12. Woorden over de grondwet, de bestuurlijke decreten en de geboden van het Tijdperk van het Koninkrijk
595. Het werk dat ik heb gepland, blijft onophoudelijk voorwaarts gaan. Het Tijdperk van het Koninkrijk is aangebroken en ik heb jullie als mijn volk in mijn koninkrijk gebracht. Nu stel ik andere eisen aan jullie, dat wil zeggen: ik ga de constitutie afkondigen op basis waarvan ik dit tijdperk ga besturen.
Jullie zijn mijn volk, dus jullie moeten in staat zijn om mijn naam te verheerlijken, oftewel te getuigen te midden van beproevingen. Als mensen mij proberen met gevlei te overreden en de waarheid voor mij te verhullen, of achter mijn rug om onbetamelijk handelen, zullen dergelijke mensen zonder uitzondering weggejaagd worden en uit mijn huis worden gezet. Dan kunnen ze wachten tot ik met ze afreken. Zij die mij in het verleden ontrouw en ongehoorzaam zijn geweest, en zich nu openlijk tegen mij keren, zullen eveneens uit mijn huis worden weggejaagd. Mijn volk moet steeds zorgdragen voor mijn last en mijn woorden leren kennen. Alleen zulke mensen zal ik verlichten. Zij zullen zeker onder mijn leiding en verlichting leven en geen tuchtiging ondergaan. Er zijn er die mijn last veronachtzamen en zich op de planning van hun eigen toekomst richten. Zij zijn niet bezig om mijn hart te behagen maar willen alleen een graantje meepikken. Ik weiger absoluut om die bedelaars te gebruiken, want vanaf het moment van hun geboorte weten ze totaal niet hoe ze voor mijn last moeten zorgdragen. Zulke mensen zijn niet goed bij hun hoofd, ze lijden aan ‘ondervoeding’ van de hersenen en moeten naar huis om ‘aan te sterken’. Aan dergelijke mensen heb ik niets. Iedereen onder mijn volk wordt geacht mij te kennen, tot aan het einde toe, zoals ook niemand bijvoorbeeld geen moment vergeet te eten, zich te kleden en te slapen. Uiteindelijk wordt mij kennen dan een vertrouwde vaardigheid zoals eten, iets wat je moeiteloos, met bedreven hand doet. En de woorden die ik spreek? Die moeten allemaal met de grootste zekerheid worden aangenomen en volledig worden geassimileerd. Van oppervlakkige halve maatregelen kan er geen sprake zijn. Iedereen die geen acht slaat op mijn woorden weerstaat mij in mijn ogen. Iedereen die mijn woorden niet eet of ze niet wil leren kennen, schenkt geen aandacht aan mij en zal meteen buiten de deur van mijn huis worden gezet. Want, ik heb het al eerder gezegd, ik wil niet heel veel mensen, maar een select groepje. Als er uit honderd mensen maar één in staat is om mij door mijn woorden te leren kennen, zou ik bereid zijn om alle anderen weg te doen, zodat ik deze ene gericht kan verlichten en illumineren. Zo zie je dat het niet per se zo is dat alleen grotere aantallen mij kunnen manifesteren, naar mijn voorbeeld kunnen leven. Ik wil de tarwe (ook al zijn de korrels niet helemaal volgroeid) en niet het onkruid (ook al zijn de korrels volgroeid genoeg om bewondering te oogsten). Wat betreft degenen die niet willen zoeken, maar zich lui gedragen: zij behoren uit zichzelf weg te gaan. Ik wil ze niet meer zien, opdat ze mijn naam niet te schande maken.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 5
596. Niet snel straf ik iemand, en ook behandel ik niemand onrechtvaardig – ik laat gerechtigheid geschieden aan iedereen. Ik heb mijn zonen zeker lief en ik heb zeker een afkeer van de kwaadaardige mensen die mij trotseren; dit is het uitgangspunt van mijn handelingen. Ieder van jullie moet oog hebben voor mijn bestuurlijke decreten. Zo niet, dan zullen jullie geen enkele angst kennen en zullen jullie zorgeloos voor mij staan; dan zullen jullie niet weten wat ik wil vervolmaken, wat ik compleet wil maken, welke winst ik wil boeken of aan wat voor soort personen mijn koninkrijk behoefte heeft.
