Het blootleggen van de verdorvenheid van de mensheid 2

Dagelijkse woorden van God Fragment 336

Je zegt dat je de geïncarneerde God erkent en dat je het verschijnen van het Woord in het vlees erkent, maar toch doe je bepaalde dingen achter Zijn rug, dingen die ingaan tegen datgene wat Hij vraagt en heb je in je hart geen vrees voor Hem. Is dit God erkennen? Je erkent wat Hij zegt, maar je weigert zelfs de dingen die je kunt doen in praktijk te brengen en je leeft Zijn weg niet na. Is dit erkenning? Je erkent Hem, maar je enige instelling is je voor Hem te hoeden, en nooit om Hem vereren. Als je Zijn werk gezien en erkend hebt en je weet dat Hij God is, en je bent toch slechts matig enthousiast en je verandert helemaal niet, dan hoor je tot het soort mensen dat nog steeds niet is overwonnen. Zij die overwonnen zijn moeten alles doen wat in hun vermogen ligt, en al kunnen zij hogere waarheden niet binnentreden en gaan die waarheden hun boven de pet, zulke mensen zijn nog steeds bereid om dit te bereiken. Dat komt omdat er beperkingen zijn aan wat zij kunnen accepteren, omdat er grenzen en limieten zijn aan wat zij kunnen uitvoeren. Maar zij moeten ten minste alles doen wat in hun vermogen ligt, en als je dat kunt bereiken, dan is dat een effect dat vanwege het overwinningswerk tot stand is gekomen. Stel dat je zegt: “Aangezien Hij zoveel woorden kan voortbrengen die de mens niet kan voortbrengen, als Hij God niet is, wie dan wel?” Als je dit soort gedachten hebt, betekent dat niet dat je God erkent. Als je God erkent, moet je dat in je werkelijke handelen laten zien. Een kerk leiden maar niet in staat zijn goede daden te verrichten, hunkeren naar geld en altijd stiekem het geld van de kerk naar je eigen zakken wegsluizen – is dit erkennen dat er een God is? God is almachtig en moet worden gevreesd. Hoe kun je niet bang zijn als je werkelijk erkent dat er een God is? Als je in staat bent zoiets verachtelijks te doen, erken je Hem dan werkelijk? Is God datgene waarin je gelooft? Je gelooft in een vage God; daarom ben je niet bang! Alle mensen die God werkelijk erkennen en kennen, vrezen Hem en zijn bang iets te doen wat tegen Hem in gaat of wat tegen hun geweten in gaat. Zij zijn vooral bang om iets te doen waarvan zij weten dat het tegen de wil van God ingaat. Alleen dit kan worden beschouwd als het erkennen van het bestaan van God. Wat zou jij doen als je ouders je zouden ontmoedigen om in God te geloven? Hoe zou je van God moeten houden als jouw niet-gelovige echtgenoot je goed behandelt? En hoe zou je van God moeten houden als de broeders en zusters je verafschuwen? Als je Hem erkent, dan zul je gepast handelen en de realiteit in al deze situaties naleven. Als je er niet in slaagt werkelijk te handelen, maar je zegt alleen dat je Gods bestaan erkent, dan ben je slechts een prater! Je zegt dat je in Hem gelooft en dat je Hem erkent. Maar op welke manier erken je Hem? Op welke manier geloof je in Hem? Vrees je Hem? Vereer je Hem? Houd je diep vanbinnen van Hem? Wanneer je overstuur bent en je niemand hebt op wie je kunt steunen voel je dat je van God moet houden, en daarna vergeet je het weer helemaal. Dat is niet van God houden of in God geloven! Wat wil God dat de mens uiteindelijk bereikt? Alle toestanden die ik heb genoemd, zoals denken dat je een belangrijk persoon bent, het gevoel hebben dat je de dingen snel oppakt, anderen controleren, op anderen neerkijken, mensen beoordelen op basis van hun uiterlijk, argeloze mensen pesten, kerkgeld begeren, enzovoort – pas wanneer al deze verdorven gezindheden, gedeeltelijk, uit je zijn verwijderd, zal Gods overwinning van jou aan het licht worden gebracht.

uit ‘De innerlijke waarheid van het werk van de overwinning (4)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 337

Ik heb op deze manier onder jullie gewerkt en gesproken, ik heb zoveel energie besteed en moeite gedaan, maar wanneer hebben jullie ooit geluisterd naar wat ik jullie duidelijk vertel? Waar hebben jullie je voor mij, de Almachtige, neergebogen? Waarom behandelen jullie mij op deze manier? Waarom wekt alles wat jullie doen en zeggen mijn woede op? Waarom zijn jullie harten zo hard? Heb ik jullie ooit neergeslagen? Waarom doen jullie niets anders dan mij verdrietig en bezorgd maken? Wachten jullie erop dat de dag van toorn van mij, Jehova, over jullie komt? Wachten jullie erop dat ik mijn door jullie ongehoorzaamheid opgewekte woede zend? Is niet alles wat ik doe voor jullie? Toch hebben jullie mij, Jehova, altijd op deze manier behandeld: jullie hebben mijn offers gestolen, de offergaven van mijn altaar naar het wolvenhol meegenomen voor het voederen van de welpen en de welpen van de welpen; mensen vechten tegen elkaar, staan tegenover elkaar met boze blikken en zwaarden en speren, werpen de woorden van mij, de Almachtige, in de latrine om even vuil als uitwerpselen te worden. Waar is jullie integriteit? Jullie menselijkheid is verworden tot beestachtigheid! Jullie harten hebben zich in steen veranderd. Weten jullie niet dat wanneer mijn dag van toorn aanbreekt ik over het kwaad dat jullie vandaag de dag tegen mij, de Almachtige, hebben verricht zal oordelen? Denken jullie dat jullie door mij op deze manier voor de gek te houden, door mijn woorden weg te werpen in het slijk en niet naar ze te luisteren – denken jullie dat jullie door je achter mijn rug zo te gedragen, kunnen ontsnappen aan mijn toornige blik? Weten jullie niet dat jullie reeds door de ogen van mij, Jehova, werden gezien toen jullie mijn offergaven stalen en mijn bezittingen begeerden? Weten jullie niet dat toen jullie mijn offergaven stalen, jullie dat voor het altaar deden waarop offergaven worden aangeboden? Hoe kunnen jullie geloven dat jullie slim genoeg zijn om mij op deze manier te bedriegen? Hoe kan mijn toorn jullie gruwelijke zonden negeren? Hoe kan mijn razende woede jullie kwade praktijken laten passeren? Het kwaad dat jullie vandaag verrichten opent jullie geen uitweg, jullie halen er slechts voor morgen tuchtiging mee op de hals, het verlokt mij, de Almachtige, jullie te tuchtigen. Hoe zouden jullie kwade praktijken en kwade woorden kunnen ontsnappen aan mijn tuchtiging? Hoe zouden jullie gebeden mijn oren kunnen bereiken? Hoe zou ik jullie een uitweg kunnen bieden uit jullie onrechtvaardigheid? Hoe zou ik jullie kwade praktijken, het feit dat jullie mij trotseren, over mijn kant kunnen laten gaan? Hoe zou ik jullie tongen, die giftig zijn als slangentongen, niet afsnijden? Jullie roepen me niet aan omwille van jullie rechtvaardigheid, maar jullie halen mijn toorn op de hals als gevolg van jullie onrechtvaardigheid. Hoe zou ik jullie kunnen vergeven? In de ogen van mij, de Almachtige, zijn jullie woorden en daden smerig. De ogen van mij, de Almachtige, zien jullie onrechtvaardigheid als onverbiddelijke tuchtiging. Hoe zou ik mijn rechtvaardige tuchtiging en veroordeling van jullie kunnen stoppen? Omdat jullie het zijn die mij dit aandoen, mij droevig en toornig maken, hoe zou ik jullie kunnen laten ontsnappen aan mijn handen en afstand doen van de dag dat ik, Jehova, jullie tuchtig en vervloek? Weten jullie niet dat al jullie kwade woorden en uitspraken mijn oren reeds hebben bereikt? Weten jullie niet dat jullie onrechtvaardigheid mijn heilige gewaad van rechtvaardigheid reeds heeft bevuild? Weten jullie niet dat jullie ongehoorzaamheid mijn hartstochtelijke woede reeds heeft opgewekt? Weten jullie niet dat jullie mij al lang ziedend hebben gemaakt en jullie reeds lang mijn geduld op de proef hebben gesteld? Weten jullie niet dat jullie mijn vlees al lang hebben verscheurd? Ik heb het tot nu toe verdragen, zodanig dat ik nu mijn woede de vrije loop geef en niet meer tolerant ben ten opzichte van jullie. Weten jullie niet dat jullie kwade praktijken mijn ogen al hebben bereikt en dat mijn kreten de oren van mijn Vader reeds hebben bereikt? Hoe kan Hij toestaan dat jullie mij zo behandelen? Is ook maar iets van het werk dat ik doe niet omwille van jullie? Niettemin, wie is er het werk van mij, Jehova, meer lief gaan hebben? Zou ik ontrouw kunnen zijn aan de wil van mijn Vader omdat ik zwak ben en vanwege de smart die ik heb geleden? Begrijpen jullie mijn hart niet? Ik spreek tot jullie zoals Jehova deed; heb ik niet heel veel voor jullie opgegeven? Hoewel ik bereid ben al dit lijden te dragen omwille van mijn Vaders werk, hoe zouden jullie kunnen worden bevrijd van de tuchtiging die ik over jullie breng als gevolg van mijn lijden? Hebben jullie niet heel veel van mij genoten? Heden ben ik door mijn Vader aan jullie geschonken; weten jullie niet dat jullie van zoveel meer genieten dan mijn vrijgevige woorden? Weten jullie niet dat mijn leven werd verruild voor jullie leven en de dingen waar jullie van genieten? Weten jullie niet dat de Vader mijn leven heeft gebruikt om met Satan te strijden en dat Hij mijn leven aan jullie heeft geschonken, zodat jullie het honderdvoudige ontvangen, en jullie zo veel verleidingen kunnen ontwijken? Weten jullie niet dat het alleen door mijn werk is dat jullie worden vrijgesteld van vele verleidingen en van vele vurige tuchtigingen? Weten jullie niet dat het alleen omwille van mij is dat mijn Vader jullie toestaat tot nu toe te genieten? Hoe kunnen jullie vandaag zo hard en onbuigzaam blijven, zodat het lijkt alsof er eelt op jullie hart is gegroeid? Hoe kan het kwaad dat jullie vandaag verrichten ontsnappen aan de dag van toorn die zal volgen op mijn vertrek van de aarde? Hoe zou ik kunnen toestaan dat degenen die zo hard en onbuigzaam zijn ontsnappen aan de woede van Jehova?

uit ‘Niemand die van vlees en bloed is kan ontsnappen aan de dag van toorn’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 338

Denk terug aan het verleden: Wanneer heb ik jullie een kwade blik toegeworpen en heb jullie met strenge stem toegesproken? Wanneer heb ik haren met jullie gekloven? Wanneer heb ik jullie onredelijk berispt? Wanneer heb ik jullie in jullie gezicht berispt? Is het niet omwille van mijn werk dat ik mijn Vader oproep jullie te beschermen tegen elke verleiding? Waarom behandelen jullie mij op deze manier? Heb ik ooit mijn autoriteit gebruikt om jullie vlees neer te slaan? Waarom betalen jullie mij op deze manier terug? Na tegenover mij de hele tijd besluiteloos te zijn geweest, zijn jullie noch warm noch koud en dan proberen jullie mij te vleien en dingen voor mij verborgen te houden en zijn jullie monden vol met het speeksel van de onrechtvaardige. Denken jullie dat jullie tongen mijn Geest kunnen bedriegen? Denken jullie dat jullie tongen aan mijn toorn kunnen ontsnappen? Denken jullie dat jullie tongen naar eigen goeddunken een oordeel mogen vellen over de daden van mij, Jehova? Ben ik de God over wie de mens een oordeel velt? Zou ik een kleine made toestaan mij aldus te lasteren? Hoe zou ik zulke zonen der ongehoorzaamheid onder mijn eeuwige zegeningen kunnen plaatsen? Jullie woorden en handelingen hebben jullie al lang ontmaskerd en veroordeeld. Toen ik de hemelen uitstrekte en alle dingen schiep, liet ik niet toe dat er ook maar een schepsel was dat deelnam naar zijn eigen goeddunken, in nog veel mindere mate stond ik toe dat iets naar eigen believen mijn werk en mijn management verstoorde. Ik tolereerde noch mens noch object; hoe zou ik nu degenen kunnen sparen die wreed en inhumaan tegen mij zijn? Hoe kan ik degenen vergeven die tegen mijn woorden rebelleren? Hoe kan ik degenen sparen die mij ongehoorzaam zijn? Ligt het lot van de mens niet in de handen van mij, de Almachtige? Hoe zou ik jouw onrechtvaardigheid en ongehoorzaamheid als heilig kunnen beschouwen? Hoe zouden jouw zonden mijn heiligheid kunnen verontreinigen? Ik ben niet verontreinigd door de onreinheid van de onrechtvaardigen, noch geniet ik van de offers van de onrechtvaardigen. Als je mij, Jehova, trouw zou zijn, zou je dan voor jezelf de offergaven van mijn altaar kunnen pakken? Zou je je giftige tong kunnen gebruiken om mijn heilige naam te lasteren? Zou je op deze manier tegen mij kunnen rebelleren? Zou je mijn glorie en heilige naam kunnen behandelen als instrument om Satan, de boze, te dienen? Mijn leven is gegeven voor de vreugde van de heiligen. Hoe kan ik jullie toestaan naar jullie goeddunken met mijn leven te spelen, en het te gebruiken als instrument om jullie onderlinge conflicten uit te vechten? Hoe kunnen jullie zo harteloos zijn en zodoende gebrekkig zijn op de weg van het goede, in hoe jullie je tegenover mij gedragen? Weten jullie niet dat ik reeds al jullie kwade praktijken in deze levenswoorden heb beschreven? Hoe kunnen jullie ontsnappen aan de dag van toorn wanneer ik Egypte tuchtig? Hoe kan ik je toestaan mij op deze manier keer op keer tegen te werken en te weerstaan? Ik vertel het jullie duidelijk, wanneer de dag komt zal jullie tuchtiging onverdragelijker zijn dan die van Egypte! Hoe kunnen jullie ontsnappen aan mijn dag van toorn? Ik vertel jullie in waarheid: mijn verdraagzaamheid was voorbereid op jullie kwade praktijken en bestaat omwille van jullie tuchtiging op die dag. Zijn jullie niet degenen die zullen lijden onder het toornig oordeel wanneer ik het eind van mijn verdraagzaamheid heb bereikt? Liggen niet alle dingen in de handen van mij, de Almachtige? Hoe zou ik jullie toe kunnen laten mij aldus onder de hemelen ongehoorzaam te zijn? Jullie levens zullen heel zwaar zijn omdat jullie de Messias hebben ontmoet, van wie gezegd wordt dat Hij zou komen, maar nooit kwam. Zijn jullie niet Zijn vijanden? Jezus is jullie vriend geweest, toch zijn jullie vijanden van de Messias. Weten jullie niet dat, ondanks het feit dat jullie vrienden van Jezus zijn, jullie kwade praktijken de vaten van hen die verachtelijk zijn hebben gevuld? Weten jullie ondanks het feit dat jullie heel dicht bij Jehova zijn niet dat jullie boosaardige woorden de oren van Jehova hebben bereikt en Zijn toorn hebben opgewekt? Hoe zou Hij je nabij kunnen zijn en hoe zou Hij jouw vaten niet verbranden, de vaten gevuld met kwade praktijken? Hoe zou Hij niet je vijand kunnen zijn?

uit ‘Niemand die van vlees en bloed is kan ontsnappen aan de dag van toorn’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 339

Nu kijk ik naar je toegeeflijke vlees dat bereid is mij te vleien, en ik heb alleen maar een kleine waarschuwing voor je, hoewel ik je niet zal ‘dienen’ met tuchtiging. Je moet weten welke rol je speelt in mijn werk; dan zal ik tevreden zijn. Wat betreft zaken die hier buiten staan: als je mij weerstaat of mijn geld uitgeeft, of de offers voor mij, Jehova, opeet, of als jullie, maden, elkaar bijten, of als jullie, hondachtige wezens, conflicten hebben of elkaar schenden – daar houd ik mij allemaal niet mee bezig. Jullie moeten alleen weten wat voor soort dingen jullie zijn, dan zal ik tevreden zijn. Als jullie naast dit alles elkaar met wapens te lijf willen gaan of elkaar met woorden willen bestrijden, is dat prima; ik heb geen behoefte om me in zulke zaken te mengen, en houd me totaal niet bezig met menselijke aangelegenheden. Het is niet zo dat conflicten tussen jullie mij niet kunnen schelen; eerder is het zo dat ik niet één van jullie ben, en mij daarom niet meng in zaken die tussen jullie spelen. Ikzelf ben geen schepsel en ben niet van de wereld, dus ik walg van het drukke leven van mensen en de chaotische, ongepaste relaties tussen hen. In het bijzonder walg ik van de rumoerige menigten. Ik heb echter diepgaande kennis van de onzuiverheden in het hart van elk schepsel, en voordat ik jullie schiep, wist ik al van de onrechtvaardigheid die diep in de mensenharten bestond, en kende ik al het bedrog en de valsheid in de mensenharten. Zelfs al zijn er in het geheel geen sporen wanneer mensen onrechtvaardige dingen doen, weet ik daarom niettemin dat de onrechtvaardigheid die jullie in je hart koesteren de rijkdom overstijgt van alle dingen die ik heb geschapen. Elk van jullie is gestegen tot het hoogste punt van de menigten; jullie zijn opgestegen om de voorouders van de massa’s te zijn. Jullie zijn uiterst arbitrair en jullie schoppen herrie onder alle maden; jullie zoeken een behaaglijke plek en proberen de maden die kleiner dan jezelf zijn te verorberen. Jullie zijn kwaadaardig en sinister in je hart en streven zelfs de geesten voorbij die naar de bodem van de zee zijn gezonken. Jullie leven op de bodem van de mest en verstoren de maden van boven tot onder tot ze geen rust kennen. Ze bevechten elkaar een tijdje en worden dan weer rustig. Jullie kennen je plaats niet en toch blijven jullie elkaar bestrijden in de mest. Wat valt er voor jullie te winnen met zo’n strijd? Hoe zouden jullie elkaar achter mijn rug om kunnen bevechten als jullie werkelijk eerbied voor mij in jullie hart hadden? Hoe hoog je status ook is, ben je niet nog altijd een stinkende kleine worm in de mest? Zul je vleugels kunnen ontwikkelen en een duif in de lucht kunnen worden? Jullie, stinkende kleine wormen, stelen offers van het altaar van mij, Jehova. Kunnen jullie daardoor je verwoeste, mislukte reputatie redden en het uitverkoren volk van Israël worden? Jullie zijn schaamteloze ellendelingen! Die offers op het altaar werden aan mij gebracht door mensen, als een uitdrukking van welwillende gevoelens van hen die mij vereren. Zij zijn er voor mij om te besturen en gebruiken, dus hoe zou je me ooit de tortelduifjes kunnen ontstelen die mensen mij hebben gegeven? Ben je niet bang om een Judas te worden? Ben je niet bang dat je land een veld van bloed zou kunnen worden? Jij schaamteloos ding! Denk je dat de tortelduiven die mensen offeren ervoor zijn om jouw buik te vullen, made? Wat ik je heb gegeven, is wat ik bereid ben je te geven; wat ik je niet heb gegeven, daarover beschik ik. Je mag niet zomaar mijn offers stelen. Degene die werkt, dat ben ik: Jehova – de Heer van de schepping – en mensen brengen offers omwille van mij. Denk je dat dit een tegoeddoening is voor al jouw rondrennen? Je bent werkelijk schaamteloos! Voor wie ren je rond? Is dat niet voor jezelf? Waarom steel je mijn offers? Waarom steel je geld uit mijn geldbuidel? Ben je niet de zoon van Judas Iskariot? De offers aan mij, Jehova, zijn ervoor om door priesters genoten te worden. Ben jij een priester? Je waagt het mijn offers zelfgenoegzaam te eten en je spreidt ze zelfs uit op tafel; je bent niets waard! Jij waardeloze ellendeling! Mijn vuur, het vuur van Jehova, zal je verteren!

uit ‘Wanneer vallende bladeren terugkeren naar hun wortels, zul je spijt krijgen van al het kwaad dat je hebt gedaan’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 340

Jullie geloof is erg mooi; jullie zeggen dat jullie bereid zijn jullie volledige leven in te zetten voor mijn werk en dat jullie je leven ervoor willen opofferen, maar jullie gezindheden zijn niet veel veranderd. Jullie spreken gewoon arrogant, ondanks het feit dat jullie huidige gedrag bedroevend is. Het is alsof de tongen en lippen van de mensen in de hemel zijn, maar hun benen helemaal beneden op aarde. Als gevolg daarvan, liggen hun woorden en daden en hun reputaties nog altijd aan flarden en in puin. Jullie reputaties zijn verwoest, jullie houding is ontaard, jullie manier van spreken is laag en jullie levens zijn verachtelijk; zelfs jullie hele menselijkheid is tot laagheid verzonken. Jullie zijn bekrompen tegenover anderen, en jullie onderhandelen over elk miniem ding. Jullie twisten over jullie eigen reputaties en status, zelfs zozeer dat jullie bereid zijn af te dalen in de hel en de poel van vuur. Jullie huidige woorden en daden zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie zondig zijn. Jullie houdingen tegenover mijn werk zijn voldoende voor mij om te bepalen dat jullie onrechtvaardigen zijn, en al jullie gezindheden zijn voldoende om erop te wijzen dat jullie vuile zielen zijn die vol gruwelen zitten. Jullie manifestaties en wat jullie openbaren zijn voldoende om te laten weten dat jullie mensen zijn die zich vol gedronken hebben met het bloed van onreine geesten. Wanneer het binnengaan van het koninkrijk genoemd wordt, openbaren jullie je gevoelens niet. Geloven jullie dat hoe jullie nu zijn genoeg is om door de poort te kunnen wandelen naar mijn hemelse koninkrijk? Geloven jullie dat jullie toegang kunnen verkrijgen tot het heilige land van mijn werk en woorden zonder dat jullie eigen woorden en daden eerst door mij getest worden? Wie kan mij voor de gek houden? Hoe zou ik jullie verachtelijke, lage gedragingen en gesprekken niet kunnen zien? Ik heb vastgesteld dat jullie levens bestaan uit het drinken van het bloed en eten van het vlees van die onreine geesten, omdat jullie hen elke dag tegenover mij imiteren. In mijn bijzijn is jullie gedrag bijzonder slecht geweest; hoe zou ik jullie dan niet walgelijk vinden? Jullie woorden bevatten de onzuiverheden van onreine geesten: jullie flikvlooien, verbergen en vleien, net als zij die tovenarij bedrijven en zij die verraderlijk zijn en het bloed van de onrechtvaardigen drinken. Alle uitdrukkingen van de mens zijn uiterst onrechtvaardig, dus hoe kunnen alle mensen geplaatst worden in het heilige land waar de rechtvaardigen zich bevinden? Denk je dat dat verachtelijke gedrag van jou je kan onderscheiden als heilig vergeleken bij die onrechtvaardigen? Je slangachtige tong zal uiteindelijk de ondergang zijn van dit vlees van je dat verwoestingen aanbrengt en gruwelen begaat, en ook die handen van je die bedekt zijn met het bloed van onreine geesten zullen uiteindelijk je ziel de hel in trekken. Waarom grijp je dan niet deze kans aan om je met vuil bedekte handen te reinigen? En waarom maak je geen gebruik van deze mogelijkheid om die tong van je, die onrechtvaardige woorden spreekt, uit te snijden? Zou het kunnen zijn dat je bereid bent te lijden in de vlammen van de hel omwille van je handen, tong en lippen? Met beide ogen houd ik toezicht op ieders hart, want lang voordat ik de mensheid schiep, vatte ik hun harten met mijn handen. Lang geleden had ik door het hart van de mensen gekeken, dus hoe zouden hun gedachten kunnen ontsnappen aan mijn zicht? Hoe zou het niet te laat kunnen zijn voor hen om te ontsnappen aan verbranding door mijn Geest?

