en op elke plaats kan doen. Dit is het gezag dat alleen de Schepper bezit.

Toen de Heer Jezus dingen deed zoals het opwekken van Lazarus, was Zijn doel de mensen en Satan te bewijzen, en de mensen en Satan te laten weten, dat alles van de mensheid, haar leven en sterven, wordt bepaald door God, en dat hoewel Hij vlees geworden was, Hij nog steeds, zoals altijd, zeggenschap had over de fysieke wereld die kan worden gezien en over de spirituele wereld die de mensen niet kunnen zien. Dit was om de mensen en Satan te laten weten dat het alles van de mensheid niet onder het gezag van Satan staat. Dit was een openbaring en een demonstratie van Gods gezag. Het was ook een manier van God om een boodschap aan alle dingen te sturen, dat het leven en sterven van de mensheid in Gods handen liggen. De opwekking van Lazarus door de Heer Jezus was één benaderingswijze van de verschillende manieren waarop de Schepper de mensheid onderwijst en instrueert. Het was een concrete handeling waarbij Hij Zijn vermogen en gezag gebruikte om de mensheid te instrueren en voor de mensen te zorgen. Het was een manier waarop de Schepper zonder woorden aan de mensheid de waarheid kon laten zien dat Hij zeggenschap had over alle dingen. Het was voor Hem een manier om de mensheid via praktische handelingen te vertellen dat er geen andere verlossing is dan door Hem. Dit soort stille manieren waarop Hij de mensheid instrueert zijn voor eeuwig – ze zijn onuitwisbaar en gaven menselijke harten een schok en verlichting die nooit kan vervagen. De opwekking van Lazarus verheerlijkt God – dit heeft een diepgaande invloed op elk van Gods volgelingen. Het bevestigt in elk mens die deze gebeurtenis diep begrijpt het begrip, de visie, dat alleen God de zeggenschap heeft over het leven en sterven van de mensheid. Hoewel God dit type autoriteit heeft, en hoewel Hij door het opwekken van Lazarus een boodschap zond over Zijn gezag over het leven en sterven van de mensheid, was dit toch niet Zijn primaire werk. God doet nooit iets zonder betekenis. Alles wat Hij doet heeft grote waarde, het is alles een klassieke schat. Hij zou nooit het uit zijn graf laten komen van een mens tot zijn primaire of enige doel of onderdeel van Zijn werk maken. God doet niets dat geen bedoeling heeft. Eén opwekking van Lazarus voldoet om Gods gezag te demonstreren. Het is voldoende om de identiteit van de Heer Jezus te bewijzen. Dit is de reden waarom de Heer Jezus dit type wonder niet herhaalde. God doet dingen volgens Zijn eigen principes. In menselijk taal zouden we zeggen dat God serieus werk in gedachten heeft. Dat wil zeggen dat, wanneer God dingen doet, Hij niet afwijkt van het doel van Zijn werk. Hij weet welk werk Hij in deze fase wil uitvoeren, wat Hij wil bereiken, en Hij zal strikt volgens Zijn plan werken. Als een verdorven mens over dit soort vermogen zou beschikken, zou hij niet anders doen dan manieren bedenken waarop hij zijn vermogen zou kunnen openbaren zodat anderen zouden weten hoe formidabel hij was, zodat ze voor hem neer zouden buigen, zodat hij hen zou kunnen overheersen en verslinden. Dit is het kwaad dat van Satan afkomstig is – dit wordt verdorvenheid genoemd. God beschikt niet over zo’n gezindheid en Hij heeft zo’n essentie niet. Zijn doel bij het doen van dingen is niet om over Zichzelf op te scheppen, maar de mensheid meer openbaring en begeleiding te bieden. Daarom zien mensen maar heel weinig voorbeelden van dit type dingen in de Bijbel. Dit betekent niet dat de vaardigheden van de Heer Jezus beperkt waren, of dat Hij dit type dingen niet zou kunnen doen. Het is eenvoudig omdat God het niet wilde doen, omdat het feit dat de Heer Jezus Lazarus opwekte een heel praktische betekenis had en ook omdat het primaire werk van de vleeswording van God niet het doen van wonderen was, het opwekken van mensen uit de dood, maar het werk van het verlossen van de mensheid. Veel van het werk dat de Heer Jezus deed was dus het onderwijzen van mensen, het voor hen zorgen en hen helpen. Dingen zoals het opwekken van Lazarus maakten maar een klein onderdeel uit van de bediening die de Heer Jezus uitvoerde. Jullie zouden zelfs kunnen zeggen dat ‘opscheppen over’ geen deel uitmaakt van Gods essentie. Het was dus geen opzettelijke terughoudendheid dat Hij niet meer wonderen toonde, het was ook niet vanwege beperkingen die de omgeving oplegde en het was zeker niet vanwege een gebrek aan vermogen.

Toen de Heer Jezus Lazarus opwekte, gebruikte Hij slechts één zin: “Lazarus, kom naar buiten!” Behalve dit zei Hij niets – wat representeren deze woorden? Ze representeren dat God alles kan doen door te spreken, waaronder het opwekken van een dode man. Toen God alle dingen schiep, toen Hij de wereld schiep, deed Hij dit door middel van woorden, gesproken bevelen, woorden met gezag, en alles werd zomaar ineens geschapen. Zo werd het volbracht. Deze enkele zin die door de Heer Jezus werd gesproken was precies zoals de woorden die God sprak toen Hij de hemel en de aarde en alle dingen schiep, deze zin was ook vervuld van het gezag van God, het vermogen van de Schepper. Alle dingen werden gevormd en stonden vast vanwege de woorden uit Gods mond, en op dezelfde wijze stond Lazarus op uit het graf vanwege de woorden uit de mond van de Heer Jezus. Dit was het gezag van God, gedemonstreerd en gerealiseerd in Zijn geïncarneerde vlees. Dit soort gezag en vermogen behoorden toe aan de Schepper en aan de Mensenzoon in wie de Schepper was gerealiseerd. Dit is het begrip dat God de mensheid bijbracht door Lazarus op te wekken uit de dood. Dit is alles over dit onderwerp. Laten we nu de Schrift lezen.

10. Het oordeel van de farizeeën over Jezus

Marc. 3:21-22 Toen zijn verwanten hiervan hoorden, gingen ze op weg om hem, desnoods onder dwang, mee te nemen, want volgens hen had hij zijn verstand verloren. Ook de schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren, zeiden: ‘Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’

11. De berisping van Jezus aan de farizeeën

Mat. 12:31–32 Daarom zeg ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan niet worden vergeven. En iedereen die iets ten nadele van de Mensenzoon zegt, zal worden vergeven. Maar wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.

Mat. 23:13–15 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot het koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet binnen, maar laten ook degenen die er willen binnengaan niet toe. Andere handschriften hebben een extra vers: ‘Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie verslinden de huizen van de weduwen en zeggen voor de schijn lange gebeden op. Over jullie zal strenger worden geoordeeld dan over anderen.’ Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars, jullie bereizen landen en zeeën om één enkele proseliet te winnen, en wanneer je hem eenmaal voor je gewonnen hebt, wordt hij dankzij jullie tot een hellekind in het kwadraat.

Er staan hierboven twee aparte passages – laten we eerst eens naar de eerste kijken: Het oordeel van de farizeeën over Jezus.