Dit zijn mijn bestuurlijke decreten:
1) Wie je ook bent: als je mij tegenspreekt in je hart, zul je worden geoordeeld.
2) Wat de mensen betreft die ik heb verkozen: ze zullen onmiddellijk worden gedisciplineerd als ze er verkeerde ideeën op nahouden.
3) Ik zal de mensen die niet in mij geloven aan één kant plaatsen. Ik zal hen zorgeloos laten spreken en handelen tot het einde toe; dan zal ik hen grondig straffen en hen ervan langs geven.
4) Wat de mensen betreft die in mij geloven: ik zal op hen letten en hen voortdurend beschermen. Voortdurend zal ik hen van leven voorzien, waarbij ik gebruik maak van de weg van de redding. Deze mensen zullen mijn liefde bezitten en zeker niet ten val komen of verdwaald raken. Elke zwakte die ze hebben zal tijdelijk zijn; ik zal die zeker niet gedenken.
5) Wat de mensen betreft die lijken te geloven maar dat niet echt doen (oftewel de mensen die wel geloven dat er een God is, maar die niet naar Christus zoeken, maar ook geen weerstand bieden): dergelijke mensen zijn het meest beklagenswaardig, en dat zal ik hun door mijn daden duidelijk laten zien. Door mijn daden zal ik dergelijke mensen redden en hen terugbrengen.
6) De eerstgeboren zonen die de eersten waren om mijn naam te aanvaarden, zullen gezegend zijn! Ik zal jullie zeker de beste zegeningen toekennen, en jullie zullen een vreugde voelen die jullie hart tevreden stelt; niemand zal dat durven verhinderen. Alles is voor jullie geheel in gereedheid gebracht, want dit is mijn bestuurlijke decreet.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 56
597. Ik spreek nu de bestuurlijke decreten van mijn koninkrijk uit: alle dingen vallen binnen mijn oordeel, alle dingen vallen binnen mijn rechtvaardigheid, alle dingen vallen binnen mijn majesteit en ik oefen mijn rechtvaardigheid richting iedereen uit. Zij die zeggen in mij te geloven, maar die mij diep vanbinnen tegenspreken, of zij wier harten mij in de steek hebben gelaten, zullen eruit worden getrapt – maar alles op mijn eigen tijd. Mensen die sarcastisch over mij spreken, maar op een manier die anderen niet opmerken, zullen onmiddellijk sterven (ze zullen vergaan in geest, lichaam en ziel). Zij die degenen die ik liefheb onderdrukken of harteloos behandelen, zullen onmiddellijk door mijn toorn worden geoordeeld. Dit betekent dat mensen die jaloers zijn op degenen die ik liefheb, en die denken dat ik onrechtvaardig ben, zullen worden overgeleverd om te worden geoordeeld door degenen die ik liefheb. Allen die zich goed gedragen, die eenvoudig en eerlijk zijn (waaronder zij die geen wijsheid hebben) en die mij met toegewijde oprechtheid behandelen, zullen allemaal in mijn koninkrijk blijven. Zij die geen training hebben doorgemaakt – dat wil zeggen: die eerlijke mensen zonder wijsheid en inzicht – zullen macht hebben in mijn koninkrijk. Maar zij zijn ook behandeld en gebroken. Dat zij geen training hebben ondergaan, is niet absoluut. Veeleer is het door deze dingen dat ik iedereen mijn almacht en mijn wijsheid zal tonen. Ik zal iedereen eruit trappen die nog steeds aan mij twijfelt; ik wil niet één van hen hebben (ik verafschuw mensen die in een tijd als deze nog steeds aan mij twijfelen). Door middel van de daden die ik in het hele heelal verricht, zal ik eerlijke mensen de wonderbaarlijkheid