uit ‘Je karakter is zo laag-bij-de-gronds!’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 341

Je lippen zijn vriendelijker dan duiven, maar je hart is duisterder dan die aloude slang. Je lippen zijn zelfs zo mooi als Libanese vrouwen, maar toch is je hart niet aardiger dan hun harten, en het kan zich zeker niet meten met de schoonheid van de Kanaänieten. Wat is je hart verraderlijk! De dingen die ik veracht, zijn alleen de lippen van de onrechtvaardigen en hun harten, en mijn vereisten van mensen zijn helemaal niet hoger dan wat ik van de heiligen verwacht. Het is alleen zo dat ik walging voel voor de slechte daden van de onrechtvaardigen. Ik hoop dat ze hun vuiligheid kunnen afwerpen en kunnen ontsnappen uit hun huidige benarde situatie, zodat ze kunnen afsteken bij die onrechtvaardigen en kunnen leven en heilig zijn met degenen die rechtvaardig zijn. Jullie bevinden je in dezelfde omstandigheden als ik, en toch zijn jullie bedekt met vuil; er is in jullie nog niet het kleinste beetje oorspronkelijke gelijkenis met de mensen die in het begin geschapen zijn. Omdat jullie de gelijkenissen van die onreine geesten dagelijks imiteren, door te doen wat zij doen en te zeggen wat zij zeggen, is bovendien elk deel van jullie – zelfs jullie tongen en lippen – doorweekt van hun vuile water, zozeer dat jullie volledig bedekt zijn met zulke vlekken en geen enkel deel van jullie gebruikt kan worden voor mijn werk. Het is zo hartverscheurend! Jullie leven in zo’n wereld van paarden en vee, maar het stoort jullie niet eens; jullie zijn vol vreugde en leven vrijelijk en zonder zorgen. Jullie zwemmen rond in dat vuile water, maar jullie hebben niet eens door dat jullie in zo’n parket beland zijn. Elke dag verkeren jullie met onreine geesten en gaan jullie om met ‘uitwerpselen’. Jullie levens zijn uiterst vulgair, maar toch besef je niet eens dat je totaal niet bestaat in de mensenwereld en dat je geen controle over jezelf hebt. Weet je niet dat je leven lang geleden vertrapt is door die onreine geesten, of dat je karakter lang geleden bezoedeld is door vuil water? Denk je dat je in een aards paradijs woont en dat je je te midden van het geluk bevindt? Weet je niet dat je een leven naast onreine geesten hebt geleefd, en dat je hebt samengeleefd met alles wat ze voor je hebben voorbereid? Hoe zou je manier van leven enige betekenis kunnen hebben? Hoe zou je leven enige waarde kunnen hebben? Je hebt je uitgesloofd voor je ouders, ouders van onreine geesten, maar in feite heb je geen idee dat degenen die je in de val lokken die ouders van onreine geesten zijn die je op de wereld hebben gezet en hebben opgevoed. Bovendien ben je je er niet van bewust dat je al je vuiligheid in feite van hen hebt gekregen; het enige wat je weet, is dat ze je ‘plezier’ kunnen schenken, ze je niet tuchtigen of over je oordelen en je al helemaal niet vervloeken. Ze zijn nooit tegen je in woede uitgebarsten, maar behandelen je met genegenheid en vriendelijkheid. Hun woorden voeden je hart en hebben je zo in de ban, dat je gedesoriënteerd raakt. Zonder het te merken, word je er door aangetrokken en ben je bereid in dienst van hen te staan en hun uitlaatklep en dienaar te worden. Je hebt totaal niets te klagen, maar bent bereid voor hen te werken als honden, als paarden; je wordt door hen misleid. Om deze reden heb je totaal geen reacties op het werk dat ik doe. Geen wonder dat je altijd heimelijk tussen mijn vingers door wilt glippen, en geen wonder dat je altijd zoete woorden wilt gebruiken om bedrieglijk gunsten aan me te ontfutselen. Het blijkt dat je al een ander plan had, een andere regeling. Je kunt een beetje zien van mijn handelingen als de Almachtige, maar je hebt niet de geringste kennis van mijn oordeel en tuchtiging. Je hebt geen idee wanneer mijn tuchtiging is begonnen; je weet alleen hoe je me moet oplichten – maar toch weet je niet dat ik geen enkele schending door de mens zal dulden. Omdat je je al voorgenomen hebt me te dienen, zal ik je niet loslaten. Ik ben een God die het kwaad haat, en ik ben een God die jaloers is op de mensheid. Omdat je je woorden al op het altaar hebt geplaatst, zal ik niet toestaan dat je wegrent, nog wel onder mijn ogen, en zal ik niet toestaan dat je twee meesters dient. Dacht je dat je een tweede liefde kon hebben na je woorden op mijn altaar en voor mijn ogen te hebben geplaatst? Hoe zou ik mensen kunnen toestaan mij op zo’n manier voor gek te zetten? Dacht je dat je achteloos met je tong geloftes en eden aan mij kon afleggen? Hoe zou je eden kunnen zweren op mijn troon, de troon van mij, de Allerhoogste? Dacht je dat je eden al heengegaan waren? Laat me jullie zeggen: zelfs al kan jullie vlees heengaan, jullie eden kunnen dat niet. Op het einde zal ik jullie veroordelen op grond van jullie eden. Maar jullie geloven dat jullie met mij kunnen omgaan door jullie woorden vóór mij te plaatsen, en dat jullie harten onreine geesten en boze geesten kunnen dienen. Hoe zou mijn toorn die hondachtige, varkensachtige mensen die mij oplichten kunnen gedogen? Ik moet mijn bestuurlijke decreten uitvoeren en al die muffe, ‘vrome’ mensen die geloof in mij hebben ontfutselen aan de handen van onzuivere geesten, zodat deze mensen mij op gedisciplineerde wijze kunnen ‘bedienen’, mijn ossen kunnen zijn, mijn paarden kunnen zijn en overgeleverd kunnen zijn aan slachting door mij. Ik zal ervoor zorgen dat je je eerdere vastberadenheid opvat en mij opnieuw dient. Ik zal geen enkel schepsel gedogen dat mij oplicht. Dacht je dat je maar lukraak verzoeken kon doen en tegenover mij kon liegen? Dacht je dat ik je woorden en daden niet had gehoord of gezien? Hoe zou ik je woorden en daden niet in het zicht kunnen hebben gehad? Hoe zou ik ooit kunnen toestaan dat mensen mij op die manier misleiden?

uit ‘Je karakter is zo laag-bij-de-gronds!’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 342

Ik ben onder jullie geweest en heb me meerdere lentes en herfsten met jullie ingelaten; ik heb een tijdlang onder jullie gewoond, en heb met jullie gewoond. Hoeveel van jullie verachtelijke gedrag is nota bene onder mijn ogen weggeglipt? Die welgemeende woorden van jullie weerklinken doorlopend in mijn oren; miljoenen en miljoenen van jullie aspiraties zijn op mijn altaar geplaatst – te veel om zelfs maar te tellen. Maar wat betreft jullie toewijding en dat wat jullie besteden, jullie spenderen nog geen cent. Jullie plaatsen nog geen miniem drupje oprechtheid op mijn altaar. Waar zijn de vruchten van jullie geloof in mij? Jullie hebben eindeloze genade van mij ontvangen, en eindeloze mysteriën uit de hemel gezien; ik heb jullie zelfs de vlammen van de hemel laten zien, maar ik heb het niet over mijn hart kunnen verkrijgen om jullie te verbranden. Niettemin, hoeveel hebben jullie mij in ruil gegeven? Hoeveel zijn jullie bereid mij te geven? Je houdt het voedsel dat ik je heb gegeven in de hand, draait je om en offert het aan mij, en je gaat zelfs zo ver dat je zegt dat het iets was wat je kreeg in ruil voor het zweet van je eigen harde werk, en dat je me alles offert wat je bezit. Hoe kun je niet weten dat jouw ‘bijdragen’ aan mij allemaal alleen maar dingen zijn die van mijn altaar zijn gestolen? Bovendien, nu je ze aan mij offert, ben je me niet aan het oplichten? Hoe kun je niet weten dat wat ik tegenwoordig geniet, bestaat uit alle offeranden op mijn altaar; niet uit dat wat jij met je harde werk hebt verdiend en vervolgens aan mij hebt geofferd? Jullie durven me nota bene op deze manier op te lichten; hoe kan ik jullie dan vergeven? Hoe kunnen jullie van me verwachten dat ik dit nog langer verdraag? Ik heb jullie alles gegeven. Ik heb alles voor jullie geopend, in jullie behoeften voorzien en jullie de ogen geopend, en toch lichten jullie me op deze manier op en negeren jullie je geweten. Onbaatzuchtig heb ik jullie alles geschonken zodat jullie, ook al lijden jullie, nog altijd alles van me hebben gewonnen wat ik uit de hemel heb meegenomen. Ondanks dat hebben jullie geen enkele toewijding, en zelfs als jullie een kleine bijdrage hebben geleverd, proberen jullie achteraf met mij ‘de rekening te vereffenen’. Zal je bijdrage niet op niets neerkomen? Wat je me hebt gegeven, is maar een korreltje zand, en niettemin heb je een ton goud van me gevraagd. Ben je niet gewoon onredelijk? Ik werk te midden van jullie. Er is geen enkel spoor van de tien procent die ik zou moeten krijgen, laat staan van enige bijkomende offers. Bovendien worden die tien procent die de vromen bijdragen in beslag genomen door de boosaardigen. Zijn jullie niet allemaal uit mijn buurt verspreid? Staan jullie niet allemaal vijandig tegenover mij? Zijn jullie niet allemaal mijn altaar aan het kapotmaken? Hoe zouden zulke mensen in mijn ogen als schatten kunnen worden gezien? Zijn zij niet de zwijnen en honden die ik veracht? Hoe zou ik naar jullie slechte daden kunnen verwijzen als schatten? Voor wie wordt mijn werk eigenlijk gedaan? Zou het zo kunnen zijn dat het doel ervan alleen maar is om jullie allemaal neer te slaan om mijn gezag te onthullen? Hangen jullie levens niet allemaal af van een enkel woord van mij? Waarom is het zo dat ik alleen woorden gebruik om jullie te onderrichten, en heb ik geen woorden in feiten veranderd om jullie zo gauw als ik kon neer te slaan? Is het doel van mijn woorden en werk alleen maar om de mensheid neer te slaan? Ben ik een God die de onschuldigen willekeurig doodt? Hoeveel van jullie verschijnen op dit precieze moment voor mij met jullie hele wezen om het juiste pad van het menselijk leven te zoeken? Het zijn alleen jullie lichamen die zich voor mij bevinden; jullie harten zijn nog steeds op de vlucht en zijn heel ver weg van mij. Omdat jullie niet weten wat mijn werk in feite is, wil een aantal van jullie van mij vertrekken en zich van mij verwijderen, hopend om in plaats daarvan in een paradijs zonder tuchtiging of oordeel te leven. Is dit niet wat mensen in hun hart wensen? Ik probeer je beslist niet te dwingen. Welk pad je ook maar neemt, is je eigen keuze. Het tegenwoordige pad is er een dat vergezeld gaat van oordeel en vervloekingen, maar jullie moeten allemaal weten dat alles wat ik jullie heb geschonken – of het nu oordelen of tuchtigingen zijn – de beste gaven zijn die ik jullie kan schenken, en het zijn allemaal dingen die jullie dringend nodig hebben.

uit ‘Je karakter is zo laag-bij-de-gronds!’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 343

Ik heb een enorme hoeveelheid werk op aarde verricht en ik heb vele jaren onder de mensheid rondgelopen, maar toch kennen mensen zelden mijn beeld en mijn gezindheid en kunnen maar weinig mensen het werk dat ik doe volledig uitleggen. Er ontbreken zoveel dingen bij mensen, ze hebben nooit begrip voor wat ik doe en altijd is hun hart waakzaam alsof ze intens bang zijn dat ik hun situatie zal veranderen en niet meer op hen zal letten. De houding van de mensen ten opzichte van mij is dus altijd lauw en gaat samen met een forse dosis voorzichtigheid. Dit komt omdat de mensen in het heden zijn aangekomen zonder dat ze het werk dat ik doe begrijpen, en ze zijn met name verbijsterd over de woorden die ik tot hen richt. Ze houden mijn woorden in hun handen, ze weten niet of ze zich moeten overgeven aan een onwrikbaar geloof erin of dat ze moeten kiezen voor besluiteloosheid en ze maar vergeten. Ze weten niet of ze de woorden in praktijk moeten brengen of afwachten, of ze alles aan de kant moeten zetten en dapper moeten volgen, of de vriendschap met de wereld moeten blijven volhouden zoals voorheen. De innerlijke werelden van de mensen zijn zo gecompliceerd en de mensen zijn zo sluw. Omdat mensen mijn woorden niet duidelijk of volledig kunnen zien, vinden velen van hen het moeilijk ze in praktijk te brengen en hebben ze moeite om hun hart voor mij te leggen. Ik begrijp jullie moeilijkheden heel goed. Veel zwakten zijn onvermijdelijk als je in het vlees leeft en veel objectieve factoren zorgen voor problemen bij jullie. Jullie geven je gezin te eten, brengen je dagen door met hard werken en de maanden en jaren gaan in lijden voorbij. Er zijn veel moeilijkheden als je in het vlees leeft – ik ontken dit niet – en natuurlijk worden mijn eisen aan jullie afgestemd op jullie moeilijkheden. De eisen bij het werk dat ik doe zijn allemaal gebaseerd op jullie werkelijke gestalte. Misschien waren in het verleden de eisen die mensen in hun werk aan jullie stelden vermengd met elementen van buitensporigheid, maar jullie moeten weten dat ik nooit buitensporige eisen aan jullie heb gesteld als ik iets zeg en doe. Alle eisen zijn gebaseerd op de natuur van de mensen, hun vlees, en wat ze nodig hebben. Jullie moeten weten, en ik kan het heel duidelijk tegen jullie zeggen, dat ik niet tegen bepaalde redelijke denkwijzen van mensen ben, en dat ik niet gekant ben tegen de inherente natuur van de mensheid. Alleen omdat mensen niet begrijpen wat de normen eigenlijk wel zijn die ik hun heb gesteld en ook de oorspronkelijke betekenis van mijn woorden niet begrijpen, hebben de mensen tot nu toe getwijfeld aan mijn woorden, en gelooft minder dan de helft van de mensen in mijn woorden. De rest zijn ongelovigen. En nog meer mensen willen me graag ‘verhalen horen vertellen’. Bovendien zijn er velen die genieten van de vertoning. Ik waarschuw jullie: veel van mijn woorden zijn al opengesteld voor degenen die in mij geloven en degenen die genieten van het prachtige uitzicht op het koninkrijk, maar door de poort zijn buitengesloten, zijn al door mij geëlimineerd. Zijn jullie niet gewoon het kaf, verafschuwd en afgewezen door mij? Hoe kon je me zien vertrekken en dan blij zijn met mijn terugkeer? Ik zeg jullie, nadat de mensen van Ninevé de kwade woorden van Jehova hadden gehoord, zaten ze onmiddellijk berouwvol in zak en as. Ze waren vol angst en vrees omdat ze Zijn woorden geloofden en dus zaten ze berouwvol in zak en as. Wat betreft de mensen van vandaag, hoewel jullie ook mijn woorden geloven en, sterker nog, geloven dat Jehova vandaag de dag weer onder jullie is gekomen, is jullie houding slechts oneerbiedig, alsof jullie alleen naar de Jezus kijken die duizenden jaren geleden in Judea is geboren en die nu in jullie midden is neergedaald. Ik begrijp de bedrieglijkheid die in jullie harten bestaat zeer goed: de meesten van jullie volgen mij uit nieuwsgierigheid en zijn mij gaan zoeken uit de leegte. Wanneer jullie derde wens verbrijzeld is – jullie wens voor een vredig en gelukkig leven – verdwijnt jullie nieuwsgierigheid ook. De bedrieglijkheid die in elk van jullie harten bestaat, komt aan het licht door jullie woorden en daden. Om het recht voor zijn raap te zeggen, jullie zijn gewoon nieuwsgierig naar mij, maar jullie vrezen mij niet. Jullie letten niet op je taal en nog minder oefenen jullie terughoudendheid uit in je gedrag. Wat voor geloof hebben jullie dan eigenlijk? Is dat echt? Jullie gebruiken gewoon mijn woorden om je zorgen te verdrijven en je verveling te verlichten, om de resterende lege plekken in jullie leven op te vullen. Wie van jullie heeft mijn woorden in praktijk gebracht? Wie heeft er oprecht geloof? Jullie blijven roepen dat God een God is die diep in de harten van de mensen ziet, maar hoe is de God waarover jullie roepen in jullie hart met mij verenigbaar? Aangezien jullie zo roepen, waarom gedragen jullie je dan zo? Zou het kunnen dat dit de liefde is waarmee jullie me willen terugbetalen? Er is heel wat toewijding op jullie lippen, maar waar zijn jullie offers en jullie goede daden? Als jullie woorden mijn oren niet hadden bereikt, hoe kon ik jullie dan zo haten? Als jullie echt in mij geloofden, hoe konden jullie dan in zo’n ellende terechtkomen? Jullie hebben een neerslachtige blik op jullie gezicht alsof jullie in de Hades terecht staan. Jullie hebben nog geen greintje vitaliteit, en jullie praten zwakjes over jullie innerlijke stem. Jullie zitten zelfs vol met klachten en vloeken. Jullie hebben lang geleden het geloof in wat ik doe verloren en zelfs jullie oorspronkelijke geloof is verdwenen, dus hoe kunnen jullie ooit tot het einde volgen? Aangezien dit zo is, hoe kunnen jullie dan gered worden?

uit ‘Woorden voor jong en oud’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 344

Hoewel mijn werk zeer nuttig is voor jullie, zijn mijn woorden altijd voor jullie verloren gegaan en hebben niets in jullie teweeggebracht. Het is moeilijk voor mij voorwerpen te vinden die ik kan vervolmaken en nu ben ik mijn hoop voor jullie bijna kwijt. Ik heb verschillende jaren onder jullie gezocht, maar het is moeilijk om iemand te vinden die mijn vertrouweling kan zijn. Ik heb het gevoel dat ik er geen vertrouwen meer in heb om in jullie te blijven werken en geen liefde meer om van jullie te blijven houden. Dit komt omdat ik lang geleden ben gaan walgen van jullie ‘prestaties’, minuscuul en zielig als ze zijn. Het lijkt alsof ik nooit onder jullie heb gesproken en nooit in jullie heb gewerkt. Jullie prestaties zijn zo misselijkmakend. Jullie roepen altijd ondergang en schaamte over jezelf af en jullie zijn nauwelijks van waarde. Ik kan nauwelijks gelijkenis met een mens in jullie vinden, noch het spoor van een mens ruiken. Waar is jullie verse spoor? Waar is de prijs die jullie vele jaren lang hebben betaald en waar zijn de resultaten? Hebben jullie er nooit enige gevonden? Mijn werk kent nu een nieuw begin, een nieuwe start. Ik ga grootse plannen uitvoeren en ik wil nog grootser werk volbrengen, maar toch zwelgen jullie nog steeds in de modder zoals voorheen, leven jullie in de smerige wateren van het verleden, en zijn jullie er praktisch niet in geslaagd om je te bevrijden uit jullie oorspronkelijke benarde situatie. Daarom hebben jullie nog steeds niets uit mijn woorden weten te halen. Jullie hebben je nog steeds niet bevrijd van jullie oorspronkelijke plek in de modder en het vuile water, en jullie kennen alleen mijn woorden, maar in feite zijn jullie het rijk van de vrijheid van mijn woorden niet binnengegaan, dus hebben mijn woorden zich nooit voor jullie geopend. Ze zijn als een boek der profetieën dat al duizenden jaren verzegeld is. Ik verschijn voor jullie in jullie leven, maar jullie zijn je daar nooit van bewust. Jullie herkennen me niet eens. Bijna de helft van de woorden die ik zeg is om over jullie te oordelen en bereikt slechts de helft van het effect dat zou moeten, namelijk om grote vrees in jullie op te wekken. De overige helft bestaat uit woorden om jullie te leren over het leven en hoe jullie je moeten gedragen. Het lijkt er echter op dat deze woorden wat jullie betreft niet eens bestaan, of dat jullie luisteren naar de woorden van kinderen, woorden waar jullie altijd besmuikt om glimlachen, maar nooit naar handelen. Jullie hebben je nooit met deze dingen beziggehouden, het is altijd in de eerste plaats uit nieuwsgierigheid geweest dat jullie mijn handelingen hebben bekeken, met als gevolg dat jullie nu in de duisternis zijn terecht gekomen en het licht niet kunnen zien. Daarom huilen jullie jammerlijk in het donker. Wat ik wil is jullie gehoorzaamheid, jullie onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, en, sterker nog, ik eis dat jullie volledig zeker zijn van alles wat ik zeg. Jullie mogen geen houding van verwaarlozing aannemen en al helemaal niet selectief omgaan met de dingen die ik zeg, noch onverschillig staan tegenover mijn woorden en mijn werk, zoals jullie dat zo vaak doen. Mijn werk is gedaan in jullie midden en ik heb jullie veel van mijn woorden geschonken, maar als jullie mij op deze manier behandelen, kan ik alleen aan heidense families weggeven wat jullie niet hebben gewonnen en niet in praktijk hebben gebracht. Wie van alle schepselen wordt niet door mij in mijn handen gehouden? De meesten onder jullie zijn van een ‘rijpe leeftijd’ en jullie hebben de energie niet om dit soort werk dat ik heb te aanvaarden. Jullie zijn als een Hanhao-vogel,[a] jullie doen nauwelijks voldoende moeite, en jullie hebben mijn woorden nooit serieus genomen. De jongeren zijn bijzonder ijdel en al te toegeeflijk en besteden nog minder aandacht aan mijn werk. Ze hebben geen interesse om zich te tegoed te doen aan de lekkernijen van mijn banket, ze zijn als een vogeltje dat uit zijn kooi is gevlogen om zich naar ver weg te wagen. Hoe kunnen zulke jonge en oude mensen nuttig zijn voor mij?

uit ‘Woorden voor jong en oud’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Voetnoot:

a. Het verhaal van de Hanhao-vogel lijkt sterk op de fabel van de krekel en de mier van Aesopus. De Hanhao-vogel slaapt liever dan dat hij een nest bouwt terwijl het warm weer is, ondanks herhaalde waarschuwingen van zijn buurman, een ekster. Wanneer de winter aanbreekt, vriest de vogel dood.