In de Bijbel was het oordeel van de farizeeën van de Heer Jezus Zelf en de dingen die Hij deed als volgt: “want volgens hen had hij zijn verstand verloren. … Hij is bezeten door Beëlzebul,’ en: ‘Dankzij de vorst der demonen kan hij demonen uitdrijven.’” (Marc. 3:21-22). Het oordeel van de schriftgeleerden en farizeeën over de Heer Jezus was geen napraterij of een voorstelling die zomaar uit de lucht kwam vallen – het was de conclusie over de Heer Jezus die ze trokken uit wat ze zagen en hoorden over Zijn handelingen. Hoewel hun conclusie ogenschijnlijk in de naam van het recht werd getrokken en de mensen goed gefundeerd leek, was de arrogantie met welke ze de Heer Jezus veroordeelden zelfs voor hen moeilijk te beteugelen. De bezeten kracht van hun haat tegen de Heer Jezus ontmaskerde hun eigen wilde ambities en hun boosaardig satanisch gezicht en toonde hun kwaadaardige natuur van verzet tegen God. Deze dingen die ze spraken bij hun veroordeling van de Heer Jezus werden gedreven door hun wilde ambities en jaloezie en door de lelijke en kwaadaardige natuur van hun vijandigheid ten opzichte van God en de waarheid. Ze onderzochten de bron van de handelingen van de Heer Jezus niet, noch onderzochten ze de essentie van wat Hij zei of deed. Maar ze vielen Hem blind, ongeduldig, waanzinnig en met weloverwogen kwaadaardigheid aan en maakte wat Hij had gedaan te schande. Dit ging zelfs zo ver dat ze willekeurig Zijn Geest, dat wil zeggen, de Heilige Geest, Gods Geest, te schande maakten. Dit is wat ze bedoelden toen ze zeiden: “Hij is buiten Zichzelf” en “Beëlzebub” en “de vorst der duivels”. Dat wil zeggen, ze zeiden dat de Geest van God Beëlzebul was en de vorst der demonen. Ze karakteriseerden het werk van het vlees als Gods Geest verkleed als waanzin. Ze lasterden Gods Geest niet alleen als Beëlzebul en de vorst der demonen, maar veroordeelden ook Gods werk. Ze veroordeelden en lasterden de Heer Jezus Christus. De essentie van hun verzet en lastering van God was geheel en al dezelfde als de essentie van Satan en het verzet tegen en lastering van God door de duivel. Ze representeerden niet alleen verdorven mensen, maar waren zelfs de belichaming van Satan. Ze waren een kanaal voor Satan onder de mensheid, ze waren de handlangers en boodschappers van Satan. De essentie van hun lastering en vernedering van de Heer Jezus Christus was hun strijd met God om status, hun competitie met God, hun oneindige beproeven van God. De essentie van hun verzet tegen God en hun vijandige houding ten opzichte van Hem, alsmede hun woorden en hun gedachten, lasterden Gods Geest rechtstreeks en wekten Zijn toorn op. Aldus velde God een redelijk oordeel over wat ze zeiden en deden en bepaalde dat hun daden de zonde van lastering van de Heilige Geest waren. Deze zonde is onvergeeflijk in zowel deze wereld als het hiernamaals, precies zoals de volgende passage uit de Schrift zegt: “wie de Geest lastert kan niet worden vergeven.” en “wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.” Laten we het vandaag hebben over de werkelijke betekenis van deze woorden van God: “zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.” Dat betekent ontraadselen hoe God de volgende woorden ten uitvoer brengt: “zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.”

Alles waarover we hebben gesproken heeft te maken met Gods gezindheid en Zijn houding ten opzichte van mensen, zaken en dingen. De twee bovenstaande passages vormen hierop uiteraard geen uitzondering. Viel jullie in deze twee passages uit de Schrift iets op? Sommige mensen zeggen dat ze Gods toorn zien. Sommige mensen zeggen dat ze de kant van Gods gezindheid zien die de belediging door de mensheid niet tolereert, en dat wanneer mensen dingen doen die God lasteren, ze zijn vergiffenis niet zullen ontvangen. Ondanks het feit dat mensen Gods toorn en intolerantie ten opzichte van de belediging door de mensheid in deze twee passages zien, begrijpen ze toch nog steeds Zijn houding niet echt. Deze twee passages impliceren Gods werkelijke houding en benadering ten opzichte van degenen die Hem lasteren en Zijn toorn opwekken. Deze passage in de Schrift bevat de werkelijke betekenis van Zijn houding en benadering: “wie kwaadspreekt van de heilige Geest zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.” Wanneer mensen God lasteren, wanneer ze Zijn toorn opwekken, spreekt Hij een vonnis uit, en dit vonnis is Zijn definitieve uitkomst. Het wordt in de Bijbel op de volgende manier beschreven: “Daarom zeg ik u: elke zonde en elke godslastering kan de mensen worden vergeven, maar wie de Geest lastert kan niet worden vergeven” (Mat. 12:31), en “Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, huichelaars” (Mat. 23:13). Is er nadat de Heer Jezus deze dingen had gezegd, echter in de Bijbel vastgelegd wat de uitkomst was voor deze schriftgeleerden en farizeeën, en ook voor de mensen die zeiden dat Hij gek was? Is er vastgelegd dat zij straf ondergingen? Het staat vast dat dat niet het geval was. Wanneer we hier zeggen ‘niet het geval was’ bedoelen we niet dat het niet was vastgelegd, maar dat de uitkomst in feite niet met menselijke ogen kon worden gezien. Dit ‘niet het geval was’ licht een kwestie toe, dat wil zeggen, Gods houding en Zijn principes bij het afhandelen van bepaalde dingen. Gods behandeling van mensen die Hem lasteren of zich tegen Hem verzetten, of zelfs van hen die kwaad over Hem spreken – mensen die Hem bewust aanvallen, zwartmaken en vervloeken – is dat Hij het niet door de vingers ziet en Zich niet doof houdt. Hij heeft een duidelijke houding tegenover hen. Hij veracht deze mensen en veroordeelt hen in Zijn hart. Hij verklaart zelfs openlijk wat voor hen de uitkomst zal zijn, zodat de mensen weten dat Hij een duidelijk houding heeft tegenover degenen die Hem lasteren, en zodat ze weten hoe Hij zal bepalen wat de uitkomst voor hen zal zijn. De mensen konden echter, ook nadat God deze dingen heeft gezegd, nog steeds slechts zelden de waarheid inzien over hoe God zulke mensen zou aanpakken, en ze konden de principes achter de uitkomst, Gods oordeel over hen, niet begrijpen. Dat wil zeggen, de mensheid kan de bijzondere houding en methoden die God heeft en toepast bij Zijn behandeling van hen, niet zien. Dit heeft te maken met de principes waarmee God dingen doet. God gebruikt de komst van feiten om het boosaardige gedrag van sommige mensen aan te pakken. Dat wil zeggen, Hij maakt hun zonde niet bekend en bepaalt ook hun uitkomst niet, maar Hij gebruikt rechtstreeks de komst van feiten om hen te straffen, om hun hun verdiende loon te geven. Wanneer deze feiten gebeuren, is het het vlees van de mensen dat de straf ondergaat, het is allemaal iets dat met menselijke ogen kan worden gezien. Wanneer God het boosaardige gedrag van sommige mensen aanpakt, vervloekt Hij hen slechts met woorden, maar tegelijkertijd komt Gods toorn over hen. De straf die ze ontvangen kan iets zijn dat mensen niet kunnen zien. Zo'n uitkomst kan echter ernstiger zijn dan worden gestraft of gedood, uitkomsten die mensen kunnen zien. Dit is omdat, onder de omstandigheden waarin God heeft bepaald dit type mensen niet te redden, hun niet langer genade te tonen of tolerant tegenover hen te zijn, hun geen kansen meer te geven, de houding die Hij aanneemt er een is van hen terzijde te schuiven. Wat is de betekenis van ‘terzijde te schuiven’? De betekenis van deze term op zichzelf is iets naar één kant te schuiven, er geen aandacht meer aan te schenken. In dit geval, wanneer God ‘terzijde schuift’, kan de betekenis op twee manieren worden uitgelegd: de eerste uitleg is dat Hij het leven van die mens, het alles van die mens, aan Satan heeft overgegeven om zich erom te bekommeren. God zou er niet langer verantwoordelijk voor zijn en zou het niet langer managen. Of deze persoon nu gek of idioot zou zijn, en of in leven of in dood, of dat hij zou afdalen naar de hel voor zijn straf, het zou niets met God te maken hebben. Dat zou betekenen dat dat schepsel geen relatie met de Schepper zou hebben. De tweede uitleg is dat God heeft bepaald dat Hij Zelf iets wil doen met deze mens, met Zijn eigen handen. Het is mogelijk dat Hij de dienst van deze mens wil gebruiken, of dat Hij deze mens als contrast wil gebruiken. Het is mogelijk dat Hij een speciale aanpak voor dit type mens heeft, een speciale manier om hem te behandelen – net als Paulus. Dit is het principe en de houding in Gods hart met betrekking tot hoe Hij heeft bepaald met dit soort mens om te gaan. Wanneer mensen zich dus tegen God verzetten en hem zwartmaken en lasteren, als ze Zijn gezindheid tergen, of als ze Gods ondergrens bereiken, zijn de gevolgen onvoorstelbaar. Het ernstigste gevolg is dat God hun leven en hun alles voor eens en altijd aan Satan overgeeft. Ze zullen in alle eeuwigheid niet vergeven worden. Dit betekent dat deze mens voedsel voor Satans mond is geworden, een stuk speelgoed in zijn hand, en vanaf dat moment heeft God niets meer met hen te maken. Kunnen jullie je voorstellen hoe Job leed toen Satan Job verleidde? Zelfs onder de voorwaarde dat het Satan niet was toegestaan Jobs leven te schaden, leed Job toch verschrikkelijk. En is het niet nog moeilijker je de verwoestingen voor te stellen waaraan Satan een mens zou onderwerpen die volledig overgegeven is aan Satan, die volledig in Satans greep is, die Gods zorg en genade volledig verloren heeft, die niet langer onder de heerschappij van de Schepper is, die het recht Hem te aanbidden is ontnomen, die het recht een schepsel onder Gods heerschappij te zijn is ontnomen, wiens relatie met de Heer van de Schepping volledig is afgebroken? Satans vervolging van Job was iets dat met menselijk ogen kon worden gezien, maar als God iemands leven aan Satan overgeeft zal niemand zich de gevolgen voor kunnen stellen. Het is net zoals sommige mensen opnieuw worden geboren als een koe of een ezel, of zoals sommige mensen worden overgenomen en bezeten door onreine, boosaardige geesten, enzovoort. Dit is de uitkomst voor en het einde van sommige mensen die door God worden overgegeven aan Satan. Van de buitenkant lijkt het alsof deze mensen die de Heer Jezus hebben uitgelachen, zwart hebben gemaakt, veroordeeld en gelasterd daar helemaal geen gevolgen van ondervonden. De waarheid is echter dat God voor alles wat moet worden aangepakt een houding heeft. Het kan zijn dat Hij geen duidelijke taal gebruikt om mensen de uitkomst te vertellen van hoe Hij elk type mens aanpakt. Soms spreekt Hij niet rechtstreeks, maar doet Hij dingen rechtstreeks. Dat Hij er niet over spreekt betekent niet dat er geen uitkomst is – het is mogelijk dat de uitkomst zelfs des te ernstiger is. Van buiten af gezien lijkt het alsof God niet tot sommige mensen spreekt om Zijn houding te openbaren. In feite is het zo dat God reeds lange tijd geen aandacht meer aan hen wilde schenken. Hij wil hen niet langer zien. Vanwege de dingen die ze hebben gedaan, hun gedrag, vanwege hun natuur en hun essentie wil God alleen maar dat ze uit Zijn ogen verdwijnen, wil Hij ze direct aan Satan overgeven, hun geest, ziel en lichaam aan Satan geven en Satan toestaan te doen wat hij maar wil. Het is duidelijk in welke mate God hen haat, in welke mate Hij van hen walgt. Als het zover komt dat een mens God zo kwaad maakt dat God hem zelfs niet meer wil zien, dat Hij hem volkomen wil opgeven, dat het zover komt dat God Zelf niets meer met hem te maken wil hebben – dat het zover komt dat Hij hem wil overgeven aan Satan zodat hij kan doen wat hij wil, Satan toestaat hem op elke mogelijke manier te controleren, verslinden en aan te pakken – dan is het helemaal afgelopen met deze mens. Hun recht een mens te zijn is permanent ingetrokken en aan hun recht als schepsel is een einde gekomen. Is dit niet de ergste straf?