van mijn handelingen laten zien; vervolgens zal ik hun wijsheid, inzicht en onderscheidingsvermogen laten groeien. Ik zal er ook voor zorgen dat bedrieglijke mensen als gevolg van mijn wonderbaarlijke daden in een ogenblik worden vernietigd. Alle eerstgeboren zonen die als eersten mijn naam hebben aanvaard (dat wil zeggen: die heilige en onbezoedelde, eerlijke mensen), zullen de eersten zijn die zullen intreden in het koninkrijk en naast mij over alle naties en alle volken zullen heersen. Ze zullen als koningen in het koninkrijk heersen en oordelen over alle naties en alle volken (dit verwijst naar alle eerstgeboren zonen in het koninkrijk, en niemand anders). Zij onder alle naties en alle volken die geoordeeld zijn, en die berouw hebben getoond, zullen mijn koninkrijk binnengaan en mijn volk worden, terwijl zij die koppig zijn en geen berouw hebben in de put van de afgrond zullen worden geworpen (om voor altijd te vergaan). Het oordeel in het koninkrijk zal het laatste zijn, en het zal mijn grondige reiniging van de wereld zijn. Er zullen dan geen onrecht, verdriet, tranen of verzuchtingen meer zijn, en sterker nog: er zal geen wereld meer zijn. Alles zal een manifestatie van Christus zijn en alles zal het koninkrijk van Christus zijn. Wat een glorie! Wat een glorie!
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 79
598. Nu vaardig ik mijn bestuurlijke decreten voor jullie uit (die ingaan op de dag van hun uitvaardiging en verschillende tuchtigingen toekennen aan verschillende mensen):
Ik houd me aan mijn beloften en alles is in mijn handen: eenieder die twijfelt, zal beslist gedood worden. Er is geen ruimte voor enige overweging; ze zullen onmiddellijk worden verdelgd, waardoor de haat uit mijn hart zal worden gebannen. (Van nu af is het bevestigd dat eenieder die gedood wordt geen lid van mijn koninkrijk mag zijn, en een nakomeling van Satan moet zijn.)
Als eerstgeboren zonen moeten jullie je eigen functies behouden en je eigen plichten goed vervullen, en niet nieuwsgierig zijn. Jullie dienen jezelf op te offeren voor mijn managementplan, en overal waar jullie gaan, moeten jullie goed getuigen van mij en mijn naam verheerlijken. Pleeg geen schandelijke daden; wees voorbeelden voor al mijn zonen en mijn volk. Wees niet losbandig, zelfs niet eventjes: jullie moeten altijd voor iedereen verschijnen met de identiteit van eerstgeboren zonen, en niet onderdanig zijn; in plaats daarvan moeten jullie voortschrijden met opgeheven hoofd. Ik vraag jullie mijn naam te verheerlijken, niet om mijn naam te schande te maken. Zij die eerstgeboren zonen zijn, hebben allemaal hun eigen, individuele rol en kunnen niet alles doen. Dit is de verantwoordelijkheid die ik jullie heb gegeven, en deze moet niet uit de weg worden gegaan. Jullie moeten jezelf van ganser harte toewijden, met je hele geest en al je kracht, om dat te vervullen wat ik jullie heb toevertrouwd.
Vanaf deze dag zal, door de hele universum-wereld heen, het vervullen van de plicht om al mijn zonen en mijn hele volk te hoeden worden toevertrouwd aan mijn eerstgeboren zonen, en zal ik iedereen tuchtigen die zijn hele hart en geest niet kan wijden aan het vervullen ervan. Dit is mijn rechtvaardigheid. Zelfs mijn eerstgeboren zonen zal ik niet sparen en niet ontzien.