Dagelijkse woorden van God Fragment 345

Hoewel jullie jongeren allemaal als jonge leeuwen zijn, hebben jullie zelden de ware weg in je hart. Jullie jeugd geeft jullie geen recht op meer van mijn werk, integendeel, jullie roepen steeds mijn walging op. Hoewel jullie jong zijn, ontbreekt het jullie aan vitaliteit of ambitie en zijn jullie altijd vrijblijvend over jullie toekomst. Het lijkt alsof jullie onverschillig zijn en piekeren. Men zou kunnen zeggen dat de vitaliteit, de idealen en de standpunten die bij jongeren zouden moeten worden aangetroffen, absoluut niet in jullie te vinden zijn. Jullie, dit soort jongeren, zijn zonder standpunten en hebben geen vermogen om onderscheid te maken tussen recht en onrecht, goed en kwaad, schoonheid en lelijkheid. Het is onmogelijk om elementen in jullie te vinden die fris zijn. Jullie zijn bijna helemaal ouderwets, en jullie, dit soort jongeren, hebben ook geleerd om de menigte te volgen, om irrationeel te zijn. Jullie kunnen nooit duidelijk onderscheid maken tussen goed en kwaad, jullie zien geen verschil tussen waar en onwaar, jullie kunnen nooit streven naar voortreffelijkheid en jullie kunnen ook niet uitmaken wat goed en wat verkeerd is, wat waarheid en wat hypocrisie is. Er hangt een zwaardere en sterkere stank van religie om jullie heen dan bij ouderen. Jullie zijn zelfs arrogant en onredelijk, jullie wedijveren onderling en jullie voorliefde voor agressie is erg sterk – hoe zou dit soort jongere de waarheid kunnen bezitten? Hoe kan iemand die geen standpunt kan innemen ergens van getuigen? Hoe kan iemand die geen onderscheid kan maken tussen goed en kwaad een jongere worden genoemd? Hoe kan iemand die de vitaliteit, energie, frisheid, kalmte en stabiliteit van een jongere mist een volgeling van mij worden genoemd? Hoe kan iemand die geen waarheid heeft, geen gevoel voor rechtvaardigheid, maar die graag speelt en vecht, het waard zijn om mijn getuige te zijn? Jonge mensen zouden geen ogen vol bedrog en vooroordelen jegens anderen moeten hebben, en ze zouden geen destructieve, afschuwelijke daden moeten verrichten. Ze zouden niet zonder idealen, ambities en een enthousiast verlangen om zichzelf te verbeteren moeten zijn; ze zouden niet ontmoedigd moeten zijn over hun vooruitzichten, en ze zouden ook de hoop op het leven of het vertrouwen in de toekomst niet moeten verliezen. Ze zouden het doorzettingsvermogen moeten hebben om door te gaan op de weg van de waarheid die ze nu hebben gekozen: hun wens te realiseren om hun hele leven aan mij te besteden. Ze zouden niet zonder de waarheid moeten zijn, en evenmin zouden ze hypocrisie en onrechtvaardigheid moeten koesteren. Ze zouden standvastig de juiste houding moeten innemen. Ze zouden niet maar voort moeten kabbelen, maar de geestdrift moeten hebben om offers te brengen en te strijden voor gerechtigheid en waarheid. Jonge mensen zouden de moed moeten hebben om niet toe te geven aan onderdrukking door de duistere machten en om de betekenis van hun bestaan te veranderen. Jonge mensen zouden zich niet moeten neerleggen bij tegenslag, maar open en eerlijk moeten zijn, in de geest van vergeving voor hun broeders en zusters. Dit zijn natuurlijk mijn eisen aan iedereen, en het is mijn advies aan iedereen. Maar meer nog zijn dit mijn kalmerende woorden voor alle jongeren. Jullie zouden volgens mijn woorden moeten oefenen. Vooral zouden jongeren vastberaden moeten zijn om kwesties met onderscheidingsvermogen te benaderen, en om gerechtigheid en de waarheid te zoeken. Jullie moeten al het goeds en moois nastreven en de realiteit van alle positieve dingen verkrijgen. Jullie zouden verantwoordelijk moeten zijn voor jullie leven en het niet licht opvatten. Mensen komen op aarde en slechts zelden ontmoeten ze mij. Ook hebben ze maar zelden de kans de waarheid te zoeken of te verkrijgen. Waarom zouden jullie deze geweldige tijd niet waarderen als het juiste pad om in dit leven naar te streven? En waarom staan jullie altijd zo afwijzend tegenover de waarheid en gerechtigheid? Waarom vertrappen en ruïneren jullie jezelf altijd voor die ongerechtigheid en vuilheid die met mensen speelt? En waarom gedragen jullie je als die ouderen die zich bezighouden met wat de onrechtvaardigen doen? Waarom imiteren jullie de oude manieren van oude dingen? Jullie leven zou vol van rechtvaardigheid, waarheid en heiligheid moeten zijn, jullie leven zou niet zo verloederd moeten zijn op zo’n jonge leeftijd, waardoor je in de Hades terechtkomt. Hebben jullie niet het gevoel dat dit vreselijk ongelukkig zou zijn? Hebben jullie niet het gevoel dat dit vreselijk onrechtvaardig zou zijn?

uit ‘Woorden voor jong en oud’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 346

Als zoveel werk en zoveel woorden, geen effect op je hebben gehad, dan zul je niet in staat zijn om je plicht uit te voeren wanneer de tijd komt om het werk van God te verspreiden en zul je beschaamd en vernederd worden. Op dat moment zul je voelen dat je God zo veel verschuldigd bent, dat je kennis van God zo oppervlakkig is. Als je heden de kennis van God niet najaagt, terwijl Hij werkt, dan zal het later te laat zijn. Uiteindelijk zul je geen kennis hebben om over te spreken – je zult leeg worden achtergelaten, met niets. Wat wil je dan gebruiken om verantwoording af te leggen aan God? Heb je het lef om naar God te kijken? Je zou nu hard moeten werken in je navolging, zodat je uiteindelijk, net als Petrus, weet hoe goed Gods tuchtiging en oordeel voor de mens zijn en dat de mens zonder Zijn tuchtiging en oordeel niet kan worden gered en alleen dieper kan zinken in dit besmeurde land, steeds dieper in de brij. Mensen zijn verdorven door Satan, hebben elkaar geïntrigeerd en zijn hardvochtig over elkaar heen gegaan, zijn hun eerbied voor God kwijt en hun ongehoorzaamheid is te groot, ze hebben te veel opvattingen en ze behoren allemaal toe aan Satan. Zonder de tuchtiging en het oordeel van God kon de verdorven gezindheid van de mens niet worden gereinigd en kon hij niet gered worden. Wat uitgedrukt wordt door het werk van de vleesgeworden God in het vlees, is precies datgene wat door de Geest tot uitdrukking wordt gebracht en het werk dat Hij doet, wordt uitgevoerd overeenkomstig hetgeen gedaan is door de Geest. Als je heden geen kennis hebt van dit werk, dan ben je zo dwaas en heb je zoveel verloren! Als je Gods redding niet hebt bereikt, dan is je geloof religieus geloof en ben je een christen van religie. Omdat je de dode leer vasthoudt, ben je het nieuwe werk van de Heilige Geest kwijtgeraakt; anderen, die een liefde voor God nastreven, zijn in staat om de waarheid en het leven te verwerven, terwijl jouw geloof niet in staat is om Gods goedkeuring te verkrijgen. In plaats daarvan ben je een boosdoener geworden, iemand die verderfelijk en haatdragend handelt, je bent het mikpunt geworden van Satans grappen en een gevangene van Satan. God moet niet door de mens worden geloofd, maar door hem worden liefgehad en door hem worden nagevolgd en aanbeden. Als je vandaag niet navolgt, zal de dag komen dat je zegt: “Waarom heb ik God toen niet goed gevolgd en Hem niet op de juiste manier tevredengesteld en geen veranderingen in mijn levensgezindheid nagestreefd? Hoe spijt het me dat ik me destijds niet aan God heb kunnen onderwerpen en niet de kennis van Gods woord nastreefde. God zei zoveel toen; hoe kon ik niet hebben nagevolgd? Ik was zo stom!” Je zult jezelf op een bepaald punt haten. Vandaag geloof je de woorden die ik zeg niet en besteed je er geen aandacht aan; wanneer de dag komt dat dit werk zich verspreidt en je het geheel ziet, zul je er spijt van hebben en op dat moment zul je verbluft zijn. Er zijn zegeningen, maar je weet niet hoe ervan te genieten en er is de waarheid, maar je volgt het niet na. Breng je geen minachting over jezelf? Vandaag, hoewel de volgende stap van Gods werk nog moet beginnen, is er niets uitzonderlijks aan de eisen die aan je worden gesteld en aan wat je wordt gevraagd om na te leven. Er is zoveel werk en er zijn zoveel waarheden; zijn ze het niet waard om door jou gekend te worden? Zijn Gods tuchtiging en oordeel niet in staat om je geest te doen ontwaken? Zijn Gods tuchtiging en oordeel niet in staat om jezelf te doen haten? Ben je tevreden om onder de invloed van Satan te leven, met vrede en vreugde en een beetje vleselijke troost? Ben jij niet de minste van alle mensen? Niemand is dwazer dan degenen die de zaligheid hebben aanschouwd, maar niet streven om het te verkrijgen; dit zijn mensen die zich vergapen aan het vlees en genieten van Satan. Je hoopt dat je geloof in God geen uitdagingen of beproevingen met zich meebrengt, of de minste ontbering. Je streeft altijd die dingen na die waardeloos zijn en je hecht geen waarde aan het leven, in plaats daarvan plaats je je eigen extravagante gedachten voor de waarheid. Je bent zo waardeloos! Je leeft als een varken, wat voor verschil is er tussen jou en varkens en honden? Zijn zij die niet de waarheid nastreven en in plaats daarvan van het vlees houden, niet allemaal dieren? Zijn die doden zonder geesten niet allemaal wandelende lijken? Hoeveel woorden zijn er onder jullie gesproken? Is er maar een klein beetje werk gedaan onder jullie? Hoeveel heb ik aan jullie geleverd? En waarom heb je het niet verkregen? Waarover moet je klagen? Is het niet zo dat je niets hebt gekregen omdat je te verliefd bent op het vlees? En komt het niet omdat je gedachten te extravagant zijn? Is het niet omdat je te stom bent? Als je niet in staat bent om deze zegeningen te verkrijgen, kun je dan God de schuld geven omdat Hij je niet heeft gered? Wat je nastreeft is, om vrede te krijgen na in God te geloven, voor je kinderen om vrij te zijn van ziekte, voor je echtgenoot om een goede baan te hebben, voor je zoon om een goede vrouw te vinden, voor je dochter om een fatsoenlijke echtgenoot te vinden, voor je ossen en paarden om het land goed te ploegen, voor een jaar van goed weer voor je gewassen. Dat is wat je zoekt. Jouw streven is alleen om comfortabel te leven, dat er geen ongelukken met je familie gebeuren, dat de wind aan je voorbij trekt, dat je gezicht onaangetast door gruis blijft, dat de gewassen van je familie niet worden overstroomd, dat je niet wordt beïnvloed door rampspoed, om te leven in Gods omhelzing, om te leven in een gezellig nest. Een lafaard zoals jij, die altijd het vlees nastreeft – heb je een hart, heb je een geest? Ben je geen beest? Ik toon je de ware weg zonder iets terug te vragen, maar je streeft het niet na. Ben jij een van degenen die in God geloven? Ik schenk het echte mensenleven aan jou, maar je streeft het niet na. Ben jij niet anders dan een varken of een hond? Varkens streven niet naar het leven van de mens, ze streven er niet naar om gereinigd te worden en ze begrijpen niet wat het leven is. Elke dag slapen ze gewoon na gegeten te hebben. Ik heb je de ware weg getoond, maar je hebt het niet bereikt; je staat met lege handen. Ben je bereid om door te gaan in dit leven, het leven van een varken? Wat is de betekenis van zulke mensen die in leven zijn? Je leven is verachtelijk en onedel, je leeft te midden van vuiligheid en losbandigheid en je streeft geen enkel doel na; is jouw leven niet het meest onedele van allemaal? Heb je het lef om naar God te kijken? Als je op deze manier blijft ervaren, zul je dan niet niets verwerven? De ware weg is aan je getoond, maar of je het uiteindelijk wel of niet kunt bereiken hangt af van je eigen persoonlijke streven.

uit ‘De ervaringen van Petrus: zijn kennis van tuchtiging en oordeel’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 347

Jullie vlees, jullie buitensporige verlangens, jullie hebzucht en jullie lust zijn te diep geworteld. Jullie harten worden zo constant door die dingen beheerst, dat jullie geen schijn van kans hebben om het juk van die feodale en verdorven gedachten af te schudden. Jullie smachten er niet naar om jullie huidige situatie te veranderen of de invloed van duisternis te ontvluchten. Jullie zijn gewoon gebonden door die dingen. Zelfs als jullie weten dat een dergelijk leven te pijnlijk is en een dergelijke wereld te duister, heeft werkelijk niemand van jullie de moed om zo’n leven te veranderen. Jullie willen alleen ontsnappen aan dit soort echt leven, jullie zielen aan het vagevuur onttrekken en in een vredige, gelukkige, hemelse omgeving vertoeven. Jullie zijn niet bereid om moeilijkheden te doorstaan om jullie huidige leven te veranderen. Evenmin zijn jullie bereid om in dit oordeel en deze tuchtiging te zoeken naar het leven dat jullie zouden moeten binnengaan. Liever koesteren jullie volkomen onrealistische dromen over die prachtige wereld voorbij het vlees. Het leven waar jullie naar verlangen, kan moeiteloos worden verkregen zonder enige pijn te verduren. Dat is volslagen onrealistisch! Want jullie hopen niet op een zinvol leven en op het verkrijgen van de waarheid in de loop van dat leven, oftewel jullie hopen niet voor de waarheid te leven en te staan voor gerechtigheid. Dat beschouwen jullie niet als een stralend, flitsend leven. In jullie ogen zou het beleven van een dergelijk leven als een onrechtvaardigheid aanvoelen! Met een dergelijk leven zouden jullie jezelf in jullie ogen echt tekortdoen! Ook al accepteren jullie deze tuchtiging nu, jullie streven niet naar de waarheid en proberen niet heden naar de waarheid te leven, maar willen later een gelukkig leven voorbij het vlees. Jullie zoeken niet naar de waarheid, staan niet pal voor de waarheid en leven al helemaal niet voor de waarheid. Jullie streven vandaag niet naar intreding, maar in plaats daarvan denken steeds aan “die ene dag” waarbij jullie naar de blauwe lucht kijken, bittere tranen vergieten en verwachten dat jullie op een dag in de hemel worden opgenomen. Weten jullie niet dat dergelijke gedachten alleen al van weinig realiteitszin getuigen? Jullie blijven maar denken dat de Heiland, die oneindig mild en barmhartig is, je ongetwijfeld op een dag tot Hem zal komen nemen, jij die moeilijkheden en leed in deze wereld hebt ondervonden, en dat Hij jou, een onderdrukt slachtoffer, ongetwijfeld zal wreken. Ben je niet vol zonde? Ben je de enige die in deze wereld heeft geleden? Je bent zelf onder het domein van Satan gekomen en hebt geleden. Moet God je echt nog steeds wreken? Zij die niet aan Gods eisen kunnen voldoen – zijn zij niet allemaal Gods vijanden? Zij die niet in de vleesgeworden God geloven – zijn zij niet de antichrist? Wat heb je aan je goede daden? Kunnen die de plaats innemen van een hart dat God aanbidt? Je kunt Gods zegen niet verkrijgen door simpelweg een paar goede daden te verrichten. God zal ook niet het onrecht tegen jou wreken alleen maar omdat je slachtoffer en onderdrukt bent geweest. Zij die in God geloven en God desondanks niet kennen, maar die wel goede daden verrichten – worden zij ook niet allemaal getuchtigd? In God geloven is het enige wat je doet, je wilt alleen dat God het onrecht tegen jou rechtzet en wreekt. Je wilt ook dat God je een ontsnappingsroute uit je ellende biedt. Maar je weigert aandacht te schenken aan de waarheid. Je dorst er ook niet naar om naar de waarheid te leven, laat staan dat je in staat zou zijn om aan dit zware, ledige leven te ontsnappen. Nee, je leidt je leven in het vlees en je zondige leven, terwijl je verwachtingsvol naar God opziet om je grieven recht te zetten en de mist van je bestaan op te helderen. Hoe is dat mogelijk? Als je de waarheid bezit, kun je God volgen. Als je aan naleving doet, kun je een manifestatie van Gods woord zijn. Als je het leven hebt, kun je Gods zegen genieten. Zij die de waarheid bezitten, kunnen Gods zegen genieten. God zal zaken zeker rechtzetten voor degenen die Hem met heel hun hart liefhebben en daarnaast tegenspoed en lijden doorstaan. Dat geldt niet voor mensen die alleen zichzelf liefhebben en ten prooi zijn gevallen aan de misleidingen van Satan. Hoe kan er goedheid zijn in mensen die de waarheid niet liefhebben? Hoe kan iemand rechtvaardig zijn die alleen het vlees liefheeft? Zijn rechtvaardigheid en goedheid niet verbonden met de waarheid? Zijn ze niet voorbehouden aan hen die God met heel hun hart liefhebben? Zij die de waarheid niet liefhebben en slechts een ranzig lijk zijn – zijn zij niet allen kwaadaardig? Wie niet naar de waarheid kunnen leven – zijn zij niet allemaal vijanden van de waarheid? Hoe zit dat met jullie?

uit ‘Alleen de vervolmaakten kunnen een zinvol leven leiden’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 348

Het beheren van de mens is mijn taak en hem door mij te laten overwinnen is zelfs nog meer iets dat werd verordend toen ik de wereld schiep. Mensen zullen misschien niet weten dat ik hen in de laatste dagen volledig zal overwinnen en ze zijn zich misschien ook niet bewust dat het bewijs van mijn overwinning op Satan is om de rebellerenden onder de mensheid te overwinnen. Maar toen mijn vijand de strijd met mij aanging, had ik het al verteld dat ik de overwinnaar zou worden van diegenen die Satan had gevangengenomen en tot zijn kinderen en zijn loyale dienstknechten had gemaakt die waakten over zijn huis. De oorspronkelijke betekenis van overwinnen is om te verslaan, om te onderwerpen aan vernedering. Geformuleerd in de taal van de Israëlieten betekent dit het volledig verslaan, vernietigen en onbekwaam maken voor verder verzet tegen mij. Maar vandaag de dag betekent het, zoals het onder jullie wordt gebruikt, overwinnen. Jullie zouden moeten weten dat het mijn bedoeling is om de kwaadaardige volledig uit te roeien en te verdrijven uit de mensheid, zodat hij niet langer tegen mij kan rebelleren, laat staan de adem heeft om mijn werk te onderbreken of te verstoren. Dus, wat de mens betreft, is het overwinning gaan betekenen. Wat ook de connotaties van de term zijn, mijn werk is om de mensheid te verslaan. Want ook al is het waar dat de mensheid een aanvulling is op mijn management, is de mensheid, om het preciezer te stellen, niets anders dan mijn vijand. De mensheid is de kwaadaardige die mij tegenwerkt en mij ongehoorzaam is. De mensheid is niemand anders dan het nageslacht van de kwaadaardige die door mij is vervloekt. De mensheid is niemand minder dan de afstammeling van de aartsengel die mij verraadde. De mensheid is niets anders dan de erfenis van de duivel die, lang geleden door mij afgewezen, sindsdien mijn onverzoenlijke vijand is. Boven het menselijk ras daalt de lucht neer, duister en somber, zonder een glimp van helderheid, en de menselijke wereld wordt ondergedompeld in donkere duisternis, zodat iemand die erin leeft zelfs zijn uitgestrekte hand niet kan zien voor zijn ogen of de zon wanneer hij zijn hoofd opheft. De weg onder zijn voeten, modderig en vol kuilen, kronkelt bochtig; het hele land is bezaaid met lijken. De donkere hoeken zijn gevuld met de overblijfselen van de doden en in de koele en schaduwrijke hoeken hebben massa’s demonen hun intrek genomen. En overal in de wereld van mensen is het een komen en gaan van hordes demonen. Het nageslacht van alle soorten beesten, bedekt met vuiligheid, is verwikkeld in een veldslag, waarvan het geluid angst in het hart aanjaagt. Waar gaat men dan op zoek naar de gelukzaligheid van het leven, op zulke momenten, in zo’n wereld, zo’n ‘aards paradijs’? Waar zou iemand naartoe gaan om de bestemming van zijn leven te vinden? De mensheid, lang geleden vertrapt onder de voeten van Satan, is vanaf het begin een acteur geweest die het beeld van Satan heeft aangenomen – sterker nog, de belichaming van Satan, die luid en duidelijk als het bewijs dient dat van Satan getuigt. Hoe kan zo’n menselijk ras, zo’n stelletje gedegenereerd uitschot en dergelijke nakomelingen van deze corrupte menselijke familie getuigen van God? Waar komt mijn glorie vandaan? Waar kan iemand beginnen te spreken over mijn getuigenis? Want de vijand, die de mensheid corrupt heeft gemaakt, is tegen mij en heeft de mensheid al genomen – de mensheid die ik lang geleden heb geschapen en die vervuld was met mijn glorie en mijn leven – en heeft hen vervuild. Hij heeft mijn glorie weggenomen, en alles wat de mens doordrenkt heeft is vergif zwaar doorregen met de lelijkheid van Satan, en vruchtensap van de boom van kennis van goed en kwaad. In het begin schiep ik de mensheid, dat wil zeggen, ik schiep Adam de voorouder van de mensheid. Hij was begiftigd met vorm en beeld, bruisend van kracht, bruisend van vitaliteit, en was bovendien in het gezelschap van mijn glorie. Dat was de glorieuze dag toen ik de mens schiep. Daarna werd Eva uit het lichaam van Adam voortgebracht, en zij was ook de voorouder van de mens, en zo werden de mensen die ik schiep vervuld met mijn adem en bruisend van mijn glorie. Adam werd oorspronkelijk geboren uit mijn hand en was de weergave van mijn beeld. Dus de oorspronkelijke betekenis van ‘Adam’ was een door mij geschapen wezen doordrenkt met mijn levensenergie, doordrenkt met mijn glorie, vorm en beeld hebbende, geest en adem hebbende. Hij was het enige geschapen wezen, die een geest bezat, dat in staat was om mij te vertegenwoordigen, om mijn beeld te dragen en mijn adem te ontvangen. In het begin was Eva de tweede mens met adem, wiens schepping ik had ingesteld, dus de oorspronkelijke betekenis van ‘Eva’ was een geschapen wezen dat mijn eer zou voortzetten, vervuld met mijn vitaliteit en verder begiftigd met mijn glorie. Eva kwam uit Adam, dus ook zij droeg mijn beeld, want zij was de tweede mens die naar mijn beeld geschapen werd. De oorspronkelijke betekenis van ‘Eva’ was een levend mens, met geest, vlees en botten, mijn tweede getuigenis evenals mijn tweede beeld onder de mensheid. Zij waren de voorouders van de mensheid, de zuivere en kostbare schat van de mens, en vanaf het begin levende wezens begiftigd met geest. Maar de kwaadaardige nam het nageslacht van de voorouders van de mensheid en vertrapte hen en nam hen gevangen, stortte de menselijke wereld in volledige duisternis en zorgde ervoor dat het nageslacht niet langer in mijn bestaan geloofde. Nog afschuwelijker is dat, terwijl de kwaadaardige de mensen corrumpeert en vertrapt, hij mijn heerlijkheid wreed wegrukt, mijn getuigenis, de vitaliteit die ik aan hen schonk, de adem en het leven dat ik erin blies, al mijn glorie in de menselijke wereld, en al het bloed van het hart dat ik heb besteed aan de mensheid. De mensheid is niet langer in het licht en heeft alles verloren dat ik aan haar heb geschonken, en de glorie die ik heb geschonken opzijgezet. Hoe kan ze erkennen dat ik de Heer ben van alle geschapen wezens? Hoe kan ze blijven geloven in mijn bestaan in de hemel? Hoe kan zij de manifestaties van mijn glorie op aarde ontdekken? Hoe kunnen deze kleinzonen en kleindochters de God aannemen die hun eigen voorouders vereerden als de Heer die hen heeft geschapen? Deze meelijwekkende kleinzonen en kleindochters hebben de glorie, en het beeld, royaal ‘gepresenteerd’ aan de kwaadaardige, evenals de getuigenis die ik aan Adam en Eva schonk, evenals het leven dat ik aan de mensheid schonk en waarvan zij afhankelijk is om te bestaan, en zonder in het geringste bij de aanwezigheid van de kwaadaardige stil te staan, heeft ze al mijn glorie aan hem gegeven. Is dit niet de oorsprong van de benaming ‘uitschot’? Hoe kan zo’n mensheid, kunnen zulke kwade demonen, dergelijke wandelende lijken, zulke beelden van Satan en dergelijke vijanden van mij, vervuld zijn met mijn glorie? Ik zal mijn glorie weer in bezit nemen, mijn getuigenis terugroepen dat bestaat onder de mensen, en alles wat ooit aan mij toebehoorde en dat ik de mensheid lang geleden gaf – ik zal de mensheid volledig overwinnen. Je zou echter moeten weten dat de mensen die ik schiep heilige mensen waren die mijn beeld en mijn glorie droegen. Ze behoorden niet toe aan Satan, noch waren ze onderworpen aan zijn vertrapping, maar waren puur een manifestatie van mij, vrij van het geringste spoor van Satans gif. En dus laat ik de mensheid weten dat ik alleen datgene wil dat is geschapen door mijn hand, de heiligen die ik liefheb en die bij geen enkele andere entiteit horen. Verder zal ik plezier in hen hebben en hen beschouwen als mijn glorie. Maar wat ik wil is niet de mensheid die gecorrumpeerd is door Satan, die vandaag de dag aan Satan toebehoort, en die niet langer mijn oorspronkelijke schepping is. Omdat ik van plan ben mijn glorie die bestaat in de menselijke wereld terug te nemen, zal ik een volledige overwinning behalen over de overblijvende overlevenden onder de mensheid, als bewijs van mijn glorie aangaande het verslaan van Satan. Ik neem alleen mijn getuigenis als een kristallisatie van mijzelf, als het object van mijn plezier. Dit is mijn wil.