Al het bovenstaande vormt een volledige uitleg van de woorden: “zal niet worden vergeven, noch in deze wereld, noch in de komende.” en vormt ook een eenvoudig commentaar op deze passages uit de Schrift. Ik denk dat jullie het nu begrijpen!

Laten we nu de volgende passages lezen.

12. De woorden van Jezus tot Zijn discipelen na Zijn opstanding

Joh. 20:26–29 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

Joh. 21:16–17 Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen.’

Wat deze passages vertellen zijn een aantal dingen die de Heer Jezus deed en zei tot Zijn discipelen na Zijn opstanding. Laten we eerst eens kijken of er verschillen zijn tussen de Heer Jezus voor en na de opstanding. Was Hij nog steeds dezelfde Heer Jezus van voorheen? De Schrift bevat de volgende regel die de Heer Jezus na de opstanding beschrijft: “Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij,” Het is heel duidelijk dat de Heer Jezus op dat moment niet langer vlees was, maar een spiritueel lichaam. Dit was omdat Hij de beperkingen van het vlees was overstegen. Toen de deur was gesloten kon Hij toch in het midden van de mensen verschijnen en hen in staat stellen Hem te zien. Dit is het grootste verschil tussen de Heer Jezus na de opstanding en de Heer Jezus levend in het vlees van voor de opstanding. Hoewel er geen verschil was tussen het uiterlijk van het spirituele lichaam van dat moment en het uiterlijk van de Heer Jezus van daarvoor, was Jezus op dat moment toch een Jezus geworden die de mensen als een vreemdeling voorkwam. Dat kwam omdat Hij na te zijn opgewekt uit de dood een spiritueel lichaam was geworden en dit lichaam vergeleken met Zijn vorige vlees raadselachtiger en verwarrender voor mensen was. Het creëerde ook meer afstand tussen de Heer Jezus en de mensen, en de mensen voelden in hun hart dat de Heer Jezus op dat moment mysterieuzer was geworden. Dit begrip en deze gevoelens van de kant van de mensen brachten hen plotseling terug naar een tijdperk waarin geloofd werd in een God die niet kon worden gezien of aangeraakt. Het eerste wat de Heer Jezus dus deed na Zijn opstanding was het iedereen mogelijk te maken Hem te zien, hen vast te laten stellen dat Hij bestaat, en hen in staat te stellen het feit van Zijn opstanding te bevestigen. Daarnaast herstelde dit Zijn relatie met de mensen zodat ze weer dezelfde relatie met Hem hadden als toen Hij in het vlees werkte en Hij de Christus was die ze konden zien en aanraken. Op deze manier was één uitkomst dat de mensen er niet meer aan twijfelden dat de Heer Jezus was opgewekt uit de dood nadat Hij aan het kruis was genageld en dat er geen twijfel meer bestond aan het werk van de Heer Jezus de mensheid te verlossen. Een andere uitkomst was dat het feit dat de Heer Jezus na Zijn opstanding voor de mensen verscheen en de mensen toestond Hem te zien en aan te raken de mensheid stevig in het Tijdperk van Genade plaatste. Vanaf dat moment konden mensen vanwege de ‘verdwijning’ of de ‘desertie’ van de Heer Jezus niet meer terugkeren naar het vorige tijdperk, het Tijdperk van de Wet, maar zouden ze voorwaarts blijven gaan, in het voetspoor van de onderwijzingen van de Heer Jezus en het werk dat Hij had gedaan. Op die manier was er formeel een nieuwe fase in het werk van het Tijdperk van Genade aangebroken en de mensen die onder de wet waren geweest, kwamen vanaf dat moment formeel onder de wet vandaan en gingen binnen in een nieuw tijdperk, met een nieuw begin. Dit zijn de talrijke betekenissen van de verschijning van de Heer Jezus aan de mensheid na de opstanding.