Als er onder mijn zonen of onder mijn volk iemand is die een van mijn eerstgeborenen bespot en beledigt, zal ik hem hardvochtig straffen, want mijn eerstgeboren zonen vertegenwoordigen mijzelf; wat iemand hen aandoet, doet hij ook mij aan. Dit is het strengste van mijn bestuurlijke decreten. Ik zal mijn eerstgeboren zonen toestaan mijn rechtvaardigheid naar wens uit te voeren tegen elke zoon van mij en iedereen van mijn volk die dit decreet overtreedt.
Geleidelijk aan zal ik iedereen verlaten die mij lichtzinnig beschouwt en zich alleen richt op mijn voedsel, kleding en slaap, zich alleen bezighoudt met mijn uitwendige zaken, geen oog heeft voor mijn last en geen aandacht schenkt aan het correct vervullen van zijn eigen rollen. Dit is gericht tot iedereen die oren heeft.
Ieder die zijn dienst aan mij beëindigt, moet zich gehoorzaam terugtrekken zonder ophef te maken. Pas op, anders zal ik je op je plaats zetten. (Dit is een aanvullend decreet.)
Mijn eerstgeboren zonen zullen van nu af aan de ijzeren staaf oppakken en mijn gezag beginnen uit te voeren om over alle naties en volken te heersen, om onder alle naties en volken te wandelen en om onder alle naties en volken mijn oordeel, rechtvaardigheid en majesteit ten uitvoer te brengen. Mijn zonen en mijn volk zullen mij vrezen, mij loven, mij toejuichen en mij verheerlijken zonder ophouden, omdat mijn managementplan vervuld is en mijn eerstgeboren zonen met mij kunnen heersen.
Dit maakt deel uit van mijn bestuurlijke decreten; hierna zal ik ze aan jullie vertellen terwijl het werk vordert. Uit de bovenstaande bestuurlijke decreten zullen jullie opmaken in welk tempo ik mijn werk doe, en ook welke stap mijn werk heeft bereikt. Dit zal een bevestiging zijn.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 88
599. De tien bestuurlijke decreten waaraan Gods uitverkoren volk moet gehoorzamen in het Tijdperk van het Koninkrijk
(Een geselecteerd hoofdstuk uit Gods woord)
1) De mens moet zichzelf niet groter maken of verheerlijken. Hij moet God aanbidden en verheerlijken.
2) Je moet alles doen dat Gods werk ten goede komt, en alles laten dat de belangen van Gods werk schaadt. Je moet Gods naam, Gods getuigenis en Gods werk verdedigen.
3) Het geld, materiële objecten en alle eigendommen in Gods huishouden zijn offerandes die door de mens gegeven moeten worden. Niemand mag van deze offerandes genieten, behalve de priesters en God, want de offerandes van de mens zijn voor het genot van God, God deelt deze offerandes alleen met de priesters en niemand anders is bevoegd of heeft het recht om ook maar van enig deel te genieten. Alle offerandes van de mens (inclusief geld en materiële dingen waarvan genoten kan worden) zijn aan God geschonken, niet aan de mens. En dus zou de mens er niet van moeten genieten; als de mens dat zou doen, betekent het dat hij offerandes steelt. Ieder die dat doet, is een Judas, want behalve dat hij een verrader was, deed Judas ook een greep uit de geldbuidel.
4) De gezindheid van de mens is verdorven en bovendien is hij bezeten van emoties. Daarom is het absoluut verboden dat twee personen van verschillend geslacht zonder toezicht samenwerken wanneer ze God dienen. Ieder die daarop wordt betrapt, zal zonder uitzondering worden verbannen, en niemand is gevrijwaard.