uit ‘Wat het betekent om een echt persoon te zijn’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 349

De mensheid heeft zich door tienduizenden jaren geschiedenis heen ontwikkeld om te komen tot waar ze nu is. De mensheid van mijn oorspronkelijke schepping is echter al lang geleden in verval geraakt. Ze is al opgehouden te zijn wat ik wil, en zo verdient de mensheid, zoals ze in mijn ogen verschijnt, niet langer de naam van de mensheid. Ze is eerder het uitschot van de mensheid dat Satan gevangen heeft genomen, de rotte wandelende lijken waar Satan in leeft en waarmee hij gekleed is. Mensen geloven niet het kleinste beetje in mijn bestaan, noch verwelkomen ze mijn komst. De mensheid reageert slechts met tegenzin op mijn verzoeken, gaat tijdelijk op ze in en deelt niet oprecht met mij de vreugde en het verdriet in het leven. Omdat mensen mij als ondoorgrondelijk zien, doen ze met tegenzin alsof ze naar me glimlachen, nemen een houding aan van aanschurken tegen wie aan de macht is. Dit komt omdat mensen geen kennis hebben van mijn werk en nog minder van mijn wil in deze tijd. Ik zal eerlijk tegen jullie zijn: wanneer de dag komt, zal het leed van iemand die mij aanbidt gemakkelijker te dragen zijn dan dat van jullie. De mate van jullie geloof in mij is in werkelijkheid niet groter dan dat van Job – zelfs het geloof van de Joodse farizeeën overtreft jullie – en dus, als de dag van het vuur neerdaalt, zal jullie lijden ernstiger zijn dan dat van de farizeeën toen ze berispt werden door Jezus, dan dat van de tweehonderdvijftig leiders die tegen Mozes waren, en dan dat van Sodom onder de verschroeiende vlammen van zijn vernietiging. Toen Mozes de rots sloeg, en het water dat door Jehova werd geschonken opsprong, was het vanwege zijn geloof. Toen David de lier speelde ter ere van mij, Jehova – met zijn hart vervuld van vreugde – kwam het vanwege zijn geloof. Toen Job zijn vee verloor dat de bergen vulde en onnoemelijke massa’s rijkdom, en zijn lichaam werd bedekt met zere steenpuisten, was het vanwege zijn geloof. Toen hij de stem van mij, Jehova, kon horen en de glorie van mij, Jehova, zag, was het vanwege zijn geloof. Dat Petrus Jezus Christus kon volgen, was door zijn geloof. Dat hij vanwege mijn wil aan het kruis genageld kon worden en een glorieuze getuigenis kon geven, was ook door zijn geloof. Toen Johannes het glorieuze beeld van de Mensenzoon zag, was het door zijn geloof. Toen hij het visioen van de laatste dagen zag, was het des te meer door zijn geloof. De reden waarom de zogenaamde menigten van de heidense naties mijn openbaring hebben verkregen, en kwamen te weten dat ik in het vlees ben teruggekeerd om mijn werk onder de mensen te doen, is ook vanwege hun geloof. Allen die door mijn harde woorden zijn geslagen en daar toch troost door hebben verkregen en gered zijn – hebben zij dit niet verkregen vanwege hun geloof? Zijn degenen die in mij geloven maar die nog steeds ontberingen ondergaan, niet ook door de wereld afgewezen? Zijn degenen die buiten mijn woord leven, op de vlucht voor het lijden van beproeving, niet allemaal aan het zwerven door de wereld? Ze lijken op herfstbladeren die hier en daar fladderen, zonder rustplaats, laat staan mijn woorden van troost. Hoewel mijn tuchtiging en raffinage hen niet volgen, zijn het dan geen bedelaars die van plaats naar plaats rondzwerven, dwalend door de straten buiten het koninkrijk der hemelen? Is de wereld echt jouw plek van rust? Kun je echt, door mijn tuchtiging te vermijden, de flauwste glimlach van voldoening van de wereld krijgen? Kun je echt je vluchtig genot gebruiken om de leegte in je hart te bedekken die niet verborgen kan worden? Je kunt iedereen in jouw familie voor de gek houden, maar je kunt mij nooit voor de gek houden. Omdat jouw geloof te gering is, ben je tot op de dag van vandaag nog steeds machteloos om iets van de geneugten te vinden die het leven te bieden heeft. Ik dring er bij je op aan: het is beter om de helft van je leven om mijnentwil oprecht door te brengen dan je gehele leven in middelmatigheid en druk werkend voor het vlees, al het leed verdurend dat een mens nauwelijks kan verdragen. Welk doel dient het om jezelf zo te koesteren en te vluchten voor mijn tuchtiging? Welk doel dient het om jezelf te verbergen voor mijn tijdelijke tuchtiging alleen om een eeuwigheid van schaamte te oogsten, een eeuwigheid van tuchtiging? In feite buig ik iemand niet naar mijn wil. Als iemand echt bereid is om zich aan al mijn plannen te onderwerpen, zou ik hem niet slecht behandelen. Maar ik eis dat alle mensen in mij geloven, net zoals Job in mij, Jehova, geloofde. Als jullie geloof dat van Thomas overschrijdt, zal jullie geloof mijn aanbeveling verkrijgen, vanwege jullie loyaliteit zullen jullie mijn gelukzaligheid vinden, en jullie zullen zeker mijn glorie vinden in jullie dagen. Echter, mensen die in de wereld geloven en in de duivel geloven, hebben hun harten verhard, net als de massa’s van de stad Sodom, met korrels van verwaaid zand in hun ogen en offers van de duivel in hun mond, wiens verwarde gedachten al lang geleden bezeten zijn door de kwaadaardige die de wereld heeft toegeëigend. Hun gedachten zijn bijna volledig in de ban van de duivel uit de oudheid. En zo is het geloof van de mensheid met de wind meegegaan en is ze zelfs niet in staat om kennis te nemen van mijn werk. Het enige wat ze kan doen is een zwakke poging ondernemen om te doorstaan of om heel ruwweg te analyseren, omdat ze al lang bezet is door Satans vergif.

uit ‘Wat het betekent om een echt persoon te zijn’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 350

Ik zal de mensheid overwinnen omdat de mensen eens door mij zijn geschapen en bovendien genoten hebben van alle overvloedige aspecten van mijn schepping. Maar mensen hebben mij ook afgewezen, en hun harten zijn buiten mij, en zij zien mij als een last in hun bestaan, zelfs tot het punt waarop ze mij echt hebben gezien, verwerpen ze mij nog steeds, en tegen hun hersens nadenkend over alle mogelijke manieren om me te verslaan. Mensen staan mij niet toe om hen serieus te behandelen of strenge eisen aan hen te stellen, noch staan ze mij toe hun ongerechtigheid te oordelen of te tuchtigen. Verre van dit interessant vinden, zijn ze geïrriteerd. En dus is het mijn werk om de mensheid te nemen die eet, drinkt en zwelgt in mij, maar mij niet kent, en haar te verslaan. Ik zal de mensheid ontwapenen en dan, mijn engelen nemend, mijn glorie nemend, zal ik terugkeren naar mijn woonplaats. Want wat mensen hebben gedaan heeft mijn hart volledig gebroken en heeft mijn werk lang geleden in stukken gebroken. Ik ben van plan om de glorie terug te nemen die de kwaadaardige heeft weggenomen voordat ik vrolijk wegloop, de mensheid hun leven laat voortzetten, laat doorgaan met ‘leven en werken in vrede en tevredenheid’, laat doorgaan met ‘het cultiveren van hun eigen velden’ en ik zal mij niet langer mengen in hun leven. Maar nu ben ik van plan om mijn glorie volledig terug te nemen uit de hand van de kwaadaardige, de gehele glorie terug te halen die ik bij de schepping van de wereld aan de mensheid heb geschonken en deze nooit meer aan het menselijke ras op aarde te schenken. Want mensen hebben niet alleen gefaald in het behouden van mijn glorie, maar hebben het in plaats daarvan vervangen door het beeld van Satan. Mensen koesteren mijn komst niet, noch prijzen ze de dag van mijn glorie. Ze zijn niet verheugd op het ontvangen van mijn tuchtiging, en nog minder zijn ze bereid mijn glorie aan mij terug te geven. Noch zijn ze bereid om het gif van de kwaadaardige uit te werpen. De mensheid bedriegt mij nog voortdurend op dezelfde oude manier, nog steeds breeduit lachend en blije gezichten dragend op dezelfde oude manier. Ze is zich niet bewust van de diepten van de duisternis die zullen neerdalen over de mensheid nadat mijn glorie haar verlaat, en in het bijzonder onwetend over het feit dat wanneer mijn dag komt voor de hele mensheid, ze een nog moeilijkere tijd tegemoet zal gaan dan de mensen in de tijd van Noach. Want zij weet niet hoe duister Israël werd toen mijn glorie ervan wegging, want de mens vergeet bij zonsopgang hoe moeilijk de pikdonkere nacht was om doorheen te komen. Wanneer de zon weer onderduikt en de duisternis op de mens neerdaalt, zal hij opnieuw klaagzangen aanheffen en knarsetanden in duisternis. Zijn jullie vergeten, toen mijn glorie wegtrok uit Israël, hoe moeilijk het was voor de mensen om door hun dagen van lijden heen te komen? Dit is de tijd waarin jullie mijn glorie zien en het is ook de tijd dat jullie de dag delen van mijn glorie. De mens zal klaagzangen aanheffen te midden van de duisternis wanneer mijn glorie het vuile land verlaat. Nu is het de dag van glorie wanneer ik mijn werk doe, en het is ook de dag waarop ik de mensheid vrijstel van lijden, want ik zal de tijden van kwelling en verdrukking niet met haar delen. Ik wil alleen de mensheid volledig overwinnen en volledig de kwaadaardige van de mensheid verslaan.

uit ‘Wat het betekent om een echt persoon te zijn’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 351

Ik heb op aarde velen gezocht om mijn volgelingen te zijn. Onder al deze volgelingen zijn er mensen die als priesters dienen, zij die leiding geven, zij die de zonen vormen, zij die het volk vormen, en zij die een dienst bekleden. Ik verdeel ze over deze verschillende categorieën op basis van de loyaliteit die ze aan mij tonen. Wanneer alle mensen naar hun soort zijn ingedeeld, dat wil zeggen, wanneer de natuur van elke soort mens is geopenbaard, dan zal ik elke mens tot zijn rechtmatige soort rekenen en elke soort op zijn passende plaats zetten zodat ik mijn doel van redding van de mensheid zal kunnen realiseren. Om de beurt roep ik groepen van degenen die ik wil redden om terug te keren naar mijn huis, en dan laat ik al deze mensen mijn werk in de laatste dagen accepteren. Tegelijkertijd classificeer ik de mens naar zijn soort, en dan beloon of bestraf ik elk van hen op basis van zijn daden. Dat zijn de stappen die mijn werk omvatten.

Nu woon ik op aarde en leef ik onder de mensen. Alle mensen ervaren mijn werk en beschouwen mijn uitspraken, en daarmee schenk ik alle waarheden aan elk van mijn volgelingen zodat zij het leven van mij kunnen ontvangen en zo een weg kunnen vinden die zij kunnen betreden. Want ik ben God, gever van het leven. Gedurende de vele jaren van mijn werk heeft de mens veel ontvangen en veel opgegeven, maar toch zeg ik nog steeds dat de mens niet echt in mij gelooft. Dit komt omdat de mensen alleen maar met hun lippen erkennen dat ik God ben, maar het niet eens zijn met de waarheid die ik spreek en nog minder de waarheid in de praktijk brengen die ik van hen verlang. Dat wil zeggen, de mens erkent alleen het bestaan ​​van God, maar niet dat van de waarheid; de mens erkent alleen het bestaan ​​van God, maar niet dat van het leven; de mens erkent alleen Gods naam, maar niet Zijn wezen. Vanwege zijn ijver is de mens mij weerzinwekkend geworden. Want de mens gebruikt alleen maar aangenaam klinkende woorden om mij te misleiden, en niemand aanbidt mij met een waarachtig hart. Jullie spraak bevat de verleiding van de slang; voorts is het uiterst hooghartig, een echte proclamatie door de aartsengel. Bovendien zijn jullie daden beschamend afgetakeld en verscheurd; jullie onmatige verlangens en hebzuchtige bedoelingen zijn beledigend voor het oor. Jullie zijn allemaal motten in mijn huis geworden, objecten om met walging weg te gooien. Want geen van jullie zijn liefhebbers van de waarheid, maar eerder mensen die zegeningen begeren, en naar de hemel willen opstijgen, en het prachtige visioen willen zien dat Christus Zijn macht op aarde uitoefent. Maar hebben jullie ooit bedacht hoe iemand als jullie, zo diep verdorven, en die helemaal niet weet wat God is, waardig zouden kunnen zijn om God te volgen? Hoe zouden jullie naar de hemel kunnen opstijgen? Hoe zouden jullie waardig kunnen zijn om de grootsheid, die zonder weerga is in zijn pracht, te zien? Jullie monden zijn gevuld met woorden van bedrog en vuiligheid, van verraad en arrogantie. Nooit hebben jullie woorden van oprechtheid tot mij gesproken, geen heilige woorden, geen woorden van onderwerping aan mij na het ervaren van mijn woord. Hoe ziet jullie geloof er uiteindelijk uit? Jullie harten zijn gevuld met verlangens en rijkdom, jullie gedachten met materiële dingen. Dagelijks berekenen jullie hoe jullie iets van mij kunnen krijgen, hoeveel rijkdom en hoeveel materiële dingen jullie van mij hebben gekregen. Dagelijks verwachten jullie steeds meer zegeningen voor jullie zelf, zodat jullie steeds meer en beter van de dingen waarvan genoten kan worden, kunnen genieten. Datgene waar jullie op elk moment aan denken, ben ik niet, noch is het de waarheid die van mij komt, maar eerder jullie man (vrouw), zonen, dochters, of wat jullie eten en dragen, en hoe jullie genot nog meer kan worden en nog beter. Zelfs als jullie je maag volproppen, zijn jullie dan niet weinig meer dan een lijk? Zelfs als jullie je, uiterlijk, met zulke prachtige kleding opdirken, zijn jullie dan niet nog steeds weinig meer dan een wandelend lijk zonder enig leven? Jullie zwoegen ter wille van jullie maag tot jullie haar grijs kleurt, maar geen van jullie offert één enkele haar voor mijn werk. Jullie zijn constant onderweg, jullie belasten je lichaam en pijnigen je hersens, ter wille van je vlees en je zonen en dochters, maar toch toont geen van jullie enige bezorgdheid of zorg voor mijn wil. Wat hopen jullie nog van me te krijgen?

Ik ben nooit gehaast als ik mijn werk doe. Langs welke weg de mens mij ook volgt, ik doe mijn werk in overeenstemming met elke stap, in overeenstemming met mijn plan. Daarom, ook al rebelleren jullie zo veel tegen mij, stop ik nog steeds niet met mijn werk en blijf ik nog steeds de woorden spreken die ik wil spreken. Ik roep naar mijn huis al diegenen die ik heb voorbestemd om het publiek te zijn voor mijn woord, en plaats dan allen die gehoorzamen en naar mijn woord verlangen voor mijn troon. Degenen die mijn woord de rug toekeren, zij die niet gehoorzamen en zich aan mij onderwerpen, en zij die mij openlijk uitdagen, zullen allemaal terzijde worden geworpen om hun uiteindelijke straf af te wachten. Alle mensen leven te midden van verdorvenheid en onder de hand van de boze, dus niet veel van mijn volgelingen verlangen eigenlijk naar de waarheid. Dat wil zeggen, de meesten aanbidden mij niet met een oprecht hart of met de waarheid, maar proberen mijn vertrouwen te verkrijgen door verdorvenheid, rebellie en bedrieglijke afwegingen. Om deze reden zeg ik: Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Allen die geroepen zijn, zijn diep verdorven en ze leven allemaal in hetzelfde tijdperk, maar degenen die uitverkoren zijn, zijn slechts die groep die in de waarheid geloven en de waarheid erkennen en in praktijk brengen. Deze mensen maken slechts een heel klein deel uit van het geheel, en onder deze mensen zal ik meer eer ontvangen. Afgemeten aan deze woorden, weten jullie of jullie tot de uitverkorenen behoren? Hoe zal jullie einde zijn?

uit ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 352

Ik heb al gezegd ik veel volgelingen heb, maar er zijn er maar weinig die mij liefhebben met een waarachtig hart. Misschien zou iemand kunnen zeggen: “Zou ik zo’n geweldige prijs hebben betaald als ik niet van u hield? Zou ik tot hier zijn gevolgd als ik niet van u hield?” Je hebt zeker veel redenen, en je liefde is zonder twijfel zeer groot, maar wat is de essentie van je liefde voor mij? ‘Liefde’, zoals het wordt genoemd, verwijst naar een emotie die puur en vlekkeloos is, waarbij het hart wordt gebruikt om lief te hebben, te voelen en attent te zijn. In de liefde zijn er geen voorwaarden, geen barrières en geen afstandelijkheid. In de liefde is er geen achterdocht, geen bedrog en geen sluwheid. In de liefde wil men er niets voor terug hebben en is er niets onzuivers. Als je liefhebt dan zul je niet bedriegen, klagen, verraden, rebelleren, dwingen, of proberen iets te winnen of om een bepaalde hoeveelheid te verkrijgen. Als je liefhebt, dan zul je je graag opofferen en ontberingen verdragen, en zul je verenigbaar worden met mij. Je geeft alles op voor mij: je geeft je gezin op, je toekomst, je jeugd en je huwelijk. Anders zou je liefde helemaal geen liefde zijn, maar eerder bedrog en verraad! Wat voor soort liefde is de jouwe? Is het ware liefde? Of namaak? Hoeveel heb je opgegeven? Hoeveel heb je opgeofferd? Hoeveel liefde heb ik van jou gekregen? Weet je dat? Jullie harten zijn vervuld van kwaad, verraad en bedrog, en nu dat zo is, hoeveel onzuiverheden zijn er dan in jullie liefde? Jullie denken dat jullie al genoeg hebben opgegeven voor mij; jullie denken dat jullie liefde voor mij al genoeg is. Maar waarom dragen jullie woorden en daden altijd rebellie en bedrog met zich mee? Jullie volgen mij, maar toch erkennen jullie mijn woord niet. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie volgen mij, maar werpen mij dan opzij. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie volgen mij, maar zijn wantrouwend tegenover mij. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie volgen mij, maar jullie kunnen mijn bestaan ​​niet accepteren. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie volgen mij, maar behandelen mij niet passend bij wie ik ben en maken het mij keer op keer moeilijk. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie volgen mij, maar proberen mij voor de gek te houden en mij bij elke gelegenheid te misleiden. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie dienen mij, maar jullie vrezen mij niet. Wordt dit beschouwd als liefde? Jullie zijn tegen mij in alle opzichten en alle dingen. Wordt dit allemaal als liefde beschouwd? Jullie hebben veel opgeofferd, dat is waar, maar jullie hebben nog nooit datgene in praktijk gebracht wat ik van jullie verlang. Kan dit als liefde worden beschouwd? Een zorgvuldige inspectie toont aan dat er geen spoortje liefde voor mij in jullie is. Hoeveel hebben jullie nu eigenlijk gewonnen, na zoveel jaren werk en de vele woorden die ik heb gegeven? Is dit niet een zorgvuldige terugblik waard? Ik wijs jullie hier op: degenen die ik tot mij roep, zijn niet degenen die nooit zijn verdorven; maar degenen die ik verkies zijn degenen die werkelijk van mij houden. Daarom zouden jullie waakzaam moeten zijn met jullie woorden en daden en jullie intenties en gedachten moeten onderzoeken zodat ze niet de grens overschrijden. In deze tijd van de laatste dagen, doe jullie uiterste best om jullie liefde aan mij op te offeren, want anders zal mijn toorn nooit van jullie wijken.