Hoe konden mensen Hem aanraken en zien terwijl Hij toch een spiritueel lichaam was? Dit heeft te maken met het belang van de verschijning van de Heer Jezus aan de mensheid. Viel jullie in deze passages uit de Schrift iets op? Over het algemeen kunnen spirituele lichamen niet worden gezien of aangeraakt, en na de opstanding was het werk dat de Heer Jezus op zich had genomen reeds volbracht. In theorie hoefde Hij dus absoluut niet in Zijn oorspronkelijke beeld terug te keren te midden van de mensen om hen te ontmoeten, maar de verschijning van het spirituele lichaam van de Heer Jezus aan mensen zoals Tomas maakte haar betekenis concreter en penetreerde dieper in de harten van de mensen. Toen Hij bij Tomas kwam liet Hij de twijfelende Tomas Zijn hand aanraken en sprak tot hem: “leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” Deze woorden, deze handelingen, waren geen dingen die de Heer Jezus uitsluitend wilde zeggen en doen nadat Hij was opgewekt, het waren dingen die Hij wilde doen voordat Hij aan het kruis werd genageld. Het is duidelijk dat de Heer Jezus die nog niet aan het kruis was genageld mensen zoals Tomas reeds begreep. Wat kunnen we hieruit aflezen? Hij was na Zijn opstanding nog steeds dezelfde Heer Jezus. Zijn essentie was niet veranderd. De twijfels van Tomas waren niet net opgekomen, hij had deze de hele tijd dat hij de Heer Jezus volgde gehad. De Heer Jezus was echter de Heer Jezus die was opgewekt uit de dood en teruggekeerd was uit de spirituele wereld met Zijn oorspronkelijke beeld, met Zijn oorspronkelijke gezindheid en met Zijn begrip van de mensheid uit Zijn tijd in het vlees, en dus ging Hij eerst op zoek naar Tomas om hem Zijn rib te laten aanraken, hem niet alleen zijn spirituele lichaam na de opstanding te laten zien maar hem ook het bestaan van zijn spirituele lichaam aan te laten raken en te laten voelen en zijn twijfels volledig weg te nemen. Voordat de Heer Jezus aan het kruis was genageld, twijfelde Tomas de hele tijd dat Hij de Christus was en kon hij het niet geloven. Zijn geloof in God was slechts gefundeerd op wat hij kon zien met zijn eigen ogen, wat hij kon aanraken met zijn eigen handen. De Heer Jezus had een goed begrip van het geloof van dit type mens. Zij geloofden alleen in de God in de hemel en geloofden in geheel niet de Ene die door God was gezonden, of de Christus in het vlees, en waren niet bereid Hem te aanvaarden. Om hem te laten erkennen en geloven in het bestaan van de Heer Jezus en dat Hij waarlijk de vleesgeworden God was, liet Hij toe dat Tomas zijn hand uitstrekte en Zijn rib aanraakte. Was Tomas' twijfel voor de opstanding van de Heer Jezus anders dan erna? Hij twijfelde altijd en afgezien van het spirituele lichaam van de Heer Jezus dat hem persoonlijk verscheen en waarvan Tomas de wonden van de spijkers mocht aanraken, kon niemand zijn twijfels wegnemen en kon niemand hem ertoe brengen ze los te laten. Dus, op het moment dat de Here Jezus hem toestond Zijn rib aan te raken en hem het bestaan van de wonden van de spijkers echt liet voelen, verdween Tomas’ twijfel, en wist hij echt dat de Heer Jezus was opgewekt en erkende en geloofde hij dat de Heer Jezus de ware Christus was, dat Hij de vleesgeworden God was. Hoewel Tomas op dat moment niet meer twijfelde, had hij voor altijd de kans gemist Christus te ontmoeten. Hij had voor altijd de kans gemist met Hem samen te zijn, Hem te volgen en Hem te kennen. Hij had de kans gemist door Christus te worden vervolmaakt. De verschijning van de Heer Jezus en Zijn woorden boden een vaststelling van en een oordeel over het geloof van degenen die vol twijfel waren. Hij gebruikte Zijn feitelijke woorden en handelingen om de twijfelaars te vertellen, om degenen die alleen in God in de hemel maar niet in Christus geloofden te vertellen dat God hun geloof niet prees, noch hun navolging, die vol twijfels was. De dag waarop ze volledig in God en Christus geloofden kon uitsluitend de dag zijn waarop God Zijn grote werk volbracht. Natuurlijk was die dag ook de dag waarop het oordeel over hun twijfel werd uitgesproken. Hun houding tegenover Christus bepaalde hun lot, hun koppige twijfel betekende dat hun geloof hen niets opleverde en hun hardheid betekende dat hun hoop ijdel was. Omdat hun geloof in God in de hemel gebaseerd was op illusies en hun twijfel aan Christus in feite hun werkelijke houding ten opzichte van God was, was hun geloof, hoewel ze de wonden van de spijkers op het lichaam van de Heer Jezus aanraakten, nog steeds waardeloos en kon hun uitkomst alleen maar worden beschreven als vechten tegen de wind – vergeefse moeite. Wat de Heer Jezus tegen Tomas zei was ook heel duidelijk aan alle mensen gericht: de opgewekte Heer Jezus is de Heer Jezus die eerst drieëndertig en een half jaar lang onder de mensheid heeft gewerkt. Hoewel Hij aan het kruis was genageld, de vallei van de schaduw van de dood had betreden en was opgestaan, was er geen enkel aspect van Hem veranderd. Hoewel Hij nu de wonden van de spijkers op Zijn lichaam had en hoewel Hij was opgewekt en het graf was uitgewandeld, waren Zijn gezindheid, Zijn begrip van de mensheid en Zijn intenties voor de mensheid in het geheel niet veranderd. Hij vertelde de mensen ook dat Hij van het kruis was afgekomen, over de zonde had getriomfeerd, over moeilijkheden had getriomfeerd en over de dood had getriomfeerd. De wonden van de spijkers waren inderdaad het bewijs van Zijn overwinning op Satan, bewijs van het feit dat Hij een zondoffer was voor het met succes verlossen van de hele mensheid. Hij vertelde mensen dat Hij de zonden van de mensheid reeds op Zich had genomen en Hij Zijn verlossingswerk had volbracht. Toen Hij terugkeerde om Zijn discipelen te zien, vertelde Hij hen met Zijn verschijning: “Ik ben nog steeds in leven, ik besta nog steeds. Vandaag sta ik werkelijk voor jullie zodat jullie mij kunnen zien en aanraken. Ik zal altijd met jullie zijn.” De Heer Jezus wilde het geval van Tomas ook gebruiken als waarschuwing voor toekomstige mensen: hoewel je in de Heer Jezus gelooft, kun je Hem noch zien noch aanraken. Toch kun je worden gezegend door je ware geloof en kun je de Heer Jezus zien door je ware geloof; dit soort mens is gezegend.