5) Je mag geen oordeel vellen over God, of zaken die met God te maken hebben terloops bespreken. Je moet doen wat de mens hoort te doen, en spreken zoals de mens hoort te spreken, je mag niet over je limiet heengaan of je grenzen overschrijden. Bewaak je eigen tong en wees voorzichtig waar je je voeten neerzet. Dit zal er allemaal voor zorgen dat je niets doet wat Gods gezindheid zal beledigen.
6) Je moet doen wat de mens hoort te doen en je verplichtingen nakomen, je verantwoordelijkheden nakomen en je aan je plicht houden. Omdat je in God gelooft, moet je een bijdrage leveren aan Gods werk; als je dat niet doet, ben je ongeschikt om de woorden van God te eten en te drinken, en ben je ongeschikt om in Gods huishouden te wonen.
7) Bij het werk en kerkzaken moet je, naast aan God gehoorzamen, bij alles wat je doet de instructies opvolgen van de persoon die door de Heilige Geest gebruikt wordt. Zelfs de kleinste overtreding is onacceptabel. Je moet volkomen meegaand zijn en geen analyse maken van goed of fout; wat goed of fout is, heeft niets met jou te maken. Jij moet je alleen bezighouden met absolute gehoorzaamheid.
8) Mensen die in God geloven, moeten God gehoorzamen en Hem aanbidden. Je moet geen enkele persoon verheerlijken of naar hem opkijken; je moet niet God op de eerste plaats, de mensen naar wie je opkijkt op de tweede en jezelf op de derde plaats zetten. Geen enkele persoon zou een plaats in jouw hart moeten hebben en je moet niet denken dat mensen – vooral hen die je vereert – op gelijk niveau staan met God, dat ze Zijn gelijke zijn. Dit is voor God onverdraaglijk.
9) Jouw gedachten moeten gaan over het werk van de kerk. Je moet de vooruitzichten van jouw eigen vlees opzij zetten, je moet beslist zijn in familieaangelegenheden, je met heel je hart toewijden aan het werk van God, en Gods werk op de eerste plaats zetten en je eigen leven op de tweede. Dit is de betamelijkheid van een heilige.
10) Familieleden die niet gelovig zijn (jouw kinderen, echtgenoot of echtgenote, zussen, ouders, enzovoort) moeten niet de kerk in gedwongen worden. Gods huishouden komt geen leden tekort en het is zinloos om die aantallen te vergroten met mensen die nutteloos zijn. Al diegenen die niet van harte geloven, moeten niet in de kerk binnengeleid worden. Dit decreet is aan alle mensen gericht. Wat deze kwestie betreft, moeten jullie elkaar controleren, monitoren en herinneren, en niemand mag het overtreden. Zelfs wanneer familieleden die niet van het geloof zijn met tegenzin de kerk binnengaan, mogen ze geen boeken krijgen, of een nieuwe naam; zulke mensen horen niet bij Gods huishouden en hun toetreding tot de kerk moet met alle mogelijke middelen worden tegengehouden. Als de kerk in problemen komt vanwege een invasie van demonen, dan zul je zelf uitgebannen worden of zul je restricties opgelegd krijgen. Kortom, iedereen draagt hierin verantwoordelijkheid, maar je moet hier ook niet roekeloos mee omgaan, of het gebruiken om iemand iets op het persoonlijke vlak betaald te zetten.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God