uit ‘Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 353

Hij beschouwt elke dag de daden en gedachten van iedereen, die tegelijkertijd voorbereidingen op hun eigen toekomst zijn. Al de levenden moeten dit pad bewandelen, dat heb ik voor allen zo voorbestemd. Niemand kan hieraan ontsnappen en er gelden geen uitzonderingen. Ik heb talloze woorden gesproken en bovendien onnoemelijk veel werk verzet. Ik kijk elke dag toe terwijl ieder mens natuurlijkerwijs uitvoert wat hem volgens zijn inherente aard te doen staat en hoe zich dat ontwikkelt. Velen zijn al zonder het te weten het ‘juiste pad’ ingeslagen dat ik voor de openbaring van ieder soort mens heb ingesteld. Ik heb ieder soort mens al in verschillende omgevingen geplaatst, en allen hebben op hun eigen plaats hun inherente eigenschappen tentoongespreid. Er is niemand om ze te binden, niemand om ze te verleiden. Ze zijn volkomen vrij en wat ze uiten komt op natuurlijke wijze. Er is maar één ding dat ze in toom houdt, en dat zijn mijn woorden. Sommige mensen lezen mijn woorden dan ook met tegenzin en brengen mijn woorden nooit in praktijk en doen dat alleen maar om de dood te ontlopen. Aan de andere kant vinden anderen het moeilijk om de dagen door te komen zonder de leiding en voeding van mijn woorden, zodat zij zich te allen tijde op natuurlijke wijze aan mijn woorden vastklampen. Na verloop van tijd ontdekken ze dan het geheim van het menselijk leven, de bestemming van de mens en de waarde van het mens-zijn. De mensheid is niet meer dan dit in de tegenwoordigheid van mijn woord en ik laat dingen gewoon op hun beloop. Ik dwing mensen op geen enkele manier om naar mijn woorden te leven als fundament van hun bestaan. En zo observeren de mensen die nooit een geweten of waarde hebben in hun bestaan stilletjes hoe dingen gaan en zetten ze mijn woorden vervolgens abrupt aan de kant en doen ze wat ze maar willen. Ze worden moe van de waarheid en alles wat van mij komt. Bovendien zijn ze het moe om in mijn huis te blijven. Deze mensen vertoeven tijdelijk in mijn huis omwille van hun bestemming en om straf te ontlopen, zelfs in hun dienstbetoon. Maar hun intenties veranderen nooit en hun daden evenmin. Dit voedt alleen maar hun verlangen naar zegeningen, naar een enkele reis naar het koninkrijk waar ze dan eeuwig kunnen verblijven, en zelfs een reis naar de eeuwige hemel. Hoe meer ze ernaar verlangen dat mijn dag spoedig komt, hoe meer ze de waarheid als een obstakel, als een struikelblok op hun pad gaan zien. Ze kunnen bijna niet wachten om het koninkrijk te betreden en voor altijd van de zegeningen van het koninkrijk der hemelen te genieten, zonder de waarheid te hoeven nastreven of oordeel en tuchtiging te aanvaarden, en vooral zonder onderdanig in mijn huis te verblijven en te doen wat ik gebied. Deze mensen betreden mijn huis niet om met een oprecht hart naar de waarheid te zoeken of om samen te werken met mijn management. Ze zijn er enkel op uit om niet vernietigd te worden in het volgende tijdperk. Hun hart heeft dan ook nooit geweten wat de waarheid is of hoe de waarheid aan te nemen. Daarom hebben zulke mensen de waarheid nooit in praktijk gebracht of de extreme diepte van hun verdorvenheid ingezien. Toch zijn ze tot het einde als ‘dienaren’ in mijn huis verbleven. Ze wachten ‘geduldig’ de komst van mijn dag af en zijn onvermoeibaar terwijl ze door mijn manier van werken heen en weer worden geslingerd. Hoezeer ze zich ook inspannen en wat voor prijs ze ook hebben betaald, niemand zal zien dat ze voor de waarheid hebben geleden of iets voor mij hebben opgeofferd. In hun hart kunnen ze niet wachten om de dag te zien dat ik een einde maak aan het oude tijdperk. Ook willen ze dolgraag weten hoe groot mijn macht en gezag zijn. Maar waarvoor ze zich nooit hebben gehaast, is om zichzelf te veranderen en de waarheid na te streven. Ze hebben lief waar ik moe van ben en zijn moe van wat ik liefheb. Ze verlangen naar wat ik haat maar zijn tegelijkertijd bang om te verliezen wat ik verafschuw. Ze leven in deze goddeloze wereld maar haten die nooit en zijn ontzettend bang dat ik haar zal vernietigen. Ze houden er tegenstrijdige intenties op na: ze scheppen behagen in deze wereld die ik verafschuw, maar tegelijkertijd kijken ze ernaar uit dat ik deze wereld spoedig vernietig. Op die manier zullen ze het leed van vernietiging ontlopen en getransformeerd worden tot heren van het volgende tijdperk voordat ze van de ware weg zijn afgedwaald. Ze hebben de waarheid namelijk niet lief en zijn moe van alles wat van mij komt. Ze worden misschien een poosje ‘gehoorzame mensen’ om de zegeningen niet te verliezen, maar hun zucht naar zegeningen en hun angst om te vergaan en in de poel van vuur te belanden, zijn zonneklaar. Naarmate mijn dag nadert, wordt hun verlangen gestaag sterker. Hoe groter de ramp, hoe hulpelozer ze worden: ze weten niet waar ze moeten beginnen om mij te behagen en te voorkomen dat ze de zegeningen verliezen waar ze zo lang naar verlangd hebben. Zodra mijn hand het werk aanvangt, staan deze mensen te popelen om in de voorhoede te staan. Ze dringen zich uit alle macht naar de frontlinie van de troepen, vreselijk bang dat ik ze niet zal zien. Ze denken dat ze het juiste doen en zeggen, ongewis dat hun daden nooit betrekking op de waarheid hebben gehad en mijn plannen alleen maar verstoren en hinderen. Ze hebben zich misschien wel grote inspanning getroost met de wil en intentie om te volharden in moeilijkheden, maar alles wat ze doen heeft niets met mij te maken. Ik heb namelijk nooit gezien dat hun daden uit goede intenties voortkomen, laat staan dat ik ze iets op mijn altaar heb zien plaatsen. Zo zijn hun daden tegenover mij al deze jaren geweest.

uit ‘Jullie moeten goed nadenken over wat je doet’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 354

Ik wilde jullie aanvankelijk van meer waarheden voorzien, maar aangezien jullie houding jegens de waarheid veel te koel en onverschillig is, moet ik het opgeven. Ik wil mijn energie niet verspillen en ik wil ook niet zien dat mensen die mijn woorden vasthouden toch in alle opzichten datgene doen wat tegen mij ingaat, mij zwartmaakt en mij lastert. Vanwege jullie houding en jullie menselijkheid geef ik jullie maar een klein deel van mijn woorden dat heel belangrijk voor jullie is, als mijn test onder de mensheid. Het is nu pas dat ik werkelijk bevestig dat mijn besluiten en plannen zijn afgestemd op wat jullie nodig hebben en dat ik bovendien beaam dat mijn houding jegens de mensheid correct is. Jullie daden voor mijn aangezicht gedurende vele jaren hebben mij het antwoord opgeleverd dat ik nooit eerder heb gekregen. En de vraag bij dit antwoord is: “Wat is de houding van de mens met betrekking tot de waarheid en de ware God?” Uit mijn inspanningen ten opzichte van de mens blijkt mijn gedegen liefde voor de mens. Uit de daden van de mens voor mijn aangezicht is dan weer gebleken dat de mens de waarheid verafschuwt en mij weerstaat. Ik bekommer mij te allen tijde om allen die mij hebben gevolgd, maar zij die mij volgen zijn nooit in staat om mijn woord te ontvangen. Ze zijn absoluut niet in staat om zelfs maar enige suggesties van mij aan te nemen. Dat doet mij nog het meeste verdriet. Niemand kan mij ooit begrijpen en bovendien kan niemand mij aanvaarden, ook al is mijn houding oprecht en zijn mijn woorden zachtaardig. Iedereen probeert het hun toevertrouwde werk te doen volgens zijn eigen ideeën. Ze zoeken mijn intenties niet en vragen al helemaal niet naar wat ik wil. Toch beweren ze mij trouw te dienen, terwijl ze tegen mij rebelleren. Velen geloven dat waarheden die voor hen onaanvaardbaar zijn of die ze niet in praktijk kunnen brengen helemaal geen waarheden zijn. Zulke mensen beschouwen mijn waarheden als iets om te ontkennen en terzijde te schuiven. De mens erkent mij dan tegelijkertijd alleen in woord als God, maar beschouwt mij ook als een outsider die niet de waarheid, de weg of het leven is. Niemand kent deze waarheid: Mijn woorden zijn voor altijd de onveranderlijke waarheid. Ik voorzie de mens van het leven en ben de enige gids voor de mensheid. De waarde en betekenis van mijn woorden zijn niet afhankelijk van de erkenning of aanvaarding ervan door de mensheid, maar worden bepaald door de substantie van de woorden zelf. Ook al kan niemand op deze aarde mijn woorden ontvangen, toch zijn de waarde van mijn woorden en hun hulp aan de mensheid door geen mens te peilen. Daarom, wanneer ik met de vele mensen te maken heb die tegen mijn woorden rebelleren, ze weerleggen of ze volkomen minachten, is mijn standpunt als volgt: de tijd en de feiten zullen mijn getuige zijn en aantonen dat mijn woorden de waarheid, de weg en het leven zijn. Ze zullen aantonen dat alles wat ik heb gezegd waar is en dat de mens ermee moet worden uitgerust en deze bovendien moet aanvaarden. Ik laat allen die mij volgen dit feit weten: zij die mijn woorden niet volledig kunnen aanvaarden, zij die mijn woorden niet in praktijk kunnen brengen, zij die geen doel in mijn woorden kunnen vinden en zij die geen heil kunnen ontvangen vanwege mijn woorden, zijn zij die door mijn woorden veroordeeld zijn en bovendien mijn redding hebben verbeurd; mijn roede zal nimmer van hen wijken.

uit ‘Jullie moeten goed nadenken over wat je doet’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 355

Sinds de tijd dat de mens voor het eerst sociale wetenschappen had, werd zijn verstand vervuld van kennis en wetenschap. Toen werden kennis en wetenschap gereedschappen om de mens te regeren, en bleef er niet genoeg ruimte over voor de mens om God te aanbidden, waren er geen gunstige omstandigheden meer voor de aanbidding van God. De positie van God zakte steeds verder weg in het hart van de mens. De wereld in het hart van de mens die geen plaats voor God heeft is donker, leeg en hopeloos. En zodoende stonden vele sociale wetenschappers op, en geschiedkundigen en politici om de theorieën van de sociale wetenschap en van de menselijke evolutie tot uitdrukking te brengen en andere theorieën die in strijd zijn met de waarheid dat God de mens geschapen heeft, om het hart en het verstand van de mens te vullen. En zo zijn er steeds minder mensen die geloven dat God alles geschapen heeft en komen er steeds meer die geloven in de evolutietheorie. Steeds meer mensen beschouwen de verslagen van Gods werk en Zijn woorden in het tijdperk van het Oude Testament als mythen en legenden. In hun hart worden mensen onverschillig over de waardigheid en grootsheid van God, over het grondbeginsel dat God bestaat en over alles heerst. Het overleven van de mensheid en het lot van landen en naties zijn niet langer belangrijk voor hen. De mens leeft in een holle wereld en maakt zich alleen maar druk over eten, drinken en het nastreven van plezier. ... Weinig mensen nemen het initiatief om uit te zoeken waar God vandaag de dag Zijn werk doet, of om te zien hoe Hij de bestemming van de mens organiseert en daarover beschikt. En zodoende raakt de menselijke beschaving onbewust steeds minder in staat om aan de wensen van de mensen te voldoen, en er zijn zelfs veel mensen van mening dat op aarde levende mensen minder gelukkig zijn dan zij die heengegaan zijn. Zelfs mensen uit landen die ooit een hoge beschaving hadden uiten zulke grieven. Want zonder het leiderschap van God maakt het niet uit hoezeer leiders en sociologen hun hersenen laten kraken om de menselijke beschaving te behouden: het baat niet. Niemand kan de leegte in een mensenhart vullen want niemand kan de plaats innemen van het leven, en geen enkele sociale theorie kan de mens bevrijden van de leegte waaraan hij lijdt. Wetenschap, kennis, vrijheid, democratie, vrije tijd, comfort; deze zijn maar een tijdelijke verademing. Zelfs met deze dingen zal de mens onvermijdelijk zondigen en over de ongerechtigheden van de samenleving klagen. Deze dingen kunnen niet de hunkeringen en verlangens van de mens beperken om onderzoek te doen, omdat de mens door God gemaakt is en de zinloze opofferingen en zoektochten van de mens alleen maar meer onrust kunnen voortbrengen. De mens zal in een constante staat van angst leven, hij zal niet weten hoe hij de toekomst van de mensheid tegemoet kan treden, of hoe hij de weg naar de toekomst aan zal kunnen. De mens zal zelfs angst gaan voelen voor wetenschap en kennis, en nog banger worden van de leegte in zijn binnenste. In deze wereld, ongeacht of je in een vrij land woont of in een land zonder mensenrechten, ben je compleet machteloos om aan het lot van de mensheid te ontsnappen. Of je nu regeert of geregeerd wordt, je kunt echt niet ontsnappen aan het verlangen om het lot, de raadselen en de bestemming van de mensheid te onderzoeken. Nog minder ben je in staat te ontsnappen aan het verwarrende gevoel van leegte. Dit soort fenomenen, die gewoon zijn voor de gehele mensheid, worden door sociologen sociale fenomenen genoemd, maar geen groot mens kan naar voren treden om die problemen op te lossen. De mens is tenslotte maar een mens. De plaats en het leven van God kunnen door geen enkel mens vervangen worden. De mensheid heeft niet alleen behoefte aan een rechtvaardige samenleving waarin iedereen goed gevoed, gelijk en vrij is, maar ook aan de redding van God en Zijn levensvoorzieningen aan hen. Alleen wanneer de mens de redding van God en Zijn levensvoorzieningen ontvangt kunnen de benodigdheden, de drang om te onderzoeken, en de spirituele leegte van de mens worden opgelost. Als de mensen van een land of natie niet in staat zijn om de redding en zorg van God te ontvangen, dan bewandelt zo’n land of natie de weg naar de ondergang, naar de duisternis, en zal door God worden vernietigd.

uit ‘God beschikt over het lot van de gehele mensheid’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 356

Er is een enorm geheim in je hart, waar je je nooit bewust van bent geweest, want je hebt steeds in een wereld zonder licht geleefd. Je hart en je geest zijn weggekaapt door de boze. Je ogen zijn verduisterd door duisternis en je kunt de zon aan de hemel niet zien, noch die twinkelende ster van de nacht. Je oren zijn verstopt met misleidende woorden en je hoort de donderende stem van Jehova niet, noch het geluid van de wateren die vloeien vanaf de troon. Je hebt alles verloren wat jou rechtens toebehoort, alles wat de Almachtige je heeft geschonken. Je bent een eindeloze zee van ellende binnengegaan, zonder macht tot redding, zonder hoop op overleving, en je worstelt alleen maar en haast je rond … Vanaf dat moment was je gedoemd om door de boze te worden geteisterd, ver verwijderd van de zegeningen van de Almachtige, buiten bereik van de voorzieningen van de Almachtige, een weg bewandelend waarvan geen terugkeer mogelijk is. Een miljoen oproepen kunnen je hart en je geest amper wekken. Je sluimert vast in de handen van de boze, die je heeft meegelokt naar een grenzeloos rijk zonder richtingaanwijzing of wegaanduidingen. Van toen af aan ben je je oorspronkelijke onschuld en zuiverheid kwijtgeraakt, en ben je de zorg van de Almachtige gaan ontwijken. In je hart stuurt de boze je in alle aangelegenheden en is hij je leven geworden. Je vreest hem, vermijdt hem of wantrouwt hem niet langer; in plaats daarvan behandel je hem als de God in je hart. Je begon hem te vereren, hem te aanbidden, en jullie tweeën zijn zo onafscheidelijk geworden als een lichaam en zijn schaduw, elkaar toegewijd in leven en dood. Je hebt geen idee waar je vandaan kwam, waarom je geboren bent of waarom je zult sterven. Je beschouwt de Almachtige als een vreemde; je kent Zijn oorsprong niet, laat staan alles wat Hij voor je heeft gedaan. Je hebt een hekel gekregen aan alles wat van Hem komt; je koestert het niet, noch ken je de waarde ervan. Je wandelt naast de boze, vanaf de dag waarop je de voorziening van de Almachtige ontving. Je hebt duizenden jaren aan orkanen en stormen met de boze doorstaan en je staat samen met hem op tegen de God die de bron van je leven was. Je weet niets van berouw, laat staan dat je op het randje staat om te vergaan. Je bent vergeten dat de boze je heeft verleid en geteisterd; je bent je oorsprong vergeten. Zo heeft de boze je bij elke stap tot aan de dag van vandaag toe geteisterd. Je hart en je geest zijn gevoelloos en verdorven gemaakt. Je bent opgehouden met klagen over de ergernissen van de mensenwereld; je gelooft niet langer dat de wereld onrechtvaardig is. Het interesseert je nog minder of de Almachtige al dan niet bestaat. Dit komt omdat je lang geleden de boze als je ware vader beschouwde en niet zonder hem kan. Dit is het geheim in je hart.

Bij het ochtendgloren begint er een morgenster te schijnen in het oosten. Dit is een ster die er eerder nooit was. Hij verlicht het kalme, twinkelende uitspansel, en wakkert het gedoofde licht in het hart van mensen weer aan. De mensheid is niet langer eenzaam dankzij dit licht, dat evenzeer op jou schijnt als op anderen. Toch blijf jij alleen vast in slaap in de donkere nacht. Je hoort geen geluid en ziet geen licht; je bent je niet bewust van de komst van een nieuwe hemel en aarde, van een nieuw tijdperk, want je vader zegt tegen je: “Mijn kind, sta niet op, het is nog vroeg. Het weer is koud, ga dus niet naar buiten, zodat je ogen niet door zwaard en speer worden doorboord.” Je vertrouwt alleen in je vaders vermaningen, omdat je gelooft dat alleen je vader gelijk heeft, aangezien je vader ouder is dan jij en hij heel veel van je houdt. Dergelijke vermaningen en dergelijke liefde leiden ertoe dat je niet meer gelooft in de legende dat er licht is in de wereld; ze weerhouden je ervan je te interesseren voor de vraag of er nog wel waarheid bestaat in deze wereld. Je durft niet meer te hopen op redding door de Almachtige. Je stelt je tevreden met de status quo, je kijkt niet langer uit naar de komst van het licht, kijkt niet langer uit naar de komst van de Almachtige zoals in de legende wordt verhaald. Alles wat mooi is, kan wat jou betreft niet weer tot leven gewekt worden, het kan niet bestaan. In jouw ogen verdwijnt de dag van morgen, de toekomst, voor de mensheid eenvoudigweg; wordt deze weggevaagd. Je klampt je uit alle macht vast aan je vaders kleren en deelt luchthartig in de ontberingen, ontzettend bang om je reisgenoot en de richting van je verre reis te verliezen. De uitgestrekte en vage mensenwereld heeft velen van jullie gevormd, onbevreesd en onverschrokken in het vervullen van de verschillende rollen van deze wereld. Ze heeft veel ‘krijgers’ gecreëerd zonder vrees voor de dood. Meer dan dat: ze heeft lichting na lichting versufte en verlamde menselijke wezens gemaakt die geen benul hebben van het doel van hun schepping. De ogen van de Almachtige onderzoeken ieder lid van het diep geteisterde mensdom. Wat Hij hoort is het gejammer van hen die lijden, wat Hij ziet is de schaamteloosheid van hen die geteisterd worden, en wat Hij voelt is de hulpeloosheid en angst van een mensdom dat de genade van redding is kwijtgeraakt. De mensheid wijst Zijn zorg af, kiest ervoor zijn eigen pad te bewandelen en probeert de kritische blik van Zijn ogen te ontlopen. Zij proeft liever de bitterheid van de diepe zee in het gezelschap van de vijand, tot de laatste druppel toe. Het zuchten van de Almachtige wordt niet langer gehoord door de mensheid; de handen van de Almachtige zijn niet langer bereid om deze tragische mensheid te strelen. Steeds herwint Hij en steeds verliest Hij weer, en zo wordt het werk dat Hij doet herhaald. Vanaf dat moment begint Hij moe te worden, Zich vermoeid te voelen, en dus staakt Hij het onderhanden werk en wandelt Hij niet langer te midden van de mensheid … De mensheid is zich totaal niet bewust van deze veranderingen, zich niet bewust van het komen en gaan, de droefheid en melancholie van de Almachtige.

uit ‘Het zuchten van de Almachtige’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 357

Hoewel het management van God voor de mens diepzinnig mag lijken, is het voor de mens niet ondoorgrondelijk. Al het werk van God houdt immers verband met Zijn management, heeft betrekking op het heilswerk ten behoeve van de mens, en heeft te maken met het leven en de bestemming van de mensheid. Het werk dat God onder en aan de mens verricht, is zeer praktisch en zinvol te noemen. Dat werk kan de mens zien en ervaren, het is verre van abstract. Als de mens niet al het werk dat God doet kan aanvaarden, wat is dan de betekenis van dit werk? En hoe kan dat management tot redding van de mens leiden? Veel volgelingen van God maken zich alleen druk over de vraag hoe ze zegeningen kunnen verkrijgen of rampspoed kunnen vermijden. Horen ze van het werk en management van God, dan worden ze stil en haken ze af. Ze zijn van mening dat het kennen van zulke vervelende vragen hun leven niet zal laten groeien of van enige baat zal zijn. Ook al hebben ze berichten over het management van God gehoord, ze gaan er lichtvaardig mee om. Ze beschouwen die niet als iets kostbaars om aan te nemen en doen er al helemaal niets mee in hun leven. Zulke mensen volgen God met één eenvoudig doel: om zegeningen te verkrijgen, en dat doel is om zegeningen te verkrijgen. Dergelijke mensen kunnen niet de moeite nemen om aan iets anders aandacht schenken als het niet rechtstreeks met dat doel te maken heeft. Geloven in God om zegeningen te verkrijgen is voor hen een uiterst legitiem streven, iets wat hun geloof de moeite waard maakt. Ze trekken zich verder niets aan van alles wat dit doel niet volbrengt. Dat is het geval met de meeste mensen die tegenwoordig in God geloven. Hun doel en motivatie lijken legitiem, want ze geloven niet alleen in God, maar zij putten zich ook uit voor God, wijden zich toe aan God en vervullen hun plicht. Ze geven hun jeugd op, laten familie en carrière achter zich en spannen zich zelfs jarenlang weg van huis in. Omwille van hun uiteindelijke doel stellen ze hun interesses bij, veranderen ze hun kijk op het leven en stellen ze zelfs hun koers bij. Toch kunnen ze het doel van hun geloof in God niet bijstellen. Ze maken zich druk om hun eigen idealen na te jagen. Hoe lang de weg ook is, hoeveel moeilijkheden en obstakels er onderweg ook zijn, ze blijven doorzetten en zijn niet bang voor de dood. Waar halen ze de kracht vandaan om zich zo te blijven toewijden? Is het hun geweten? Is het hun grote en edele karakter? Is het hun vastberadenheid om tot het einde toe tegen de machten van het kwaad te strijden? Is het hun geloof waarin ze getuigen van God zonder een beloning te zoeken? Is het hun trouw waarvoor ze bereid zijn alles op te geven om aan de wil van God te voldoen? Of is het hun geest van toewijding waarin ze nooit extravagante eisen voor zichzelf hebben gesteld? Dat mensen die het werk van Gods management nooit hebben gekend toch zoveel geven, is gewoonweg een verbazingwekkend wonder! Laten we nu even niet bespreken hoeveel deze mensen hebben gegeven. Hun gedrag is onze analyse echter wel meer dan waard. Deze mensen begrijpen God niet en geven Hem toch zoveel. Kan er voor hen een andere reden zijn dan de voordelen die eraan kleven? Daarin ontwaren we een niet eerder vastgesteld probleem: de relatie van de mens met God is puur gebaseerd op naakt eigenbelang. Het gaat om de relatie tussen de ontvanger en gever van zegen. Het valt goed te vergelijken met de relatie tussen werknemer en werkgever. De werknemer werkt alleen om de beloningen van de werkgever te ontvangen. In een dergelijke relatie is er geen sprake van affectie, alleen van een deal. Er is geen sprake van liefde geven en liefde ontvangen, alleen van liefdadigheid en barmhartigheid. Er is geen sprake van begrip, alleen van onderdrukte verontwaardiging en bedrog. Er is geen sprake van intimiteit, alleen van een onoverbrugbare kloof. Wie kan het tij keren als men op dit punt is beland? En hoeveel mensen kunnen werkelijk inzien hoe wanhopig deze relatie is geworden? Wanneer mensen zich compleet richten op de vreugde van hun gezegende toestand, kan niemand zich volgens mij indenken hoe beschamend en afzichtelijk een dergelijke relatie met God is.