Deze in de Bijbel vastgelegde woorden die de Heer Jezus sprak toen Hij aan Tomas verscheen zijn een grote steun voor alle mensen in het Tijdperk van Genade. Zijn verschijnen en Zijn woorden aan Tomas hebben een diepgaande invloed op toekomstige generaties gehad en blijven tot in de eeuwigheid van betekenis. Tomas vertegenwoordigt een type mens dat gelooft in God, maar toch aan God twijfelt. Ze zijn van nature wantrouwig, hebben sinistere harten, zijn verraderlijk en geloven niet in de dingen die God kan volbrengen. Ze geloven niet in Gods almacht en Zijn heerschappij, en ze geloven niet in de vleesgeworden God. De opstanding van de Heer Jezus was voor hen echter een klap in het gezicht en het bood hun gelegenheid hun eigen twijfel te ontdekken, hun eigen twijfel te herkennen en hun eigen verraad te erkennen, en zo werkelijk te geloven in het bestaan en de opstanding van de Heer Jezus. Wat met Tomas gebeurde was een waarschuwing en een aanmaning voor latere generaties zodat meer mensen zichzelf konden waarschuwen niet te twijfelen zoals Tomas, en te weten dat als ze zo twijfelden, ze zouden wegzinken in de duisternis. Wanneer je God volgt, maar je net zoals Tomas altijd de rib van de Heer wilt aanraken en zijn wonden van de spijkers wilt voelen ter bevestiging en verificatie, en om te speculeren of God wel of niet bestaat, zal God je in de steek laten. De Heer Jezus eist dus van mensen dat ze niet zoals Tomas zijn en alleen geloven wat ze met hun eigen ogen kunnen zien, maar een zuiver, eerlijk mens te zijn die geen twijfels koestert tegenover God, maar alleen in Hem gelooft en Hem volgt. Dit type mens is gezegend. Dit is een zeer bescheiden eis die de Heer Jezus aan mensen stelt, en een waarschuwing voor Zijn volgelingen.

Dat is de houding van de Heer Jezus tegenover degenen die vol twijfel zijn. Dus wat zei de Heer Jezus tegen, en wat deed Hij voor degenen die in staat waren eerlijk in Hem te geloven en Hem te volgen? Dit is waar we vervolgens naar kijken, het heeft te maken met iets dat de Heer Jezus tegen Petrus zei.

In dit gesprek vroeg de Heer Jezus herhaaldelijk één ding aan Petrus: “Simon, zoon van Jonas, heb je me lief?” Dit is een hogere standaard die de Heer Jezus na Zijn opstanding eiste van mensen zoals Petrus, mensen die werkelijk in Christus geloven en ernaar streven de Heer lief te hebben. Deze vraag was een soort onderzoek, een soort ondervraging, maar meer nog, de vraag was een eis aan en een verwachting van mensen zoals Petrus. Hij gebruikte deze ondervragingstechniek opdat mensen na zouden denken over zichzelf en zichzelf de vraag zouden stellen: Wat zijn de eisen die de Heer Jezus aan mensen stelt? Heb ik de Heer lief? Ben ik iemand die God liefheeft? Hoe zou ik God moeten liefhebben? Hoewel de Heer Jezus deze vraag alleen aan Petrus stelde, is het in werkelijkheid zo dat Hij in Zijn hart deze gelegenheid wilde gebruiken om dit type vraag aan meer mensen te stellen die ernaar streven God lief te hebben. Het is alleen dat Petrus was gezegend om op te treden als vertegenwoordiger voor dit type mens, om de vragen uit de eigen mond van de Heer Jezus te ontvangen.

Vergeleken met het “leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof,” wat de Heer Jezus tegen Tomas zei na Zijn opstanding laat Zijn drievoudige ondervraging van Petrus: “Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?” mensen de strengheid van de Heer Jezus' houding en de urgentie die Hij voelde tijdens het stellen van Zijn vragen beter voelen. Wat betreft de twijfelende Tomas met zijn bedrieglijke natuur, de Heer Jezus liet hem zijn hand uitstrekken en de wonden van de spijkers aanraken, wat hem deed geloven dat de Heer Jezus de opgestane Mensenzoon was en hem de identiteit van de Heer Jezus als Christus deed erkennen. En hoewel de Heer Jezus Tomas niet streng berispte, noch verbaal een duidelijk oordeel over hem uitsprak, liet Hij hem door praktische handelingen weten dat Hij hem begreep en demonstreerde Hij Zijn houding tegenover en bepaling van dat type mens. De eisen die de Heer Jezus aan zo’n type mens stelt en de verwachtingen die Hij van hen heeft kunnen niet worden afgelezen uit wat Hij zei. Dit komt omdat mensen zoals Tomas eenvoudigweg zelfs niet het kleinste beetje waar geloof hebben. De eisen van de Heer Jezus aan hen liggen uitsluitend hierin. De houding die Hij openbaarde tegenover mensen zoals Petrus is echter volkomen verschillend. Hij eiste niet dat Petrus zijn hand zou uitstrekken en de wonden van de spijkers zou aanraken, noch sprak Hij tot Petrus: “Wees niet langer ongelovig, maar geloof.” In plaats daarvan stelde Hij Petrus herhaaldelijk dezelfde vraag. Dit was een tot nadenken stemmende, betekenisvolle vraag die niet nalaat bij elke volgeling van Christus berouw en angst op te roepen, maar ook de bezorgde, bedroefde gemoedstoestand van de Heer Jezus doet voelen. En wanneer ze verschrikkelijke pijn en enorm lijden ondergaan zijn ze beter in staat de bezorgdheid van de Heer Jezus Christus en Zijn zorg te begrijpen; ze realiseren zich Zijn ernstige onderwijzing en Zijn strenge eisen aan zuivere, eerlijke mensen. De vraag van de Heer Jezus laat mensen voelen dat de verwachtingen die de Heer van mensen heeft, zoals deze in deze eenvoudige woorden worden geopenbaard, niet alleen bestaan uit het in Hem geloven en Hem volgen, maar uit erin slagen lief te hebben, je Heer lief te hebben, je God lief te hebben. Dit soort liefde is zorgzaam en gehoorzamend. Het is mensen levend voor God, stervend voor God, hun alles wijdend aan God en alles bestedend en gevend voor God. Dit soort liefde biedt God ook troost, laat Hem vreugde vinden in getuigenis en geeft Hem rust. Het is de terugbetaling van de mensheid aan God, hun verantwoordelijkheid, verplichting en plicht. Het is een pad dat de mensen hun hele leven moeten volgen. Deze drie vragen vormden een eis en een vermaning van de Heer Jezus aan Petrus en alle mensen die zouden worden vervolmaakt. Het waren deze drie vragen die Petrus ertoe leidden en hem motiveerden zijn levenspad tot het einde af te leggen. Het waren de vragen bij het afscheid van de Heer Jezus die Petrus ertoe leidde te beginnen aan zijn pad van vervolmaking, die hem ertoe leidden, vanwege zijn liefde voor de Heer, te zorgen voor het hart van de Heer, de Heer te gehoorzamen, troost te bieden aan de Heer en zijn hele leven en zijn hele zijn op te offeren omwille van deze liefde.

Tijdens het Tijdperk van Genade was Gods werk primair voor twee types mensen. Het eerste was het type mens dat in Hem geloofde en Hem volgde, dat Zijn geboden kon houden, dat het kruis kon dragen en op het pad van het Tijdperk van Genade kon blijven. Dit type mens ontving Gods zegening en genoot van Gods genade. Het tweede type mens was als Petrus, iemand die zou worden vervolmaakt. Dus, nadat de Heer Jezus was opgewekt, deed Hij eerst deze twee bijzonder betekenisvolle dingen. Het ene was met Tomas, het andere met Petrus. Wat vertegenwoordigen deze dingen? Vertegenwoordigen ze Gods ware bedoelingen van het redden van de mensheid? Vertegenwoordigen ze Gods oprechtheid tegenover de mensheid? Het werk dat Hij met Tomas deed was bedoeld om mensen te waarschuwen niet te twijfelen, maar gewoon te geloven. Het werk dat hij met Petrus deed was bedoeld om het geloof van mensen zoals Petrus te versterken en duidelijke eisen te stellen aan dit type mens, te tonen welke doelen ze zouden moet najagen.