600. Mensen moeten zich houden aan de vele plichten die ze moeten vervullen. Daar moeten de mensen zich aan houden en die moeten zij uitvoeren. Laat de Heilige Geest doen wat door de Heilige Geest gedaan moet worden; mensen kunnen daar geen rol in spelen. Mensen moeten zich houden aan datgene wat mensen moeten doen; dat heeft geen betrekking op de Heilige Geest. Het gaat daarbij alleen om datgene wat mensen moeten doen en waar zij trouw aan moeten zijn als aan een gebod, net als trouw aan de wet van het Oude Testament. Hoewel het nu niet het Tijdperk van de Wet is, zijn er nog steeds vele woorden die gelijk zijn aan die in het Tijdperk van de Wet en waaraan onverkort vastgehouden moet worden, en zij worden niet alleen maar uitgevoerd door te vertrouwen op de aanraking door de Heilige Geest, maar ze moeten door mensen nageleefd worden. Bijvoorbeeld: vel geen oordeel over het werk van de praktische God; verzet je niet tegen de mens over wie God getuigenis heeft afgelegd; ken je plaats voor Gods aangezicht en wees niet losbandig; spreek met mate en laat je woorden en daden in overeenstemming zijn met de regelingen die de mens over wie God getuigenis heeft afgelegd, heeft ingesteld; heb ontzag voor de getuigenis van God; veronachtzaam het werk van God en de woorden uit Zijn mond niet; boots de toon en de bedoelingen van Gods uitspraken niet na; doe naar buiten toe niets wat duidelijk ingaat tegen de mens over wie God getuigenis heeft afgelegd. Dit, en nog meer, is waar iedereen zich aan dient te houden.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De geboden van het nieuwe tijdperk
601. Vandaag de dag is het voor de mensen het allerbelangrijkst dat zij zich houden aan wat hieronder vermeld staat. Je moet niet proberen om bij de God die voor je staat een wit voetje te halen of iets voor Hem te verbergen. Spreek geen onreine of hooghartige taal tegen de God die voor je staat. Bedrieg de God die voor je staat niet door mooie woorden en fraaie toespraken met het doel Zijn vertrouwen te winnen. Handel niet oneerbiedig voor Gods aangezicht. Gehoorzaam alle woorden die uit Gods mond komen en verzet je niet tegen Zijn woorden, ga er niet tegen in en betwist ze niet. Leg de woorden die uit Gods mond komen niet op de manier uit die je het best uitkomt. Houd je tong in bedwang, opdat je niet ten prooi valt aan de bedrieglijke plannen van de goddelozen. Let op waar je loopt, opdat je de grenzen die God voor jou heeft gesteld niet overschrijdt. Als je zondigt, zal dit ervoor zorgen dat je de plaats van God inneemt en woorden spreekt die verwaand en hoogdravend zijn en zul je dus door God worden verafschuwd. Je moet de woorden die uit de mond van God komen niet achteloos verspreiden, anders zullen anderen je bespotten en zullen de duivels je voor de gek houden. Gehoorzaam al het werk dat door de God van vandaag gedaan wordt. Zelfs als je het niet begrijpt, moet je er geen oordeel over vellen; het enige wat je kunt doen is te streven en te communiceren. Niemand mag inbreuk maken op Gods oorspronkelijke positie. Het enige wat je kunt doen is de God van vandaag dienen vanuit de standplaats van de mensen. De God van vandaag kun je niet onderwijzen vanaf de plaats van de mensen; dat is misplaatst. Niemand mag op de plaats staan van de mens over wie God getuigenis heeft afgelegd; in je woorden, daden en diepste gedachten sta je op de standplaats van de mensen. Daar moet je je bij neerleggen, het is de verantwoordelijkheid van de mens, het kan door niemand veranderd worden, en als je dat wel zou doen, zou je inbreuk maken op de bestuursbesluiten. Iedereen moet dat onthouden.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De geboden van het nieuwe tijdperk