Het meest bedroevende van het geloof van de mensheid in God is dat de mens zijn eigen zaken te midden van het werk van God regelt en zich niets van Gods management aantrekt. De mens faalt bovenal in het volgende: hij wil zich wel aan God onderwerpen en Hem aanbidden, maar tegelijkertijd creëert hij zijn eigen ideale bestemming. De mens berekent hoe hij de grootste zegeningen en de beste bestemming kan verkrijgen. Zelfs als mensen beseffen hoe meelijwekkend, haatdragend en zielig ze zijn, hoevelen kunnen dan hun idealen en hoop meteen aan de kant zetten? En wie kan zich inhouden en niet langer alleen aan zichzelf denken? God heeft mensen nodig die nauw met Hem willen samenwerken om Zijn management te kunnen aanvullen. Hij heeft mensen nodig die hun lichaam en geest toewijden aan het werk van Zijn management en zich zo aan Hem onderwerpen. Hij heeft geen mensen nodig die Hem elke dag met uitgestrekte hand ergens om bedelen. Hij heeft al helemaal geen mensen nodig die een beetje geven en dan op een beloning wachten. God verafschuwt mensen die enige inzet tonen en verder op hun lauweren rusten. Hij haat die kille mensen die een hekel hebben aan het werk van Zijn management en die alleen maar over de hemel en hun zegeningen willen praten. Hij heeft nog meer verachting voor mensen die hun voordeel doen met het werk dat Hij voor het heil van de mensheid doet. Deze mensen hebben zich namelijk nooit iets aangetrokken van wat God wil bereiken en tot stand brengen met het werk van Zijn management. Zij zijn alleen op de zegeningen uit die het werk van God te bieden heeft. Gods hart laat hen koud, ze zijn alleen met hun eigen toekomst en lot bezig. Mensen die een hekel hebben aan het werk van Gods management hebben geen enkele interesse in Gods wil en in hoe God de mensheid redt. Zij doen allemaal gewoon wat zij willen, los van het werk van Gods management. God gedenkt hun gedrag niet, Hij keurt het niet goed en kijkt er zeker niet met genoegen op neer.

uit ‘De mens kan alleen gered worden onder Gods management’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 358

Heel binnenkort zal mijn werk voltooid zijn, en vele jaren samen zijn een ondraaglijke herinnering geworden. Onophoudelijk heb ik mijn woorden herhaald en constant heb ik mijn nieuwe werk ontplooid. Natuurlijk is mijn advies een noodzakelijk onderdeel van elk stuk werk dat ik doe. Zonder mijn raadgeving zouden jullie allemaal verdwalen en zelfs ten einde raad zijn. Mijn werk staat nu op het punt te eindigen en bevindt zich in de laatste fase. Ik wil nog steeds het werk van raadgeving doen, dat wil zeggen: jullie woorden van advies bieden om naar te luisteren. Ik hoop alleen dat jullie ervoor kunnen zorgen dat de moeite die ik heb gedaan niet vergeefs was, en dat jullie bovendien kunnen begrijpen hoe bedachtzaam en zorgvuldig ik ben geweest en mijn woorden kunnen behandelen als de basis voor hoe je te gedragen als mens. Of het nu wel of niet het soort woorden is waarnaar jullie bereid zijn te luisteren, of jullie ze nu wel of niet graag ontvangen of ze alleen met onbehagen kunnen ontvangen, jullie moeten ze serieus nemen. Als jullie dat niet doen, zullen jullie nonchalante en onbezorgde gezindheden en houdingen mij erg van streek maken en zelfs doen walgen. Ik hoop heel erg dat jullie allemaal mijn woorden telkens opnieuw kunnen lezen – duizenden keren – en dat jullie ze zelfs uit het hoofd zullen kennen. Alleen zo zullen jullie mijn verwachtingen van jullie niet beschamen. Maar niemand van jullie leeft op het moment zo. Integendeel: jullie zijn allemaal verzonken in een losbandig leven, een leven van eten en drinken naar hartenlust, en niemand van jullie gebruikt mijn woorden om zijn hart en ziel te verrijken. Daarom heb ik een conclusie getrokken over het ware gezicht van de mens: de mens kan mij op ieder moment verraden en niemand kan mijn woorden volledig trouw zijn.

‘De mens is zo bedorven door Satan dat zijn verschijning niet langer menselijk is.’ De meeste mensen herkennen deze zin nu tot op zekere hoogte. Ik zeg dit omdat de ‘herkenning’ waar ik naar verwijs niet meer is dan een soort oppervlakkige bevestiging, in tegenstelling tot werkelijke kennis. Omdat geen van jullie zichzelf nauwkeurig kan evalueren of grondig kan analyseren, blijven jullie dubbelzinnig over mijn woorden. Maar deze keer gebruik ik feiten om een uiterst serieus probleem uit te leggen dat in jullie bestaat. Dat probleem is verraad. Jullie zijn allemaal bekend met het woord ‘verraad’, want de meeste mensen hebben iets gedaan wat een ander verraadt, zoals het verraad van een vrouw door haar man, van een man door zijn vrouw, van een vader door zijn zoon, van een moeder door haar dochter, van een meester door zijn slaaf, onderling verraad door vrienden, onderling verraad door familieleden, verraad van kopers door verkopers, enzovoorts. Al deze voorbeelden bevatten de essentie van verraad. Kort gezegd is verraad een vorm van gedrag waarbij een belofte wordt gebroken, morele principes worden geschonden of tegen de menselijke ethiek wordt ingegaan, waarbij een gebrek aan menselijkheid vertoond wordt. Over het algemeen zul je, als mens die in deze wereld is geboren, iets hebben gedaan wat neerkomt op verraad van de waarheid, ongeacht of je je nu herinnert ooit iets te hebben gedaan waarmee je iemand hebt verraden, of anderen al vele malen eerder hebt verraden. Aangezien je in staat bent je ouders of vrienden te verraden, ben je in staat anderen te verraden; bovendien ben je in staat mij te verraden en dingen te doen die ik veracht. Met andere woorden: verraad is niet alleen maar gedrag dat oppervlakkig immoreel is, maar iets wat in strijd is met de waarheid. Dit is precies de bron van de weerstand en ongehoorzaamheid van de mens tegenover mij. Dit is waarom ik het samengevat heb met de volgende uitspraak: verraad is de natuur van de mens, en deze natuur is de grote vijand van ieders harmonie met mij.

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (1)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 359

Gedrag dat mij niet volledig kan gehoorzamen, is verraad. Gedrag dat mij niet trouw kan zijn, is verraad. Mij oplichten en mij met leugens misleiden is verraad. Veel noties koesteren en deze overal verspreiden is verraad. Mijn getuigenissen en belangen niet kunnen hooghouden is verraad. Onechte glimlachen tonen terwijl je in je hart ver van me bent, is verraad. Dit zijn allemaal daden van verraad waartoe jullie altijd in staat zijn geweest, en ze zijn gangbaar onder jullie. Misschien denkt niemand van jullie dat dit een probleem is, maar dat zie ik anders. Als iemand mij verraadt, kan ik dat niet afdoen als iets onbeduidends en ik kan het al helemaal niet negeren. Nu, wanneer ik onder jullie werk, gedragen jullie je op deze manier – als de dag komt waarop er niemand is om over jullie te waken, zullen jullie dan niet als bandieten zijn die zichzelf tot koningen hebben uitgeroepen? Wanneer dat gebeurt en jullie een catastrofe veroorzaken, wie zal er dan zijn om jullie troep op te ruimen? Jullie denken dat sommige daden van verraad alleen maar sporadische incidenten zijn, niet jullie aanhoudende gedrag, en dat ze het niet verdienen zo streng besproken te worden, op een manier die jullie trots krenkt. Als jullie dat echt denken, dan hebben jullie geen verstand. Wie zoiets denkt, is een voorbeeld en archetype van opstandigheid. De natuur van de mens is zijn leven; het is een principe waar hij op vertrouwt om te overleven en hij kan het niet veranderen. De natuur van verraad is ook zo – als je iets kunt doen om een familielid of vriend te verraden, bewijst dit dat het een onderdeel is van je leven en een natuur waarmee je geboren bent. Dit is iets wat niemand kan ontkennen. Als iemand er bijvoorbeeld plezier aan beleeft van anderen te stelen, is dit ‘plezier aan stelen’ onderdeel van zijn leven, ook al steelt hij soms wel en soms niet. Of hij nu wel of niet steelt: het is geen bewijs dat het stelen alleen maar een soort gedrag is. Eerder bewijst het dat het deel uitmaakt van zijn leven, dat wil zeggen: zijn natuur. Sommigen zullen vragen: aangezien het zijn aard is, waarom steelt hij dan soms niet als hij mooie spullen ziet? Het antwoord is heel eenvoudig. Er zijn veel redenen waarom hij niet steelt. Hij steelt misschien iets niet omdat het te groot is om mee te snaaien als er goed op gepast wordt, of omdat er geen geschikt moment is om toe te slaan, of omdat iets te duur is, te zwaar bewaakt wordt, voor hem niet bijzonder interessant is of geen duidelijk doel dient, enzovoorts. Dit zijn allemaal mogelijke redenen. Maar hoe dan ook, of hij nu iets steelt of niet, het kan niet bewijzen dat deze gedachte alleen bestaat als een tijdelijke, voorbijgaande flits. Integendeel: het is een onderdeel van zijn natuur die moeilijk te verbeteren valt. Zo iemand is niet tevreden met maar één keer stelen; zulke gedachten om andermans bezittingen voor zichzelf op te eisen dienen zich aan telkens wanneer hij iets moois tegenkomt of wanneer een geschikte gelegenheid zich voordoet. Daarom zeg ik dat de oorsprong van deze gedachte niet iets is wat gewoon maar af en toe de kop opsteekt, maar onderdeel is van de natuur van deze persoon.

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (1)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 360

Iedereen kan zijn eigen woorden en handelingen gebruiken om zijn ware gezicht weer te geven. Dit ware gezicht is, natuurlijk, zijn natuur. Als je iemand bent die op een misleidende manier praat, ben je van nature misleidend. Als je van nature sluw bent, gedraag je je op een slinkse manier en maak je het voor anderen erg makkelijk om door jou misleid te worden. Als je van nature boosaardig bent, zijn je woorden misschien prettig om naar te luisteren maar kunnen je handelingen je boosaardige trucjes niet verhullen. Als je van nature lui bent, is alles wat je zegt bedoeld om de verantwoordelijkheid voor je nonchalance en luiheid te ontlopen, zullen je handelingen langzaam en nonchalant zijn en zul je erg bedreven zijn in het verhullen van de waarheid. Als je van nature meelevend bent, zullen je woorden redelijk zijn en zullen ook je handelingen goed overeenstemmen met de waarheid.Als je van nature trouw bent, zijn je woorden beslist oprecht en sta je met beide voeten op de grond, vrij van dingen waardoor je meester zich niet op zijn gemak zou kunnen voelen. Als je van nature wellustig of een geldwolf bent, zal je hart vaak vervuld zijn van deze dingen en zul je onbedoeld afwijkende, immorele handelingen verrichten die mensen niet snel zullen vergeten en waar ze van zullen walgen. Precies zoals ik gezegd heb: als je van nature verraderlijk bent, kun je jezelf daar nauwelijks uit losmaken. Vertrouw er niet op goed geluk op dat je, als je andere mensen geen kwaad hebt gedaan, geen verraderlijke natuur hebt. Als je dat denkt, dan ben je werkelijk weerzinwekkend. Al mijn woorden, telkens als ik spreek, zijn gericht tot alle mensen en niet tot maar één iemand of één soort persoon. Dat je mij op één gebied niet verraden hebt, is geen bewijs dat je mij niet op een ander gebied kunt verraden. Bij het zoeken naar de waarheid verliezen sommige mensen hun vertrouwen als er tegenslag is in hun huwelijk. Sommige mensen laten hun plicht om mij trouw te zijn varen als er iets misloopt in hun familie. Sommige mensen verlaten mij om een moment van vreugde en opwinding te zoeken. Sommigen mensen zouden liever in een donkere kloof vallen dan in het licht te leven en het genoegen van het werk van de Heilige Geest te winnen. Sommige mensen slaan het advies van vrienden in de wind om hun zucht naar rijkdom te bevredigen, en zelfs nu kunnen ze niet toegeven dat ze fout zitten en kunnen ze niet van koers veranderen. Sommige mensen leven alleen tijdelijk onder mijn naam om mijn bescherming te ontvangen, terwijl anderen alleen maar een beetje aan mij wijden als ze onder druk staan omdat ze zich aan het leven vastklampen en bang zijn voor de dood. Zijn deze en andere immorele en bovendien onwaardige handelingen niet slechts gedragingen waarmee mensen me diep in hun hart al lange tijd verraden hebben? Natuurlijk weet ik dat mensen geen plan maken om mij te verraden; hun verraad is een natuurlijke openbaring van hun natuur. Niemand wil mij verraden en niemand is blij omdat hij iets heeft gedaan wat mij heeft verraden. Integendeel: beeft men niet van angst? Denken jullie daarom na over hoe jullie deze gevallen van verraad kunnen goedmaken en hoe jullie de huidige situatie kunnen veranderen?

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (1)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 361

De natuur van de mens verschilt heel erg van mijn wezen, want de verdorven natuur van de mens komt volledig voort uit Satan; de natuur van de mens is door Satan verwerkt en verdorven. Dat wil zeggen: de mens leeft onder de invloed van Satans slechtheid en lelijkheid. De mens groeit niet in een wereld van waarheid of een heilige omgeving, laat staan dat de mens in het licht leeft. Het is daarom voor niemand mogelijk om vanaf zijn geboorte waarheid te bezitten in zijn natuur, en al helemaal kan niemand worden geboren met een wezen dat God vreest en gehoorzaamt. Integendeel, mensen zijn behept met een natuur die God weerstaat, ongehoorzaam is aan God en geen liefde voor de waarheid heeft. Deze natuur is het probleem dat ik wil bespreken: verraad. Verraad is de bron van ieders verzet tegen God. Dit is een probleem dat alleen onder de mens voorkomt, en niet bij mij. Sommigen zullen vragen: aangezien alle mensen in de wereld leven net als Christus dat doet, waarom hebben alle mensen dan een natuur die God verraadt, maar heeft Christus die niet? Dit is een probleem dat jullie duidelijk moet worden uitgelegd.

De basis van het bestaan van de mensheid is de herhaalde reïncarnatie van de ziel. Met andere woorden: iedereen verkrijgt een menselijk leven in het vlees wanneer zijn ziel gereïncarneerd wordt. Nadat iemands lichaam geboren is, gaat zijn leven verder totdat het vlees uiteindelijk zijn grenzen bereikt. Dat is het laatste moment, waarop de ziel zijn omhulsel verlaat. Dit proces herhaalt zich telkens weer: de ziel van een mens komt en gaat steeds opnieuw, en zo wordt het bestaan van de mensheid gehandhaafd. Het vleselijke leven is ook het leven van de ziel van de mens, en de ziel van de mens steunt het bestaan van het vlees van de mens. Dat wil zeggen: ieders leven komt van zijn ziel, en het leven is niet eigen aan het vlees. De natuur van de mens komt daarom van de ziel, niet van het vlees. Alleen de ziel van elke persoon weet hoe die de verzoekingen, teistering en verdorvenheid van Satan heeft doorgemaakt. Het vlees van de mens kan deze dingen niet weten. Daarom wordt de mens, zonder het te weten, steeds duisterder, steeds vuiler en steeds slechter, terwijl de afstand tussen de mens en mij steeds groter wordt en het leven voor de mensheid steeds duisterder wordt. Satan houdt de zielen van de mensheid in zijn greep, en dus is het vlees van de mens natuurlijk ook bezeten door Satan. Hoe zou zulk vlees en zo’n mensheid zich niet kunnen verzetten tegen God? Hoe zouden ze van nature verenigbaar met Hem kunnen zijn? De reden waarom ik Satan naar beneden heb geworpen, in de lucht, is dat hij mij heeft verraden. Hoe zouden mensen dan vrij kunnen zijn van hun betrokkenheid? Dit is waarom verraad de natuur van de mens is. Ik vertrouw erop dat jullie, als jullie deze redenering eenmaal begrijpen, ook in het wezen van Christus zouden moeten geloven. Het vlees dat de Geest van God draagt, is Gods eigen vlees. De Geest van God is oppermachtig; Hij is almachtig, heilig en rechtvaardig. Zo is ook zijn vlees oppermachtig, almachtig, heilig en rechtvaardig. Zulk vlees kan alleen datgene doen wat rechtvaardig en bevorderlijk is voor de mensheid, datgene wat heilig, schitterend en machtig is; Hij is niet in staat iets te doen wat de waarheid geweld aandoet, wat de moraal en gerechtigheid geweld aandoet, laat staan dat Hij in staat is tot iets wat de Geest van God zou verraden. De Geest van God is heilig, en daarom kan Satan Zijn vlees niet bederven; Zijn vlees is van een ander wezen dan het vlees van de mens. Want het is de mens, niet God, die door Satan verdorven wordt; Satan zou onmogelijk het vlees van God kunnen verderven. Daarom is het, ondanks het feit dat de mens en Christus in dezelfde ruimte leven, alleen de mens die door Satan in bezit genomen, gebruikt en in de val gelokt wordt. Christus daarentegen is voor eeuwig onvatbaar voor verderving door Satan, want Satan zal nooit naar de hoogste plek kunnen opstijgen en zal nooit dicht bij God kunnen komen. Jullie moeten tegenwoordig allemaal begrijpen dat het enkel de mensheid is, zo verdorven als ze is door Satan, die mij verraadt. Verraad zal nooit ook maar in het minst een kwestie zijn waarbij Christus betrokken is.

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (2)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 362

Alle zielen die verdorven zijn door Satan bevinden zich geknecht in het domein van Satan. Alleen die zielen die in Christus geloven, zijn afgescheiden, gered uit het kamp van Satan, en het tegenwoordige koninkrijk binnengebracht. Deze mensen leven niet langer onder de invloed van Satan. Niettemin is de natuur van de mens nog steeds geworteld in het vlees van de mens. Dat wil zeggen: zelfs al zijn jullie zielen gered, jullie natuur is nog steeds wat die eerder was, en de kans dat jullie mij zullen verraden, blijft honderd procent. Dit is waarom mijn werk zo lang duurt: jullie natuur is hardnekkig. Nu: jullie allemaal doorstaan tegenspoed naar jullie beste kunnen onder het doen van jullie plichten. Toch is elk van jullie in staat mij te verraden en terug te keren naar het domein van Satan, naar zijn kamp, terug naar jullie oude leven – dit is een ontegenzeggelijk feit. Op dat moment zal er uit jullie geen greintje menselijkheid of menselijke gelijkenis kunnen blijken, zoals nu wel het geval is. In serieuze gevallen zullen jullie worden vernietigd en bovendien voor eeuwig worden verdoemd, streng worden gestraft, en zullen jullie nooit meer reïncarneren. Dit is het probleem dat jullie voorgelegd is. Ik herinner jullie er op deze manier aan, in de eerste plaats zodat mijn werk niet voor niets zal zijn geweest, en in de tweede plaats zodat jullie allemaal in dagen van licht kunnen leven. Om de waarheid te zeggen, is de vraag of mijn werk vergeefs is niet het cruciale probleem. Wat cruciaal is, is dat jullie gelukkige levens kunnen leiden en een prachtige toekomst kunnen hebben. Mijn werk is het werk van het redden van mensenzielen. Als je ziel in handen van Satan valt, zal je lichaam niet in vrede leven. Als ik je lichaam bescherm, zal je ziel beslist ook onder mijn zorg vallen. Als ik je werkelijk veracht, zullen je lichaam en ziel onmiddellijk in Satans handen vallen. Kun je je situatie dan voorstellen? Als op een dag mijn woorden niet aan jullie besteed zijn, dan zal ik ofwel jullie allemaal overdragen aan Satan, die jullie zal onderwerpen aan ondraaglijke marteling tot mijn woede volledig bedaard is, ofwel jullie onverbeterlijke mensen persoonlijk straffen, want jullie harten die mij verraden zullen nooit veranderd zijn.