Nadat de Heer Jezus was opgewekt verscheen Hij aan de mensen waarvan Hij dacht dat het noodzakelijk was, sprak Hij met hen en stelde hen eisen, en liet Zijn bedoelingen voor en verwachtingen van mensen achter. Dat wil zeggen dat het voor de vleesgeworden God niet uitmaakt of het tijdens Zijn tijd in het vlees was of tijdens Zijn tijd in het spirituele lichaam nadat Hij aan het kruis was genageld en opgewekt – Zijn zorg voor de mensheid en zijn eisen aan de mensen veranderden niet. Hij maakte zich voordat Hij aan het kruis hing zorgen over deze discipelen. In zijn hart had Hij duidelijkheid over de gesteldheid van elk mens, Hij begreep de tekortkomingen van elk mens en natuurlijk was Zijn begrip van elk mens nadat Hij was gestorven, was opgestaan en een spiritueel lichaam was geworden hetzelfde als toen Hij in het vlees was. Hij wist dat mensen niet helemaal zeker waren van Zijn identiteit als Christus; tijdens Zijn tijd in het vlees stelde Hij echter geen strenge eisen aan mensen. Maar nadat Hij was opgewekt verscheen Hij aan hen en maakte Hij hen absoluut duidelijk dat de Heer Jezus van God afkomstig was, dat Hij de vleesgeworden God was, en gebruikte Hij het feit van Zijn verschijning en opstanding als de grootste visie en motivatie voor het levenslange streven van de mensheid. Zijn opstanding uit de dood gaf niet alleen al degenen die Hem volgden kracht, maar bracht ook Zijn werk van het Tijdperk van Genade onder de mensheid grondig op gang, en aldus verspreidde zich het evangelie van de verlossing door de Heer Jezus in het Tijdperk van Genade geleidelijk naar elke uithoek van het mensdom. Zou je kunnen zeggen dat de verschijning van de Heer Jezus na Zijn opstanding enige betekenis had? Als je op dat moment Tomas of Petrus zou zijn geweest en je in je leven dit ene ding in je leven zou hebben meegemaakt, een ding dat zo betekenisvol was, wat voor soort invloed zou dat dan op je hebben gehad? Zou je dit beschouwen als de beste en grootste visie van je leven van geloof in God? Zou je dit zien als een drijvende kracht achter je volgen van God, van je streven Hem tevreden te stellen, van het streven naar de liefde van God in je leven? Zou je je een mensenleven inspannen deze grootste van alle visies te verspreiden? Zou je het verspreiden van de verlossing door de Heer Jezus tot een opdracht maken die je van God aanvaardt? Hoewel jullie deze dingen niet zelf hebben ervaren, zijn de twee gevallen van Tomas en Petrus reeds genoeg voor moderne mensen om een duidelijk begrip te hebben van Gods wil en van God. Er kan worden gesteld dat, nadat God vlees was geworden, nadat Hij persoonlijk het leven onder de mensheid en het menselijk leven had ervaren, en nadat hij de verdorvenheid van de mensheid en de toestand van het menselijk leven had gezien, God in het vlees dieper voelde hoe hulpeloos, betreurenswaardig en meelijwekkend de mensheid is. God kreeg meer mededogen met de menselijke toestand dankzij Zijn menselijkheid in de tijd dat Hij in het vlees leefde, dankzij Zijn instincten in het vlees. Dit bracht Hem ertoe zich meer zorgen te maken over Zijn volgelingen. Dit zijn waarschijnlijk dingen die jullie niet begrijpen, maar ik kan de ongerustheid en de zorgzaamheid van God in het vlees voor elk van Zijn volgelingen met deze uitdrukking beschrijven: intense bezorgdheid. Hoewel deze term afkomstig is uit de menselijke taal en hoewel het een zeer menselijke uitdrukking is, drukt ze toch werkelijk Gods gevoelens voor Zijn volgelingen uit en beschrijft ze naar waarheid. Wat betreft Gods intense bezorgdheid voor mensen geldt dat jullie dit gedurende jullie ervaringen geleidelijk zullen gaan voelen en er iets van zullen gaan proeven. Dit kan echter alleen worden bereikt door Gods gezindheid geleidelijk te gaan begrijpen op basis van het streven naar een verandering in jullie eigen gezindheid. De verschijning van de Heer Jezus gaf Zijn intense bezorgdheid over Zijn volgelingen menselijke vorm en gaf deze over aan Zijn spirituele lichaam, of, zoals je ook kunt zeggen, Zijn goddelijkheid. Zijn verschijning stelde mensen ook in staat een andere ervaring en een ander gevoel van Gods bezorgdheid en zorg te ondergaan en bewees tevens krachtig dat God de Ene is die een tijdperk begint, de Ene die een tijdperk ontwikkelt en de Ene die een tijdperk afsluit. Door zijn verschijning versterkte Hij het geloof van alle mensen, en door Zijn verschijning bewees Hij de wereld het feit dat Hij God Zelf was. Dit gaf Zijn volgelingen eeuwige bevestiging en door Zijn verschijning begon Hij ook aan een fase van Zijn werk in het nieuwe tijdperk.

13. Jezus eet brood en legt de Schrift uit na Zijn opstanding

Luc. 24:30–32 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. Daarop zeiden ze tegen elkaar: ‘Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?’

14. De discipelen geven Jezus geroosterde vis te eten

Luc. 24:36–43 Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geestverschijning te zien. Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.’ Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. Hij nam het aan en at het voor hun ogen op.

We zullen nu de bovenstaande passages van de Schrift bekijken. De eerste passage verhaalt over de Heer Jezus die brood eet en de Schrift uitlegt na Zijn opstanding, en de tweede verhaalt over de Heer Jezus die geroosterde vis eet. Welke hulp kunnen deze twee passages bieden bij het leren kennen van Gods gezindheid? Kun jullie je aan de hand van deze beschrijving een voorstelling maken van de Heer Jezus die brood eet en vervolgens geroosterde vis? Kun jullie je voorstellen hoe je je zou voelen wanneer de Heer Jezus voor jullie zou staan en brood zou eten? Of wanneer Hij met jullie aan dezelfde tafel at, vis en brood etend met de mensen, welk soort gevoel zou je dan op dat moment hebben? Als je het gevoel hebt dat je dan heel dicht bij de Heer zou zijn, dat Hij dan heel intiem met je zou zijn, dan is dat gevoel juist. Dit is precies de vrucht die de Heer Jezus wilde dragen van het eten van brood en vis ten overstaan van de menigte na Zijn opstanding. Als de Heer Jezus alleen maar met de mensen had gesproken na Zijn opstanding, als zij Zijn vlees en botten niet hadden kunnen voelen, maar het gevoel hadden gehad dat Hij een onbereikbare geest was, hoe zouden ze zich dan hebben gevoeld? Zouden ze niet teleurgesteld zijn geweest? Wanneer mensen teleurgesteld zijn, voelen ze zich dan niet verlaten? Zouden ze geen afstand voelen met de Heer Jezus Christus? Wat voor soort negatieve impact zou deze afstand hebben op de relatie van de mensen met God? De mensen zouden zich zeker angstig voelen, zo angstig dat ze het niet zouden wagen dicht bij Hem te komen en vervolgens zouden ze een houding aannemen waarbij ze Hem op een respectvolle afstand houden. Vanaf dat moment zouden ze hun intieme relatie met de Heer Jezus Christus verbreken en terugkeren naar een relatie tussen de mensheid en God in de hemel, zoals het was voor het Tijdperk van Genade. Het spirituele lichaam dat mensen niet konden aanraken of voelen zou leiden tot de uitroeiing van hun intimiteit met God, en het zou ook tot gevolg hebben dat de intieme relatie – opgebouwd in de tijd dat de Heer Jezus Christus in het vlees was, zonder afstand tussen Hem en mensen – op zou houden te bestaan. De gevoelens van mensen tegenover het spirituele lichaam bestaan slechts uit angst, vermijding en een woordeloos staren. Ze durven niet dichterbij te komen of een dialoog met Hem aan te gaan, laat staan Hem te volgen, te vertrouwen of op Hem te hopen. God wilde dit soort gevoel dat de mensen voor Hem koesterden liever niet zien. Hij wilde niet zien dat de mensen Hem vermeden of Hem verlieten. Hij wilde alleen maar dat de mensen Hem zouden begrijpen, dicht bij Hem zouden komen en Zijn familie zouden zijn. Als je eigen familie, je eigen kinderen je zouden zien, maar je niet zouden herkennen en niet bij je in de buurt zouden durven komen, maar je altijd zouden vermijden, als je hen niet zou kunnen laten begrijpen wat je allemaal voor hen had gedaan, hoe zou je je dan voelen? Zou het niet pijnlijk zijn? Zou je niet diepbedroefd zijn? Dat is precies hoe God zich voelt wanneer mensen Hem vermijden. Dit is de reden dat de Heer Jezus na Zijn opstanding nog altijd in Zijn vorm van vlees en bloed aan de mensen verscheen en met hen at en dronk. God ziet mensen als familie en Hij wil ook dat de mensheid Hem op deze manier ziet. Alleen op deze manier kan God echt mensen verwerven en kunnen mensen God echt liefhebben en aanbidden. Begrijpen jullie nu mijn bedoeling van het selecteren van deze twee passages van de Schrift waarin de Heer Jezus na Zijn opstanding brood eet en de Schrift uitlegt, en de discipelen Hem geroosterde vis te eten geven?