602. Elke zin die ik uitspreek draagt gezag en oordeel, en niemand kan dat veranderen. Zodra mijn woorden worden uitgesproken, zullen de dingen zeker worden volbracht volgens mijn woorden; dit is mijn gezindheid. Mijn woorden zijn gezag en wie ze aanpast, beledigt mijn tuchtiging en diegene zal ik neer moeten slaan. In ernstige gevallen brengen ze verwoesting over hun eigen leven en gaan ze naar het dodenrijk of de put van de afgrond in. Dit is de enige manier waarop ik met de mensheid omga en de mens kan dit op geen enkele wijze veranderen – dit is mijn bestuurlijk decreet. Onthoud dit! Niemand is het toegestaan mijn decreet te beledigen; de dingen moeten worden uitgevoerd volgens mijn wil! In het verleden was ik te toegeeflijk voor jullie en werden jullie alleen met mijn woorden geconfronteerd. De woorden die ik sprak over het neerslaan van mensen zijn nog geen werkelijkheid geworden. Maar vanaf dit moment zullen al deze rampen (met betrekking tot mijn bestuurlijke decreten) zich één voor één voltrekken om degenen te straffen die zich niet schikken naar mijn wil. De feiten moeten zichtbaar worden, anders zouden mensen mijn toorn niet kunnen zien en zouden ze zich keer op keer overgeven aan bandeloosheid. Dit is een stap van mijn managementplan en het is de manier waarop ik de volgende stap van mijn werk zet. Ik vertel jullie dit vooraf, zodat jullie kunnen voorkomen dat jullie overtredingen begaan en voor eeuwig naar de verdoemenis gaan. Dat wil zeggen, vanaf dit moment zal ik ervoor zorgen dat alle mensen, met uitzondering van mijn eerstgeborenen, hun juiste plaats in overeenstemming met mijn wil innemen, en zal ik hen één voor één tuchtigen. Ik zal er zelfs niet één laten ontsnappen. Waag het eens jullie nogmaals over te geven aan bandeloosheid! Waag het eens nogmaals te rebelleren! Ik heb jullie eerder gezegd dat ik rechtvaardig ben tegenover allen, dat ik geen greintje sentiment heb, en dit dient om te laten zien dat mijn gezindheid niet moet worden beledigd. Dit is mijn persoon. Niemand kan dit veranderen. Alle mensen horen mijn woorden en alle mensen zien mijn glorieuze aangezicht. Alle mensen moeten mij volledig en absoluut gehoorzamen – dit is mijn bestuurlijk decreet. Alle mensen in het hele universum en tot aan de uiteinden van de aarde moeten mij prijzen en verheerlijken, want ik ben de unieke God Zelf, want ik ben de persoon van God. Niemand kan mijn woorden en uitspraken veranderen, noch mijn spraak en houding, want dit zijn dingen die alleen mij aangaan, dit zijn dingen die ik van oudsher heb bezeten en die tot in eeuwigheid zullen blijven bestaan.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 100
603. Mijn oordeel komt over iedereen, mijn bestuurlijke decreten raken iedereen en mijn woorden en mijn persoon worden aan iedereen geopenbaard. Dit is de tijd voor het grote werk van mijn Geest (op dit moment worden al degenen die zullen worden gezegend en degenen die zullen lijden, onderscheiden). Zodra mijn woorden weerklinken heb ik onderscheid gemaakt tussen degenen die zullen worden gezegend en degenen die zullen lijden. Het is allemaal kristalhelder en ik kan het in een oogopslag zien. (Dit wordt gezegd in relatie tot mijn menselijkheid, het is dus niet in tegenspraak met mijn uitverkiezing en selectie.) Ik zwerf rond door de bergen, langs rivieren en alle dingen, door de ruimte van het universum. Ik observeer elke plek en reinig elke plek, zodat deze onreine plekken en deze overspelige landen allemaal ophouden te bestaan en tot niets zullen worden verbrand vanwege mijn woorden. Voor mij is alles eenvoudig. Als het nu de tijd zou zijn die ik heb vastgesteld om de wereld te vernietigen, zou ik deze met een woord kunnen inslikken, maar het is nu niet de tijd. Alles moet gereed zijn voor ik dit werk zal doen, zodat mijn plan niet wordt gehinderd en mijn management niet wordt onderbroken. Ik weet hoe ik het redelijkerwijs kan doen: ik heb mijn wijsheid en ik heb mijn eigen ordening. Mensen moeten geen vinger uitsteken – zorg ervoor dat jullie niet door mijn hand worden gedood. Dit raakt