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (2)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 363

Jullie moeten nu allemaal zo gauw mogelijk jullie innerlijk bekijken om te zien hoeveel verraad van mij er nog in jullie zit. Ik wacht ongeduldig op jullie antwoord. Wees niet oppervlakkig wanneer jullie met mij te maken hebben. Ik speel nooit spelletjes met mensen. Als ik zeg dat ik iets zal doen, zal ik het beslist doen. Ik hoop dat elk van jullie iemand zal zijn die mijn woorden serieus neemt, en deze niet ziet als science fiction. Wat ik wil is concrete actie van jullie, niet jullie inbeeldingen. Vervolgens moeten jullie mijn vragen beantwoorden, die de volgende zijn: 1. Als je werkelijk een dienstdoener bent, kun je mij dan trouw van dienst zijn, zonder enig element van laksheid of negativiteit? 2. Als je ontdekt dat ik je nooit gewaardeerd heb, zul je dan nog altijd kunnen blijven en mij levenslang van dienst kunnen zijn? 3. Als ik nog steeds erg kil tegen je ben, al heb je veel moeite gedaan, zul je dan in anonimiteit voor mij kunnen blijven werken? 4. Als ik, nadat je je hebt ingezet voor mij, niet voldoe aan je pietluttige eisen, zul je dan ontmoedigd raken en teleurgesteld zijn in mij, of zelfs woedend worden en verwensingen roepen? 5. Als je altijd erg trouw bent geweest, met veel liefde voor mij, maar toch de kwelling ondergaat van ziekte, armoede en verlating door vrienden en familie, of enige andere tegenslagen in het leven verduurt, zullen je trouw aan mij en liefde voor mij dan nog in stand blijven? 6. Als niets van wat je je hebt voorgesteld in je hart evenaart wat ik heb gedaan, hoe zul je dan je toekomstige pad bewandelen? 7. Als je niets ontvangt van wat je hoopte te ontvangen, kun je dan nog steeds mijn volgeling blijven? 8. Als je het doel en de betekenis van mijn werk nooit hebt begrepen, kun je dan een gehoorzaam iemand zijn die niet willekeurig oordelen velt en conclusies trekt? 9. Kun je alle woorden koesteren die ik heb gesproken, en al het werk koesteren dat ik heb gedaan tijdens de periode waarin ik mij onder de mensheid heb bevonden? 10. Ben je in staat mijn trouwe volgeling te zijn, bereid om een leven van lijden te verdragen voor mij, al ontvang je niets? 11. Ben je in staat omwille van mij niet langer te denken aan, plannen te maken voor of je voor te bereiden op je toekomstige overlevingspad? Deze vragen staan voor mijn definitieve vereisten aan jullie, en ik hoop dat jullie allemaal mij antwoorden kunnen geven. Als je aan een of twee dingen hebt voldaan die deze vragen jullie opdragen, dan moet je blijven streven. Als je geen enkele van deze vereisten kunt volbrengen, ben je beslist het soort persoon dat in de hel geworpen zal worden. Tegen zulke mensen hoef ik niets meer te zeggen, want ze zijn beslist geen mensen die met mij kunnen overeenstemmen. Hoe zou ik iemand in mijn huis kunnen houden die me in enige omstandigheid zou kunnen verraden? Wat betreft hen die me in de meeste omstandigheden nog steeds zouden kunnen verraden, ik zal hun functioneren bekijken voordat ik andere regelingen tref. Maar al diegenen die in staat zijn mij te verraden, in welke omstandigheden dan ook, zal ik nooit vergeten; ik zal ze in mijn hart onthouden, en wachten op de gelegenheid om ze hun slechte daden betaald te zetten. De vereisten die ik naar voren gebracht heb, zijn allemaal problemen die jullie in jezelf moeten onderzoeken. Ik hoop dat jullie allemaal er serieus over kunnen nadenken en niet oppervlakkig met mij omgaan. In de nabije toekomst zal ik de antwoorden die jullie me hebben gegeven controleren aan de hand van mijn vereisten. Tegen die tijd zal ik niets meer van jullie vereisen en geen ernstige vermaningen meer tot jullie richten. In plaats daarvan zal ik mijn gezag uitoefenen. Zij die moeten worden behouden, zullen worden behouden; zij die moeten worden beloond, zullen worden beloond; zij die moeten worden overgegeven aan Satan, zullen worden overgegeven aan Satan; zij die zwaar gestraft moeten worden, zullen zwaar gestraft worden; en zij die moeten vergaan, zullen worden vernietigd. Zo zal er niet langer meer iemand zijn om me in mijn dagen te hinderen. Geloof je mijn woorden? Geloof je in vergelding? Geloof je dat ik al die slechteriken zal straffen die mij misleiden en verraden? Hoop je dat die dag eerder komt of dat hij later komt? Ben je iemand die doodsbang is voor straf, of iemand die zich tegen mij zou verzetten, al moest hij straf ondergaan? Kun je je voorstellen, wanneer die dag komt, of je te midden van gejuich en gelach zult leven, of zult jammeren en knarsetanden? Wat voor einde hoop je te hebben? Heb je er ooit serieus over nagedacht of je voor honderd procent in mij gelooft of voor honderd procent aan mij twijfelt? Heb je ooit zorgvuldig overwogen wat voor gevolgen en uitkomsten je handelingen en gedrag over je zullen uitroepen? Hoop je werkelijk dat al mijn woorden één voor één zullen uitkomen, of ben je doodsbang dat mijn worden één voor één zullen uitkomen? Als je hoopt dat ik snel vertrek om mijn woorden te laten uitkomen, hoe moet je dan omgaan met je eigen woorden en daden? Als je niet op mijn vertrek hoopt en niet hoopt dat al mijn woorden onmiddellijk uitkomen, waarom geloof je dan sowieso in mij? Weet je werkelijk waarom je me volgt? Als de reden alleen maar het verbreden van je horizon is, dan hoef je niet zo veel moeite te doen. Als het is om gezegend te worden en aan de aankomende ramp te ontkomen, waarom ben je dan niet bezorgd over je eigen gedrag? Waarom vraag je jezelf niet of je aan mijn vereisten kunt voldoen? Waarom vraag je jezelf niet eveneens of je geschikt bent om de toekomstige zegeningen te ontvangen?

uit ‘Een heel ernstig probleem: verraad (2)’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 364

Mijn hele volk dat voor mij dient zou moeten terugdenken aan het verleden: Was jullie liefde voor mij bezoedeld door onzuiverheid? Was jullie trouw aan mij zuiver en oprecht? Was jullie kennis van mij waarachtig? Hoe groot was de plaats die ik in jullie harten innam? Vulde ik die volledig op? Hoeveel bewerkstelligden mijn woorden in jullie? Zie me niet aan voor een dwaas! Deze dingen zijn mij volkomen duidelijk! Vandaag, terwijl de stem van mijn redding uitgebracht wordt, is jullie liefde voor mij wat toegenomen? Is een deel van jullie trouw aan mij zuiver geworden? Is jullie kennis over mij verdiept? Heeft de lofprijzing van het verleden een stevige ondergrond gelegd voor jullie kennis vandaag? Hoeveel van jullie innerlijk wordt door mijn Geest bewoond? Hoeveel plaats neemt mijn beeltenis bij jullie in? Hebben mijn uitspraken jullie achilleshiel geraakt? Hebben jullie werkelijk het gevoel dat jullie nergens jullie schaamte kunnen verbergen? Geloven jullie waarachtig dat jullie ongeschikt zijn om mijn volk te zijn? Als jullie je totaal niet bewust zijn van de bovenstaande vragen, dan laat dit zien dat je in troebel water aan het vissen bent, dat je er alleen maar bent om de cijfers te verfraaien, en op het door mij gekozen moment zul je zeker worden geëlimineerd en voor de tweede keer in de bodemloze put worden gegooid. Dit zijn mijn woorden van waarschuwing, en een ieder die ze te licht opvat zal door mijn oordeel geveld worden en op de aangewezen tijd door rampspoed overvallen worden. Is dit niet waar? Moet ik nog steeds voorbeelden geven om dit toe te lichten? Moet ik duidelijker spreken om jullie een toonbeeld te leveren? Vanaf het moment van de schepping tot op heden zijn veel mensen ongehoorzaam geweest aan mijn woorden en op die manier uitgeworpen en geëlimineerd uit mijn stroom van herstel; uiteindelijk sterven hun lichamen en worden hun geesten in Hades geworpen, en tot op de dag van vandaag ondergaan ze een verschrikkelijke straf. Veel mensen hebben mijn woorden gevolgd, maar ze zijn tegen mijn verlichting en mijn illuminatie in gegaan en dus heb ik hen terzijde geschopt, waardoor ze onder het domein van Satan zijn gekomen en degenen zijn geworden die mij weerstaan. (Vandaag de dag gehoorzamen allen die zich rechtstreeks tegen mij verzetten enkel de oppervlakkigheden van mijn woorden, en zijn ongehoorzaam aan de kern van mijn woorden.) Er zijn er ook veel geweest die enkel geluisterd hebben naar de woorden die ik gisteren sprak, die de ‘rommel’ van het verleden vastgehouden hebben en niet de ‘producten’ van het heden gekoesterd hebben. Deze mensen zijn niet alleen gevangen genomen door Satan, maar zijn eeuwige zondaars en mijn vijanden geworden, en zij keren zich lijnrecht tegen mij. Zulke mensen onderwerp ik aan mijn oordeel op het hoogtepunt van mijn toorn, en zij zijn vandaag nog steeds blind, zitten nog steeds in hun donkere kerkers (wat wil zeggen, zulke mensen zijn verrotte, verdoofde lijken die door Satan geleid worden; omdat hun ogen versluierd zijn door mij, noem ik hen blind). Het zou goed zijn om een voorbeeld te geven om jullie naar te verwijzen, zodat jullie ervan kunnen leren:

Bij de naam Paulus zullen jullie denken aan zijn geschiedenis, en een aantal verhalen over hem die onjuist zijn en niet stroken met de werkelijkheid. Hij werd van jongs af aan door zijn ouders onderwezen, en ontving mijn leven, en als gevolg van mijn voorbestemming was hij van het kaliber dat ik verlang. Op 19-jarige leeftijd las hij verscheidene boeken over het leven; daarom hoef ik niet in details te treden over hoe hij, vanwege zijn kaliber, en vanwege mijn verlichting en illuminatie, in staat was om niet alleen met enig inzicht over geestelijke zaken te spreken, maar ook om mijn bedoelingen te begrijpen. Dit sluit natuurlijk niet de combinatie van interne en externe factoren uit. Niettemin was de enige onvolmaaktheid die hij bezat dat hij, vanwege zijn talenten, vaak te rap van tong was en opschepperig. Als gevolg daarvan deed hij door zijn ongehoorzaamheid, waarvan een deel rechtstreeks de aartsengel vertegenwoordigde, toen ik voor de eerste keer vlees werd alles wat in zijn vermogen lag om mij te trotseren. Hij was een van die figuren die mijn woorden niet kennen, en mijn plaats in zijn hart was al verdwenen. Zulke mensen keren zich rechtstreeks tegen mijn goddelijkheid, en worden door mij neergeslagen, en buigen zich neer en bekennen hun zonden enkel op het allerlaatst. Nadat ik zijn sterke punten benut had – dat wil zeggen, nadat hij een tijdje voor me gewerkt had – verviel hij zodoende in zijn oude gewoonten. Hoewel hij niet direct ongehoorzaam was aan mijn woorden, was hij ongehoorzaam aan mijn innerlijke leiding en verlichting. Daarom was alles wat hij in het verleden gedaan had zinloos; met andere woorden, de kroon van glorie waar hij over sprak was leeg gebabbel geworden, een voortbrengsel van zijn eigen verbeelding, want zelfs vandaag is hij nog onderworpen aan mijn oordeel te midden van mijn ketenen.

Uit bovenstaand voorbeeld kan opgemaakt worden dat enig persoon die mij tegenwerkt (door niet alleen mijn vleselijke persoon te betwisten maar wat belangrijker is, mijn woorden en mijn Geest – ofwel mijn goddelijkheid), mijn oordeel in zijn vlees zal ontvangen. Wanneer mijn Geest je verlaat, stort je naar beneden, regelrecht naar Hades. En hoewel je vleselijke lichaam op aarde is, ben je net zoals iemand die aan een geestelijke aandoening lijdt: Je hebt je verstand verloren en voelt je onmiddellijk alsof je een lijk bent, zozeer dat je mij smeekt om je vlees zonder uitstel te beëindigen. De meesten onder jullie die de geest hebben kunnen deze omstandigheden heel goed inschatten, en ik hoef niet verder in detail te treden. In het verleden toen ik in normale menselijkheid werkte, hadden de meeste mensen zich al gemeten tegen mijn toorn en majesteit, en wisten al een beetje van mijn wijsheid en gezindheid af. Vandaag spreek en handel ik regelrecht in goddelijkheid, en zijn er nog steeds mensen die mijn toorn en oordeel met eigen ogen zullen zien; bovendien is het grootste werk van het tweede gedeelte van het tijdperk van oordeel, mijn volk rechtstreeks bewust te maken van mijn daden in het vlees, en jullie allemaal mijn gezindheid rechtstreeks te laten zien. Evenwel: omdat ik in het vlees ben, ben ik bedacht op jullie zwakheden. Het is mijn hoop dat jullie je geest, ziel en lichaam niet als speelgoed behandelen, en ze niet onbekommerd aan Satan wijden. Het is beter om alles wat jullie hebben te koesteren en niet als een spelletje te behandelen, want zulke dingen betreffen jullie lot. Zijn jullie werkelijk in staat de ware betekenis van mijn woorden te begrijpen? Zijn jullie werkelijk in staat met mijn ware gevoelens rekening te houden?

Zijn jullie bereid mijn zegeningen op aarde te genieten, zegeningen die vergelijkbaar zijn met die in de hemel? Zijn jullie bereid jullie begrip van mij, en het genieten van mijn woorden en de kennis over mij, als de meest waardevolle en betekenisvolle dingen in jullie leven te behandelen? Zijn jullie werkelijk in staat je volledig aan mij te onderwerpen, zonder bijgedachte aan jullie eigen vooruitzichten? Zijn jullie werkelijk in staat jezelf toe te staan door mij ter dood gebracht te worden en door mij geleid te worden als schapen? Kan er iemand van jullie zulke dingen bereiken? Zou het kunnen dat allen die door mij geaccepteerd worden en mijn beloften ontvangen degenen zijn die mijn zegeningen ontvangen? Hebben jullie iets van deze woorden begrepen? Als ik jullie op de proef stel, kunnen jullie je dan werkelijk aan mijn genade overleveren en te midden van deze beproevingen naar mijn bedoelingen zoeken en mijn hart bespeuren? Mijn wens is niet dat je in staat zult zijn veel ontroerende woorden te spreken, of veel opwindende verhalen te vertellen; ik heb liever dat je in staat bent een goede getuigenis over mij af te leggen en dat je volledig en diep de werkelijkheid kunt betreden. Als ik niet rechtstreeks sprak, zou je dan alles om je heen kunnen laten vallen en jezelf toestaan om door mij gebruikt te worden? Is dat niet de werkelijkheid die ik vereis? Wie is in staat de betekenis van mijn woorden te vatten? Toch vraag ik dat jullie niet langer bezwaard worden door twijfels, dat jullie het voortouw nemen bij jullie intrede en de essentie van mijn woorden bevatten. Hierdoor wordt voorkomen dat jullie mijn woorden verkeerd begrijpen, en in het duister tasten omtrent de betekenis ervan, en aldus mijn bestuurlijke decreten overtreden. Ik hoop dat jullie mijn bedoelingen voor jullie in mijn woorden vatten. Denk niet meer aan jullie eigen vooruitzichten, en handel naar wat jullie ten overstaan van mij besloten hebben: dat allen aan de orkestratie van God overgeleverd moeten zijn. Al degenen die in mijn huishouden staan moeten zoveel doen als ze kunnen; je moet het beste van jezelf opofferen aan het laatste gedeelte van mijn werk op aarde. Ben je werkelijk bereid zulke dingen in praktijk te brengen?

uit ‘Hoofdstuk 4’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’

Dagelijkse woorden van God Fragment 365

Op aarde zijn er allerlei kwade geesten die eindeloos op jacht zijn naar een rustplaats en voortdurend op zoek zijn naar lijken van mensen die opgegeten kunnen worden. Mijn volk, blijf onder mijn hoede en bescherming! Gedraag je nooit bandeloos! Gedraag je nooit roekeloos! Bied je trouw liever aan in mijn huis, alleen met trouw kun je een tegenaanval inzetten tegen de sluwheid van de duivel. Gedraag je onder geen omstandigheid als in het verleden toen je het ene deed voor mijn aangezicht, maar het andere achter mijn rug. Zo kun je al niet meer gered worden. Ik heb nu toch zeker wel meer dan voldoende van dergelijke woorden gesproken? Juist omdat de oude aard van de mens onverbeterlijk is, heb ik hem er herhaaldelijk aan herinnerd. Begin je niet te vervelen! Alles wat ik zeg is in het belang van jullie bestemming! Satan heeft nu juist een vervuilde en smerige plek nodig, en hoe hopelozer jullie verloren zijn voor verlossing en hoe meer ontaard jullie zijn als jullie weigeren jezelf beperkingen op te leggen, hoe meer onzuivere geesten de kans zullen grijpen om te infiltreren. Als jullie eenmaal in deze impasse zijn aangeland is jullie trouw nog slechts kletspraat, zonder enige realiteit, en jullie vastberadenheid zal ten prooi vallen aan onzuivere geesten en veranderen in ongehoorzaamheid of de sluwheid van Satan, en aangewend worden om mijn werk te verstoren. Dan zal ik jullie doodslaan waar en wanneer het mij behaagt. Niemand kent de ernst van deze situatie. De mensen zijn allemaal doof voor wat ze horen en kennen geen greintje voorzichtigheid. Ik weet niet meer wat er vroeger is gedaan. Wacht je nog steeds tot ik mild word voor jou door alweer te vergeten? Hoewel de mensheid tegen mij is opgestaan, neem ik haar dat niet kwalijk, want de gestalte van de mens schiet tekort; daarom stel ik geen hoge eisen aan de mens. Ik vraag alleen maar of hij zich niet wil overgeven aan uitspattingen, of hij zichzelf beperkingen op wil leggen. Het is toch zeker niet te moeilijk voor jullie om aan deze ene voorwaarde te voldoen? De meerderheid van de mensen wacht tot ik nog meer mysteriën openbaar om zich daarin te verlustigen. En toch, al zou je alle mysteriën van de hemel leren begrijpen, wat zou je dan met die kennis aan kunnen vangen? Zou je liefde voor mij erdoor groeien? Zou je liefde voor mij erdoor ontvlammen? Ik onderschat de mens niet en ik oordeel ook niet gemakkelijk over hem. Als dit niet de eigenlijke omstandigheden van de mens waren, zou ik nooit iemand lichtvaardig met zo’n stempel kronen. Denk eens terug aan het verleden: heb ik jullie ooit belasterd? Heb ik jullie ooit onderschat? Heb ik ooit naar jullie gekeken zonder jullie eigenlijke omstandigheden in ogenschouw te nemen? Heb ik ooit jullie hart en jullie mond niet vervuld met overtuiging? Heb ik ooit gesproken zonder dat dit een gevoelige snaar in jullie binnenste raakte? Wie van jullie heeft mijn woorden zonder angst en beven gelezen, bang dat ik je in een bodemloze put neer zal slaan? Wie doorstaat geen beproevingen met mijn woorden? Mijn woorden bevatten gezag, maar niet het gezag om oppervlakkig te oordelen over de mens. Nee, met de eigenlijke omstandigheden van de mens in gedachten maak ik voortdurend de betekenis in mijn woorden duidelijk. Is er ook maar iemand die mijn almacht in mijn woorden kan herkennen? Is er iemand die het zuiverste goud waar mijn woorden van gemaakt zijn in zichzelf kan ontvangen? Hoeveel woorden heb ik gesproken, maar is er iemand die ze ooit koestert?

uit ‘Hoofdstuk 10’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 366

Ik sta dag na dag het hele universum te observeren en ik verberg mij nederig in mijn verblijfplaats om het menselijk leven te ervaren en elk menselijk handelen van nabij te onderzoeken. Nooit heeft iemand werkelijk zichzelf voor mij opgeofferd. Niemand heeft ooit de waarheid nagestreefd. Niemand is ooit gewetensvol tegenover mij geweest. Niemand heeft ooit iets aan mij beloofd en zich aan zijn plicht gehouden. Er is niemand die ooit heeft toegestaan dat ik onder hen woonde en mij niet gewaardeerd zoals mensen zijn eigen leven waarderen. Niemand heeft ooit, in de praktische realiteit, alles wat mijn goddelijkheid is gezien; niemand is ooit bereid geweest om in contact te treden met de praktische God Zelf. Als mensen verzwolgen worden door de wateren, red ik ze uit de tot stilstand gekomen wateren en geef ze de kans om opnieuw te leven. Als mensen hun vertrouwen in het leven verliezen, trek ik ze op van de rand van de dood, geef ze de moed om te leven, zodat ze erkennen dat ik het fundament ben van hun bestaan. Als mensen mij ongehoorzaam zijn, zorg ik ervoor dat ze mij leren kennen in hun ongehoorzaamheid. In het licht van de oude natuur van de mensheid en in het licht van mijn genade sta ik hen toe om zich te bekeren en een nieuw begin te maken in plaats van hen ter dood te brengen. Als mensen honger lijden, ruk ik ze bij hun laatste ademtocht weg bij de dood, zodat ze niet ten prooi vallen aan Satans bedrog. Hoe vaak hebben mensen mijn handen niet gezien. Hoe dikwijls hebben zij niet mijn vriendelijke gelaat gezien, mijn lachend gezicht. En hoe dikwijls hebben zij mijn majesteit niet gezien, en mijn toorn. Hoewel de mensheid mij nooit heeft gekend, grijp ik hun zwakten niet aan om onnodige problemen te veroorzaken. Door het lijden van de mensheid te ervaren, voel ik sympathie met de zwakheid van de mens. Alleen wanneer mensen ongehoorzaam en ondankbaar zijn, tuchtig ik hen in verschillende mate.

Ik verberg mijzelf als mensen druk bezig zijn en openbaar mijzelf als ze zich ontspannen. De mensheid denkt dat ik alwetend ben en dat ik God Zelf ben die alle smeekbedes verhoort. De meesten komen voor mij daarom alleen om mijn hulp te zoeken, niet uit verlangen om mij te kennen. Wanneer mensen in de greep van ziekte zijn, roepen ze hartstochtelijk om mij. Wanneer ze tegenspoed ervaren, vertrouwen ze met al hun kracht hun moeilijkheden aan mij toe, om hen van hun lijden te verlossen. Maar niet één mens heeft in goede tijden van mij gehouden. Geen enkel mens heeft in tijd van vrede en geluk zijn hand uitgestoken, zodat ik deel kon krijgen aan zijn vreugde. Als hun gezinnetjes gelukkig en gezond zijn, is het al lang zo, dat de mensen mij opzij werpen of de deur voor mij sluiten, en verbieden ze mij om binnen te gaan en te genieten van het gezegende geluk van het gezin. De menselijke geest is te bekrompen, te bekrompen om zelfs maar te houden van een God die zo liefdevol, genadig en benaderbaar is als ik. Hoe vaak werd ik door mensen afgewezen in tijden van vreugdevol lachen. Hoe dikwijls was ik niet een steun voor mensen die struikelden. Hoe vaak ben ik niet door mensen die ziek waren gedwongen om hen te genezen. Hoe wreed is de mensheid! Absoluut onredelijk en immoreel! Zelfs de gevoelens waarmee mensen zouden zijn uitgerust, zijn in hen niet te vinden; ze zijn bijna geheel verstoken van elk spoor van menselijkheid. Denk na over je verleden en vergelijk het met het heden. Zijn jullie aan het veranderen? Speelt het verleden minder een rol in het heden? Of is het verleden nog altijd onveranderd aanwezig?