Er kan worden gezegd dat de serie dingen die de Heer Jezus zei en deed na zijn opstanding doordacht waren en werden gedaan met vriendelijke bedoelingen. Ze waren vol van de goedheid en liefde die God had voor de mensheid, en vol van de waardering en nauwgezette zorg die Hij had voor de intieme relatie die Hij had gevormd met de mensheid tijdens Zijn tijd in het vlees. Sterker nog, ze waren vol van de heimwee naar en de hoop die Hij had op het leven van eten en leven met Zijn volgelingen tijdens Zijn tijd in het vlees. God wilde dus niet dat mensen een afstand voelde tussen God en de mens, noch wilde Hij dat de mensheid afstand van God zou nemen. Sterker nog, Hij wilde niet dat de mensheid het gevoel had dat de Heer Jezus na Zijn opstanding niet langer de Heer was die zo intiem was met mensen, dat Hij niet langer met de mensheid was omdat Hij terug was gekeerd naar de spirituele wereld, terug was gekeerd naar de Vader die mensen nooit konden zien of bereiken. Hij wilde de mensen niet het gevoel geven dat er enig verschil in positie was tussen Hem en de mensheid. Wanneer God mensen ziet die Hem willen volgen maar Hem op respectvolle afstand houden, doet dat Zijn hart pijn omdat het betekent dat hun harten ver van Hem zijn. Het betekent dat het heel moeilijk voor Hem zal zijn hun harten te winnen. Als Hij dus aan de mensen was verschenen in een spiritueel lichaam dat ze niet konden zien of aanraken, zou dit opnieuw afstand hebben geschapen tussen de mens en God, en zou het de mensheid ten onrechte Christus na Zijn opstanding doen zien als iemand die verheven is, van een ander soort dan mensen, iemand die niet langer een tafel met de mens kon delen en samen eten omdat mensen zondig en vuil zijn en nooit dichtbij God kunnen komen. Om deze misverstanden van de kant van de mensheid weg te nemen, deed de Heer Jezus een aantal dingen die Hij ook regelmatig in het vlees deed, zoals vastgelegd in de Bijbel, “nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.” Hij legde ook de Schrift aan hen uit, zoals Hij dat gewoon was te doen. Alles wat de Heer Jezus deed liet iedereen die Hem zag voelen dat de Heer niet was veranderd, dat Hij nog steeds dezelfde Heer Jezus was. Hoewel Hij aan het kruis was genageld en de dood had ervaren, was Hij opgestaan en had Hij de mensheid niet verlaten. Hij was teruggekeerd om onder de mensen te zijn, en Zijn alles was niet veranderd. De Mensenzoon die voor de mensen stond was nog steeds dezelfde Heer Jezus. Zijn gedrag en Zijn gesprek met de mensen voelde zo vertrouwd aan. Hij was nog altijd vol goedertierenheid, genade en tolerantie – Hij was nog steeds die Heer Jezus die anderen liefhad als Zichzelf, die de mensheid zeventig maal zeven kon vergeven. Zoals altijd at Hij met mensen, besprak Hij de Schrift met hen en, nog belangrijker, was Hij net als voorheen van vlees en bloed en kon worden aangeraakt en gezien. Op deze manier liet de Mensenzoon mensen die intimiteit voelen, zich op hun gemak voelen en de vreugde voelen van iets terug te hebben gekregen dat was verloren. En ze voelden zich ook voldoende op hun gemak om moedig en vol vertrouwen te beginnen op Hem te vertrouwen en op te kijken naar deze Mensenzoon die de mensheid hun zonden kon vergeven. Ze begonnen ook zonder voorbehoud te bidden in de naam van de Heer Jezus, te bidden om Zijn genade en Zijn zegening, en te bidden om vrede en vreugde van Hem te ontvangen, om zorg en bescherming van Hem te krijgen. Ook begonnen ze genezingen te verrichten en demonen uit te drijven in de naam van de Heer Jezus.

Tijdens de periode dat de Heer Jezus in het vlees werkte waren veel van Zijn volgelingen niet in staat zijn identiteit en de dingen die Hij zei volledig te verifiëren. Toen Hij aan het kruis werd geheven was de houding van Zijn volgelingen er een van verwachting. Vanaf het moment dat Hij aan het kruis genageld hing helemaal tot aan het moment dat Hij in het graf werd gelegd was de houding van de mensen ten opzichte van Hem er een van teleurstelling. Tijdens deze periode had er in de harten van de mensen al een verschuiving plaatsgevonden van twijfel aan tot ontkenning van de dingen die de Heer Jezus in Zijn tijd in het vlees had gezegd. Toen Hij uit het graf wandelde en een voor een aan de mensen verscheen, had er bij de meerderheid van de mensen die Hem met hun eigen ogen hadden gezien of het nieuws van Zijn opstanding hadden gehoord geleidelijk een verschuiving plaatsgevonden van ontkenning naar scepticisme. Tegen de tijd dat de Heer Jezus Tomas zijn hand in Zijn zij had laten leggen, tegen de tijd dat de Heer Jezus het brood had gebroken en het ten overstaan van de menigte had opgegeten na Zijn opstanding, en nadat Hij ten overstaan van hen geroosterde vis had gegeten, pas toen accepteerden ze volledig het feit dat de Heer Jezus Christus in het vlees is. Jullie zouden kunnen zeggen dat het was alsof dit spirituele lichaam met vlees en bloed dat voor deze mensen stond ieder van hen deed ontwaken uit een droom. De Mensenzoon die voor hen stond was de Ene die sinds onheuglijke tijden had bestaan. Hij had een vorm, en vlees en botten, en Hij had reeds lange tijd met de mensen geleefd en gegeten … Op dit moment voelden de mensen dat Zijn bestaan zo echt, zo geweldig was en ze waren ook zo gelukkig en blij, en op hetzelfde moment vervuld van emotie. En Zijn herverschijning liet mensen ook werkelijk Zijn nederigheid zien, Zijn nabijheid voelen, en Zijn verlangen naar en gehechtheid aan de mensheid ervaren. Deze korte hereniging gaf de mensen die de Heer Jezus zagen het gevoel alsof er een mensenleven was verstreken. Hun verdwaalde, verwarde, angstige, bezorgde, verlangende en verdoofde harten vonden troost. Ze waren niet langer vol twijfel of teleurgesteld omdat ze voelden dat er nu hoop was en iets om op te vertrouwen. De Mensenzoon die tegenover hen stond zou tot in eeuwigheid achter hen staan, Hij zou hun sterke burcht zijn, hun toevluchtsoord voor altijd.