reeds aan mijn bestuurlijke decreten. Hieruit kan men de strengheid van mijn bestuurlijke decreten aflezen en kan men de principes van mijn bestuurlijke decreten zien, waaronder de volgende twee aspecten: aan de ene kant dood ik allen die niet overeenstemmen met mijn wil en die mijn bestuurlijke decreten beledigen, aan de andere kant vervloek ik in mijn toorn allen die mijn bestuurlijke decreten beledigen. Deze twee aspecten zijn onmisbaar en zijn de uitvoerende principes van mijn bestuurlijke decreten. Iedereen wordt behandeld volgens deze twee principes, zonder emoties, hoe trouw de mensen ook zijn. Dit is voldoende om mijn rechtvaardigheid te tonen en mijn majesteit en toorn te demonstreren, die alle dingen zullen verbranden, alle wereldlijke dingen en alle dingen die niet overeenkomen met mijn wil. Mijn woorden bevatten verborgen mysteries en mijn woorden bevatten ook geopenbaarde mysteries. Volgens de menselijke opvatting, volgens de menselijke geest, zijn mijn woorden daarom voor altijd onbegrijpelijk en is mijn hart voor altijd ondoorgrondelijk. Met andere woorden, ik moet de mensen hun opvattingen en denkwijze laten verwerpen. Dit is het belangrijkste onderdeel van mijn managementplan. Ik moet het op deze manier doen om mijn eerstgeboren zonen te winnen en om de dingen te volbrengen die ik wil doen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Uitspraken van Christus aan het begin, hfst. 103
604. Maar zolang de oude wereld blijft bestaan, zal ik mijn woede uitstorten over de naties, mijn bestuurlijke decreten openlijk afkondigen in het hele universum en eenieder die deze overtreedt tuchtigen:
Als ik mijn gezicht naar het universum wend om te spreken, hoort de hele mensheid mijn stem, en ziet vervolgens alle werken die ik heb volbracht in het hele universum. Zij die zich verzetten tegen mijn wil, dat wil zeggen, zij die zich met de daden van de mens tegen mij verzetten, zullen door mijn tuchtiging worden geveld. Ik neem de talrijke sterren in de hemel en vernieuw ze, en dankzij mij worden zon en maan vernieuwd – het firmament zal niet meer zijn zoals het was; de talloze dingen op aarde zullen vernieuwd zijn. Door mijn woorden wordt alles voltooid. De vele naties in het universum zullen opnieuw worden ingedeeld en door mijn natie worden vervangen, zodat de naties op aarde voor altijd verdwijnen en één natie vormen die mij aanbidt; alle naties op aarde zullen vernietigd worden en ophouden te bestaan. Van alle mensen in het universum zullen zij die aan de duivel toebehoren uitgeroeid worden; allen die Satan aanbidden zullen verslagen worden door mijn brandend vuur – dat wil zeggen: behalve zij die zich nu in de stroom bevinden, de anderen zullen in as veranderen. Als ik de vele volkeren tuchtig, zullen zij die in de religieuze wereld leven, in verschillende gradaties, tot mijn koninkrijk terugkeren, overwonnen door mijn werken, omdat zij de komst van de Heilige die op een witte wolk rijdt hebben aanschouwd. De hele mensheid volgt haar eigen soort en ontvangt tuchtiging naar gelang haar daden. Zij die tegen mij stelling hebben genomen zullen omkomen. Als de daden van mensen op aarde geen betrekking hebben gehad op mij, zullen deze mensen, gezien de manier waarop zij zich van hun taak hebben gekweten, blijven voortbestaan op aarde onder heerschappij van mijn zonen en mijn volk. Ik zal mijzelf aan de talloze volken en de talloze naties openbaren, en mijn eigen stem laten klinken op aarde om de voltooiing te verkondigen van mijn grote werk zodat alle mensen het met hun eigen ogen kunnen aanschouwen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 26