Bergen en dalen heb ik doorkruist, de hoogtepunten en dieptepunten van de wereld heb ik ervaren. Ik heb gezworven onder de mensen en vele jaren onder hen geleefd, maar de gezindheid van de mensheid lijkt nauwelijks veranderd. En het is alsof de oude natuur van de mens wortel heeft geschoten en in hen is ontsproten. Ze zijn nooit in staat om die oude natuur te veranderen. Ze kunnen hun oorspronkelijke aard slechts marginaal verbeteren. Het is zoals de mensen zeggen: de essentie is niet veranderd, maar de vorm is veel veranderd. De mensen lijken mij allemaal te willen misleiden en te verblinden, om zich er met bluf uit te kunnen redden en mijn waardering te krijgen. Ik bewonder de slimmigheden van mensen niet en besteed er ook geen aandacht aan. Ik ontsteek niet in razernij, maar neem de houding aan van iemand die kijkt maar niet ziet. Ik ben van plan om de mensheid een zekere speelruimte te geven en daarna alle mensen gezamenlijk te behandelen. Als alle mensen waardeloze stakkers zijn die zichzelf niet respecteren, zichzelf niet koesteren, waarom zouden ze mij dan nodig hebben voor hernieuwde genade en liefde? De mensen kennen zichzelf niet, zonder uitzondering. Ze kennen hun gewicht niet. Ze zouden op een weegschaal moeten gaan staan. De mensheid slaat geen acht op mij, dus neem ik hen ook niet serieus. Mensen letten niet op mij, dus hoef ik ook geen inspanning voor hen te doen. Is dat niet het beste van beide werelden? Heb ik jullie, mijn volk, daar niet goed mee beschreven? Wie heeft er niet voor mijn aangezicht een besluit genomen en dat daarna terzijde gelegd? Wie heeft er een besluit voor de lange termijn genomen voor mijn aangezicht, in plaats van steeds maar van alles en nog wat te besluiten? Mensen nemen altijd allerlei goede besluiten in tijden van voorspoed en vergeten ze allemaal weer in tijden van tegenspoed. En dan pakken ze hun besluit op en zetten het voor mijn aangezicht neer. Denken jullie dat ik zo oneerbiedwaardig ben dat ik de rommel aanneem die mensen van de vuilnisbelt hebben opgeraapt? Slechts weinigen houden vast aan hun besluit, slechts weinigen zijn kuis en slechts weinigen bieden mij hun meest kostbare offer. Zijn jullie dan niet hetzelfde? Als jullie niet in staat zijn om je aan je plichten te houden als leden van mijn volk in het koninkrijk, dan zullen jullie door mij verafschuwd en verworpen worden!

uit ‘Hoofdstuk 14’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 367

De mens is een wezen zonder zelfkennis. Hoewel hij zichzelf niet kent, kent hij verder iedereen op zijn duimpje. Alsof alle anderen eerst door hem geïnspecteerd zijn en zijn goedkeuring hebben verkregen, voordat ze ook maar iets zeggen of doen, en dus alsof hij alle anderen de volledige maat heeft genomen, tot hun psychische toestand aan toe. Alle mensen zijn zo. De mens is nu het Tijdperk van het Koninkrijk ingegaan, maar zijn natuur blijft onveranderd. Tegenover mij doet hij nog zoals ik doe, maar achter mijn rug regelt hij zijn eigen unieke ‘zaakjes’. Zodra dat voorbij is en hij weer voor mij verschijnt, gedraagt hij zich echter als een andere persoon, hij lijkt onverschrokken kalm, beheerst en met een rustige hartslag. Is dat niet juist wat de mens zo verachtelijk maakt? Hoeveel mensen hebben twee totaal verschillende gezichten; één ten overstaan van mij en een ander achter mijn rug om? Hoevelen van hen gedragen zich als een pasgeboren lam ten overstaan van mij, maar veranderen, wanneer zij achter mijn rug staan, in woeste tijgers om vervolgens als vogeltjes te worden die vrolijk in de heuvels rondfladderen? Hoeveel mensen tonen doelgerichtheid en vastberadenheid voor mij? Hoevelen verschijnen voor mij, dorstig en vol verlangen naar mijn woorden zoekend, maar worden die achter mijn rug om beu en zweren ze af, alsof mijn woorden een zware last zouden zijn? Ik ben zo vaak gestopt mijn hoop in de mensheid te stellen, als ik zag hoe het menselijk ras door mijn vijand werd verdorven. Ik heb zo vaak een mens in tranen voor mij zien verschijnen om mij om vergiffenis te vragen, maar vanwege zijn gebrek aan zelfrespect en hardnekkige onverbeterlijkheid heb ik vertoornd mijn ogen gesloten voor zijn handeling, zelfs wanneer zijn hart eerlijk was en zijn bedoelingen oprecht waren. Ik heb zo vaak gezien hoe een mens in staat is in geloof met mij samen te werken en hoe hij, eenmaal voor mij, zich in mijn omarming lijkt te nestelen, de warmte van mijn omarming proevend. Ik heb zo vaak de onschuld, levendigheid en lieflijkheid van mijn uitverkoren mensen gezien, en in mijn hart hebben deze zaken mij altijd behaagd. Mensen weten niet hoe ze de voorbeschikte zegen uit mijn handen moeten ervaren, omdat zij noch de uiteindelijke betekenis van gezegend zijn, noch die van lijden kennen. Daarom is de mens verre van eerlijk in zijn zoektocht naar mij. Als er geen morgen was, wie van jullie zou er dan voor mij staan en zo wit zijn als opgedwarrelde sneeuw, zo onberispelijk als zuivere jade? Je liefde voor mij is toch zeker niet iets dat zomaar kan worden ingewisseld voor een heerlijke maaltijd, een chique pak of een exclusieve betrekking en een goed salaris? Of kan het worden ingeruild voor de liefde die anderen voor je hebben? Als iemand een beproeving moet doorstaan is dat toch zeker geen reden om zijn liefde voor mij op te geven? Lijden en tegenspoed zorgen er toch niet voor dat hij klaagt over alles wat ik heb beschikt? Geen mens heeft ooit echt het zwaard in mijn mond gewaardeerd: hij kent slechts de oppervlakkige betekenis ervan zonder dat hij de innerlijke betekenis echt begrijpt. Als mensen echt in staat waren om de scherpte van mijn zwaard te zien, zouden zij zich als ratten naar hun holen haasten. Vanwege hun gevoelloosheid snappen mensen niets van de ware betekenis van mijn woorden en dus hebben ze geen enkel idee hoe geducht mijn woorden zijn, of hoeveel van hun natuur wordt onthuld en over hoeveel van hun verdorvenheid door die woorden geoordeeld wordt. Om deze reden hebben de meeste mensen, op basis van hun halfbakken ideeën over mijn woorden, een lauwe en vrijblijvende houding aangenomen.

uit ‘Hoofdstuk 15’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 368

Door de eeuwen heen hebben velen deze wereld in teleurstelling verlaten, met tegenzin, en velen zijn erin gekomen met hoop en geloof. Ik heb voor velen geregeld om te komen en heb velen weggezonden. Ontelbare mensen zijn door mijn handen gegaan. Vele geesten zijn in de onderwereld geworpen, vele zijn vleesgeworden en vele zijn gestorven en zijn herboren op aarde. Toch heeft nooit iemand van hen de kans gehad om te genieten van de zegeningen van het koninkrijk vandaag. Ik heb de mens zo veel gegeven en toch heeft hij weinig verworven, omdat de woeste aanval van Satans krachten het voor hem onmogelijk gemaakt heeft om te genieten van al mijn weelde. De mens heeft enkel het geluk gehad om het te zien, maar nooit heeft hij er echt helemaal van kunnen genieten. Hij heeft nooit de schatkamer ontdekt in zijn lichaam om de weelde van de hemel te ontvangen en zo is hij de zegeningen die ik hem geschonken heb, verloren. Is de geest van de mens niet hét vermogen dat hem verbindt met mijn Geest? Waarom heeft de mens zich nooit tot mij gewend met zijn geest? Waarom komt hij nader tot mij in het vlees en kan hij dat niet in de geest? Is mijn ware gelaat van vlees? Waarom kent de mens mijn substantie niet? Is er dan werkelijk nooit enig spoor geweest van mij in de geest van de mens? Ben ik dan volledig verdwenen uit de geest van de mens? Wanneer de mens niet binnentreedt in het spirituele rijk, hoe kan hij dan mijn intenties vatten? Is er ook maar iets in de ogen van de mens dat de spirituele wereld direct kan binnendringen? Op veel momenten heb ik de mens aangeroepen met mijn Geest en toch handelt de mens alsof hij neergestoken is door mij, mij van een afstand aankijkend, in grote angst dat ik hem naar een andere wereld zal brengen. Op veel momenten heb ik de geest van de mens onderzocht en toch is hij totaal vergeetachtig en diep angstig dat ik zijn huis zal binnentreden en de kans zal grijpen om hem al wat hij bezit te ontnemen. Zo sluit hij mij buiten op en laat hij mij achter met niets dan een koude, goed vergrendelde deur. Op veel momenten is de mens gevallen en heb ik hem gered en toch, wanneer hij wakker wordt, verlaat hij mij meteen en, ongevoelig voor mijn liefde, werpt hij mij een behoudende blik toe; nooit heb ik het hart van de mens verwarmd. De mens is een emotieloos, koelbloedig dier. Zelfs als mijn omhelzing hem verwarmt, is hij er nooit diep door geraakt. De mens is net een wilde in de bergen. Hij heeft mijn waardering voor de mensheid nooit gekoesterd. Hij is niet bereid om mij te benaderen en hij verkiest het om in de bergen te blijven ronddwalen, waar hij de dreiging van wilde beesten doorstaat – en toch is hij niet bereid om zijn vlucht te nemen tot mij. Ik dwing geen enkele mens: ik doe enkel mijn werk. De dag zal komen waarop de mens naar mijn zijde zal zwemmen vanuit het midden van de machtige oceaan, zodat hij kan genieten van al de weelde van de aarde en zodat hij het risico verzwolgen te worden door de zee achter zich kan laten.

uit ‘Hoofdstuk 20’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 369

Er zijn veel mensen die mij werkelijk willen liefhebben, maar ze hebben geen controle over zichzelf omdat hun hart niet van henzelf is. Veel mensen houden echt van me tijdens de beproevingen die ik hen opleg, maar zijn toch niet in staat te begrijpen dat ik echt besta, en houden louter van me in het midden van de leegheid en niet vanwege mijn werkelijke bestaan. Veel mensen schenken nadat ze mij hun hart hebben geschonken geen aandacht meer aan hun hart en laten hun hart door Satan weggraaien zodra hij de kans krijgt, waarna ze mij verlaten. Veel mensen houden echt van mij wanneer ik hen mijn woorden schenk, maar koesteren mijn woorden niet in hun geest. In plaats daarvan gebruiken ze mijn woorden achteloos als openbaar bezit en werpen zij ze terug naar waar ze vandaan kwamen wanneer het hen uitkomt. De mens zoekt me in het midden van de pijn en kijkt naar me op tijdens beproevingen. In tijden van vrede verheugt hij zich in mij, wanneer hij in gevaar is loochent hij mij, wanneer hij te druk is vergeet hij mij en wanneer hij tijd heeft doet hij plichtmatig wat ik van hem verwacht – en toch heeft niemand zijn hele leven van mij gehouden. Ik wil dat de mens ten opzichte van mij eerlijk is: ik vraag niet dat hij me iets geeft, maar alleen dat alle mensen me serieus nemen, dat ze, in plaats van mij te vlijen, mij toestaan de eerlijkheid van de mens terug te brengen. Mijn verlichting, mijn illuminatie en de kosten van mijn inspanningen dringen tot alle mensen door, maar aan de ander kant dringt ook de ware aard van elke handeling van de mens tot alle mensen door, evenals hun misleiding van mij. Het is alsof de mens de ingrediënten van misleiding al vanaf de moederschoot met zich meedraagt, alsof hij vanaf zijn geboorte over speciale vaardigheid tot bedrog beschikt. Erger nog, hij heeft nooit per ongeluk iets geheims prijsgegeven; niemand heeft ooit de bron van deze bedrieglijke vaardigheden doorzien. Als gevolg daarvan leeft de mens te midden van bedrog zonder het zich te realiseren, het is alsof hij zichzelf vergeeft, alsof dit de bepalingen van God zijn in plaats van zijn doelbewuste misleiding van mij. Is dit niet de werkelijke bron van de poging van de mens mij te misleiden? Is dit niet zijn slinkse plan? Ik heb me nooit in de war laten brengen door de mooie praatjes en trucjes van de mens, ik heb zijn essentie al heel lang geleden doorzien. Wie weet hoeveel onreinheid er door zijn bloed stroomt en hoeveel gif van Satan er in zijn merg zit? De mens raakt er elke dag meer aan gewend, zozeer dat hij ongevoelig wordt voor de teistering van Satan en niet meer geïnteresseerd is in het zoeken naar de ‘kunst van een gezond bestaan’.

uit ‘Hoofdstuk 21’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 370

De mens leeft te midden van het licht, niettemin beseft hij niet hoe kostbaar het licht is. Hij weet niets over de essentie van het licht en de bron van het licht, en daarnaast weet hij niet wie het toebehoort. Wanneer ik het licht schenk aan de mens, onderzoek ik onmiddellijk de omstandigheden onder de mensheid: Dankzij het licht zijn alle mensen aan het veranderen, groeien ze en hebben ze de duisternis verlaten. Ik kijk in elke hoek van het universum, en zie dat de bergen opgeslokt zijn in mist, dat de wateren bevroren zijn in de kou en dat vanwege de komst van het licht de mensen in de richting van het oosten kijken opdat zij iets nog kostbaarders mogen ontdekken, de mens blijft echter incapabel om een duidelijke richting te zien te midden van de nevel. Omdat de hele wereld onder een deken van mist ligt wordt mijn bestaan, wanneer ik vanuit de wolken omlaag kijk, nooit door de mens ontdekt; de mens is ergens naar op zoek op aarde, hij schijnt te foerageren, hij is kennelijk van plan mijn aankomst af te wachten maar hij weet niet wanneer dat zal zijn, en het enige wat hij kan doen is vaak naar het lichtschijnsel in het oosten kijken. Onder alle volkeren zoek ik degenen die waarlijk naar mijn eigen hart zijn. Ik wandel tussen alle volkeren, en woon tussen alle volkeren, maar de mens is veilig en wel op aarde, en aldus zijn er geen die echt naar mijn eigen hart zijn. De mensen weten niet hoe ze zich om mijn wil moeten bekommeren, ze kunnen mijn daden niet zien, en ze kunnen zich niet door het licht voortbewegen en door het licht beschenen worden. Alhoewel de mens mijn woorden immer koestert, is hij onmachtig de bedrieglijke listen van Satan te doorzien; omdat de mens te klein van gestalte is, is hij onmachtig te doen wat zijn hart hem ingeeft. De mens heeft nooit oprecht van mij gehouden. Wanneer ik hem verhoog voelt hij zich onwaardig, maar daardoor wil hij nog niet proberen mij tevreden te stellen. Hij houdt enkel de “status” vast die ik hem in handen gegeven heb en onderzoekt deze; ongevoelig voor mijn lieflijkheid blijft hij zich liever hardnekkig volproppen met de zegeningen van zijn status. Is dit niet de onvolkomenheid van de mens? Als de bergen zich verplaatsen, zouden zij een omweg kunnen maken omwille van jouw status? Wanneer de wateren stromen, kunnen zij voor de status van de mens tot stilstand komen? Zouden de hemelen en de aarde door de status van de mens teruggedraaid kunnen worden? Ik was eens genadig tegenover de mens, alsmaar weer, maar niemand koestert dit of schat dit op waarde, ze luisterden er alleen maar naar als naar een verhaal, of lazen het als een roman. Raken mijn woorden echt het hart van de mens niet? Hebben mijn uitspraken dan echt geen invloed? Zou het kunnen dat niemand in mijn bestaan gelooft? De mens houdt niet van zichzelf; in plaats daarvan verenigt hij zich met Satan om mij aan te vallen, en gebruikt Satan als een ‘troef’ om mij mee te dienen. Ik zal door alle bedrieglijke listen van Satan heen prikken, en de mensen van de aarde er van weerhouden de bedriegerij van Satan te accepteren, zodat zij zich niet tegen mij verzetten vanwege het bestaan van Satan.

uit ‘Hoofdstuk 22’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 371

In mijn ogen is de mens de heerser over alle dingen. Ik heb hem veel gezag gegeven, en hem toegestaan alle dingen op aarde te beheren – het gras op de bergen, de dieren in het bos, en de vissen in het water. Maar in plaats van hier gelukkig over te zijn, is de mens geteisterd door onrust. Zijn hele leven is gevuld met benauwdheid, rondrennen, en plezier toegevoegd aan leegheid, en in zijn hele leven zijn geen nieuwe uitvindingen of creaties te vinden. Niemand is in staat zichzelf aan dit lege leven te onttrekken, en niemand heeft ooit een leven van betekenis ontdekt, en niemand heeft ooit een echt leven ervaren. Hoewel de mensen van vandaag allemaal leven onder mijn lichtschijnsel, weten ze niets over het leven in de hemel. Als ik niet genadig ben tegenover de mens en de mensheid niet red, dan hebben alle mensen voor niets bestaan, hun levens op aarde zijn betekenisloos, en ze zullen vruchteloos vertrekken, met niets om trots over te zijn. De mensen uit elke religie, elke laag van de maatschappij, elk land en van elke denominatie kennen allemaal de leegheid op aarde, en ze zoeken mij allemaal en wachten op mijn terugkeer – maar wie is in staat om mij te kennen als ik aankom? Ik heb alle dingen gemaakt, ik schiep de mensheid, en vandaag ben ik neergedaald onder de mensen. Maar de mens slaat mij terug, en neemt wraak op mij. Is het werk dat ik doe voor de mens dan vruchteloos voor hem? Kan ik dan niet de mens tevredenstellen? Waarom wijst de mens mij af? Waarom is de mens zo koud en onverschillig tegenover mij? Waarom is de aarde bezaaid met lijken? Is dit echt de staat van de wereld die ik heb gemaakt voor de mens? Waarom is het dat, hoewel ik de mens onovertroffen rijkdom heb geschonken, hij mij twee lege handen aanbiedt? Waarom houdt de mens niet echt van mij? Waarom komt hij nooit voor mijn aangezicht? Zijn al mijn woorden dan echt voor niets geweest? Zijn mijn woorden verdwenen zoals hitte van water? Waarom is de mens niet bereid om met mij samen te werken? Is de komst van mijn dag werkelijk het moment waarop de mens komt te sterven? Kan ik werkelijk de mens vernietigen wanneer mijn koninkrijk wordt gevormd? Waarom heeft, tijdens mijn hele managementplan, nooit iemand mijn bedoelingen begrepen? Waarom, in plaats van de uitspraken van mijn mond te koesteren, veracht de mens ze en wijst hij ze af? Ik veroordeel niemand, maar probeer alleen de mensen te kalmeren en hen het werk van zelfreflectie uit te laten voeren.

uit ‘Hoofdstuk 25’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 372

De mensheid heeft mijn warmte ervaren, zij heeft mij oprecht gediend, en ze was oprecht gehoorzaam aan mij en deed alles voor mij in mijn aanwezigheid. Maar de huidige mens kan op de een of ander manier deze staat niet bereiken, hij kan alleen in zijn geest rouwen alsof hij door een uitgehongerde wolf is ontvoerd. Hij kan mij alleen hulpeloos aankijken, zonder ophouden naar mij om hulp te roepen, maar uiteindelijk zal hij niet aan zijn situatie kunnen ontsnappen. Ik denk terug hoe de mensen in het verleden in mijn aanwezigheid beloften deden, op hemel en aarde zwoeren in mijn aanwezigheid dat ze mijn goedheid terug zouden betalen met hun genegenheid. Ze stonden voor mij en huilden verdrietig, en het geluid van hun geweeklaag was hartverscheurend en moeilijk te verdragen. Vaak heb ik de mensheid geholpen vanwege haar vastberadenheid. Ontelbare malen zijn er mensen tot mij gekomen die zich op een aanbiddelijke manier aan mij onderwierpen en die ik niet licht zal vergeten. Ontelbare malen hebben ze mij met standvastige loyaliteit liefgehad en hun oprechte emoties waren bewonderenswaardig. Bij ontelbare gelegenheden hebben ze mij liefgehad, zover dat ze hun leven hebben opgeofferd, ze hebben mij meer liefgehad dan zichzelf. Toen ik hun oprechtheid zag, heb ik hun liefde aanvaard. Bij ontelbare gelegenheden hebben ze zich in mijn aanwezigheid opgeofferd, in mijn belang onverschillig oog in oog met de dood, en ik heb de zorgen uit hun gezicht geveegd en zorgvuldig hun gelaat geïnventariseerd. Er zijn ontelbare momenten geweest dat ik hen liefhad als mijn eigen schat, en er zijn ontelbare momenten geweest dat ik ze heb gehaat als mijn eigen vijand. Toch kan de mens nog steeds niet bevatten wat er in mij omgaat. Als mensen verdrietig zijn kom ik ze troosten, als ze zwak zijn kom ik ze verder helpen. Als ze verdwaald zijn, wijs ik de weg. Als ze huilen, droog ik hun tranen. Maar als ik verdrietig ben, wie komt mij dan met zijn hart troosten? Als ik ziek ben van de zorgen, wie houdt er dan rekening met mijn gevoelens? Als ik treurig ben, wie kan de wonden in mijn hart weer helen? Als ik iemand nodig heb, wie biedt dan uit zichzelf aan samen met mij te handelen? Kan het zijn dat de vroegere houding van de mens ten opzichte van mij voorgoed verloren is gegaan en nooit meer terugkomt? Hoe kan het dat er geen jota in hun geheugen over is? Hoe kunnen de mensen dit alles vergeten zijn? Komt dit niet doordat de mens door zijn vijand is verdorven?

uit ‘Hoofdstuk 27’ van ‘Gods woorden aan het hele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Dagelijkse woorden van God Fragment 373

God schiep de mens, maar als Hij naar de mensenwereld komt, verzetten de mensen zich tegen Hem. Ze proberen Hem weg te jagen uit hun territorium alsof Hij slechts een of ander weeskind was dat over de wereld rondzwerft of een man uit deze wereld die bij geen enkel land hoort. Niemand is gehecht aan God, niemand houdt echt van Hem, niemand verwelkomt Hem bij Zijn komst. Nee, zodra ze zien dat God komt, verschijnt er op hun vrolijke gezicht in een oogwenk een donkere blik, alsof er opeens storm op komst is, alsof God het geluk van hun familie komt wegnemen, alsof God de mensheid nooit heeft gezegend maar de mensheid slechts ongeluk heeft gegeven. Daarom is God in de gedachten van de mensheid geen weldaad, maar Iemand die hen altijd weer vervloekt. Daarom besteedt de mensheid geen aandacht aan Hem en verwelkomt ze Hem niet. De mens is altijd onverschillig tegenover Hem geweest en dat is nooit veranderd. Dat is wat er leeft in het menselijk hart en daarom zegt God dat de mensheid onredelijk is en immoreel, en dat zelfs de gevoelens waarmee mensen zouden zijn uitgerust onvindbaar zijn. De mensheid schenkt geen enkele aandacht aan Gods gevoelens, maar gebruikt zogenaamde ‘gerechtigheid’ in de omgang met God. Zo is de mensheid al vele jaren en om die reden heeft God gezegd dat hun gezindheid niet is veranderd. Daaruit blijkt dat ze geen inhoud hebben, afgezien van een paar veren. Men zou kunnen zeggen dat mensen waardeloze stakkers zijn omdat ze zichzelf niet op waarde schatten. Als ze niet eens zichzelf liefhebben, maar zichzelf vertrappen, toont dit dan niet aan dat ze waardeloos zijn? De mensheid is als een overspelige vrouw die spelletjes speelt met zichzelf en zich graag aan anderen geeft om te worden aangerand. Maar toch beseffen ze nog steeds niet hoe laag ze zijn. Ze vinden het prettig om voor anderen te werken, of om met anderen te praten en zichzelf onder de macht van anderen te stellen. Is dat niet de ware bezoedeling van de mensheid? Hoewel ik niet onder de mensen heb geleefd en geen echt menselijk leven heb ervaren, heb ik een glashelder begrip van elke beweging, elke handeling, elk woord en elke daad van de mens. Ik ben zelfs in staat om de mensen bloot te stellen aan hun diepste schaamte, tot het punt dat ze niet langer hun eigen trucjes durven tonen en niet langer durven toegeven aan hun lusten. Als een slak die zich terugtrekt in zijn huisje, zo durven ze niet langer hun eigen lelijkheid te tonen. Omdat de mens zichzelf niet kent, is zijn grootste tekortkoming dat hij gewillig zijn charmes laat zien aan anderen, pronkend met zijn lelijke gelaat. Dat is waar God het meest van walgt. Omdat de relaties tussen mensen abnormaal zijn en er geen gewone relaties tussen mensen bestaan, laat staan normale relaties tussen hen en God. God heeft zoveel gezegd, waarbij het Zijn voornaamste doel is om een plaats te verwerven in het menselijk hart, om mensen te kunnen ontdoen van alle afgoden in hun hart, zodat God macht over de hele mensheid kan uitoefenen en het doel kan bereiken van Zijn aanwezigheid op aarde.

uit ‘Hoofdstuk 14’ van ‘Interpretaties van de mysteriën van Gods woorden aan het gehele universum’ in ‘Het Woord verschijnt in het vlees’

Vorige: Het blootleggen van de verdorvenheid van de mensheid 1

Volgende: Intrede in het leven

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Wat weet jij over het geloof?

In de mens bestaat alleen het onzekere woord van geloof, maar de mens weet niet waar geloof uit bestaat, laat staan waarom hij geloof...

Instellingen

  • Tekst
  • Thema's

Effen kleuren

Thema's

Lettertype

Lettergrootte

Regelruimte

Regelruimte

Paginabreedte

Inhoud

Zoeken

  • Zoeken in deze tekst
  • Zoeken in dit boek