Hoewel de Heer Jezus was opgewekt, hadden Zijn hart en Zijn werk de mensheid niet verlaten. Hij vertelde mensen met Zijn verschijning, dat in wat voor vorm Hij ook bestond, Hij op elk moment en op elke plek de mensen zou vergezellen, met hen zou wandelen en bij hen zou zijn. En op elk moment en elke plek zou Hij voor de mensheid zorgen en hen weiden, hen toestaan Hem te zien en aan te raken, en er voor zorgen dat ze zich nooit meer hulpeloos zouden voelen. De Heer Jezus wilde ook dat de mensen dit zouden weten: ze leven niet alleen in deze wereld. God zorgt voor de mensheid, God is met hen, mensen kunnen altijd op God steunen, Hij is familie van elk van Zijn volgelingen. Met God om op te steunen zal de mensheid niet langer meer eenzaam en hulpeloos zijn, en degenen die Hem als hun zondoffer aanvaarden zullen niet langer zijn gebonden door de zonde. In de ogen van de mensen waren deze onderdelen van het werk die de Heer Jezus uitvoerde na Zijn opstanding heel kleine dingen, maar zoals ik het zie was elk ding zo betekenisvol en zo waardevol en waren ze allemaal zo belangrijk en gewichtig.

Hoewel de tijd die de Heer Jezus in het vlees werkte vol moeilijkheden en lijden was, volbracht Hij door Zijn verschijning in Zijn spirituele lichaam van vlees en bloed toch op volmaakte wijze Zijn werk van die tijd in het vlees: het verlossen van de mensheid. Hij begon Zijn bediening door vlees te worden en Hij voltooide zijn bediening door aan de mensheid in Zijn vleselijke vorm te verschijnen. Hij kondigde het Tijdperk van Genade aan, Hij begon het Tijdperk van Genade door middel van Zijn identiteit als Christus. Door middel van Zijn identiteit als Christus, voerde Hij het werk van het Tijdperk van Genade uit en gaf Hij Zijn volgelingen kracht en leidde hen het Tijdperk van Genade binnen. Er kan van Gods werk worden gezegd dat Hij daadwerkelijk afmaakt wat Hij begint. Er zijn stappen en een plan, en het is vol van Gods wijsheid, Zijn almacht en Zijn wonderbare daden. Het is ook vol van Gods liefde en barmhartigheid. Natuurlijk is de rode draad die door al Gods werk loopt Zijn zorg voor de mensheid, het is doordrongen van Zijn gevoelens van zorg die Hij nooit opzij kan zetten. In deze verzen van de Bijbel, in elk ding dat de Heer Jezus deed na Zijn opstanding, was hetgene dat werd geopenbaard Gods onveranderlijke hoop en bekommernis voor de mensheid en Gods nauwgezette zorg voor en koestering van mensen. Tot op dit moment is niets hiervan veranderd – kunnen jullie dat zien? Wanneer jullie dit zien, komt jullie hart dan niet automatisch dichter bij God? Als jullie in dat tijdperk hadden geleefd en de Heer Jezus was na Zijn opstanding aan jullie verschenen, in een tastbare vorm die jullie konden zien, en Hij tegenover jullie zou hebben gezeten, brood en vis zou hebben gegeten en de Schrift aan jullie zou hebben uitgelegd, met jullie zou hebben gesproken, hoe zouden jullie je dan hebben gevoeld? Zou je je blij hebben gevoeld? Wat denken jullie van schuldig? Het eerdere misverstaan en ontwijken van God, de conflicten met en twijfels aan God – zouden die niet allemaal opeen verdwijnen? Zou de relatie tussen God en mens niet gepaster worden?

Hebben jullie door middel van de interpretatie van dit beperkte aantal hoofdstukken van de Bijbel gebreken ontdekt in Gods gezindheid? Hebben jullie enige vervalsing ontdekt in Gods liefde? Hebben jullie enig bedrog of kwaad gezien in Gods almacht of wijsheid? Beslist niet! Kunnen jullie nu met zekerheid zeggen dat God heilig is? Kunnen jullie met zekerheid zeggen dat Gods emoties alle een openbaring van Zijn essentie en gezindheid zijn? Ik hoop dat wat jullie na het lezen van deze woorden begrepen hebben, jullie zal helpen en voordelen zal brengen bij jullie streven naar een verandering van gezindheid en vreze Gods. Ik hoop ook dat deze woorden vrucht voor jullie zullen dragen, een vrucht die van dag tot dag groeit en jullie aldus, in het proces van dit streven, dichter en dichter bij God zal brengen, dichter en dichter bij de standaard die God eist, zodat het streven naar waarheid jullie niet langer verveelt en jullie niet langer het gevoel hebben dat het streven naar waarheid en naar een verandering in gezindheid iets lastigs of overbodigs is. Het is integendeel de uitdrukking van Gods ware gezindheid en de heilige essentie van God die jullie motiveren te verlangen naar het licht, te verlangen naar rechtvaardigheid, en het streven naar de waarheid te ambiëren, te streven naar het tevredenstellen van Gods wil en een mens die door God is gewonnen te worden, een echt mens te worden.

Vandaag hebben we gesproken over een aantal dingen die God deed in het Tijdperk van Genade toen Hij voor de eerste keer vlees geworden was. Door middel van deze dingen hebben we de gezindheid gezien die Hij uitdrukte en openbaarde in het vlees, alsmede elk aspect van wat Hij heeft en is. Al deze aspecten van wat Hij heeft en is lijken bijzonder vermenselijkt, maar de werkelijkheid is dat de essentie van alles wat Hij openbaart en uitdrukt onscheidbaar is van Zijn eigen gezindheid. Elke methode en elk aspect van de vleesgeworden God die Zijn gezindheid in menselijkheid uitdrukt, is onlosmakelijk verbonden met Zijn eigen essentie. Het is dus heel belangrijk dat God onder de mensheid kwam via de vleeswording en het werk dat Hij in het vlees deed is ook bijzonder belangrijk. En de gezindheid die Hij openbaarde en de wil die Hij uitdrukte zijn zelfs nog belangrijker voor elk mens die in het vlees leeft, voor elk mens die in verdorvenheid leeft. Is dat iets dat jullie kunnen begrijpen? Hebben jullie, na te hebben begrepen wat Gods gezindheid is en wat Hij heeft en is, enige conclusies getrokken over hoe jullie God zouden moeten behandelen? In antwoord op deze vraag, ter afsluiting, wil ik jullie drie vermaningen geven. Allereerst: beproef God niet. Hoe veel je ook over God begrijpt, hoeveel je ook weet over zijn gezindheid – beproef Hem onder geen beding. Ten tweede: strijd niet om status bij God. Welk soort status God je ook geeft of welk werk Hij je ook toevertrouwt, tot welk soort plicht Hij je ook opwekt om uit te voeren, en hoe veel je ook hebt uitgegeven en geofferd voor God – strijd niet met Hem om status. Ten derde: concurreer niet met God. Of je nu begrijpt of kunt gehoorzamen wat God met je doet, wat Hij voor je arrangeert, en de dingen die Hij je brengt – concurreer onder geen beding met God. Als je deze drie vermaningen ter harte kunt nemen, zul je relatief veilig zijn en zul je God niet snel kwaad maken. Dat is alles wat ik vandaag heb te vertellen!

23 november 2013

Voetnoot:

a. De originele tekst bevat niet de frase “deze uitdrukking van”.

Sommige bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.

Vorige: Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

Volgende: God Zelf, de unieke I

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Aan wie ben jij loyaal?

Iedere dag die jullie nu doormaken, is cruciaal en van groot belang voor jullie bestemming en lot. Daarom moeten jullie alles wat jullie...

God Zelf, de unieke IX

God is de bron van leven voor alle dingen (III) In de afgelopen tijd hebben we gesproken over vele dingen die te maken hebben met God...

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek