Het verschil tussen de bediening van vleesgeworden God en de plicht van de mens
Jullie moeten de visie van Gods werk leren kennen en begrijpen wat de grote lijn van Zijn werk is. Zo doe je op een positieve manier intrede. Als je eenmaal de waarheden van de visie goed meester bent geworden, is je intrede zeker gesteld; hoe Zijn werk ook verandert, jouw hart blijft standvastig, jij weet wat de visie inhoudt en jij hebt een doel voor je intrede en je streven. Op die manier zal alle ervaring en kennis in je zich verdiepen en verfijnen. Als je eenmaal het grotere geheel voor ogen hebt, zul je in je leven niets meer verliezen en je zult niet verloren raken. Als je deze stappen van het werk niet leert kennen, zul je bij elke stap verlies lijden. Je kunt niet binnen een paar dagen rechtsomkeert maken en je zult het juiste pad zelfs niet binnen een paar weken kunnen volgen. Betekent dit geen terugval voor jou? Er is veel intrede op positieve wijze en dergelijke gebruiken die je je eigen moet maken; zo moet je ook verschillende punten van de visie van Zijn werk doorgronden, zoals de betekenis van Zijn overwinningswerk, het toekomstige pad naar vervolmaakt worden, wat bereikt moet worden door het ervaren van beproevingen, de betekenis van oordeel en tuchtiging, de principes van het werk van de Heilige Geest, en de principes van vervolmaking en van overwinning. Dit zijn allemaal waarheden uit de visie. De overige zijn de drie werkstadia in het Tijdperk van de Wet, het Tijdperk van Genade en het Tijdperk van het Koninkrijk, alsook toekomstige getuigenis. Ook dit zijn waarheden die bij de visie horen, en ze zijn de fundamenteelste én de cruciaalste. Op dit moment is er te veel wat jullie moeten binnengaan en in praktijk brengen, en het is nu gelaagder en gedetailleerder. Als je geen kennis van deze waarheden hebt, is dat het bewijs dat je nog niet binnengegaan bent. Meestal is de kennis van de mens over de waarheid te oppervlakkig; de mens is niet in staat om bepaalde fundamentele waarheden in praktijk te brengen en weet niet hoe hij moet omgaan met zelfs de meest triviale zaken. De reden dat de mens niet in staat is de waarheid in praktijk te brengen, is dat hij geneigd is rebels te zijn, en dat zijn kennis van het werk van tegenwoordig te oppervlakkig en eenzijdig is. Het is dus geen kleine opgave voor de mens om vervolmaakt te worden. Jouw rebelsheid is te sterk en je houdt te veel aan je oude zelf vast; je bent niet in staat aan de zijde van de waarheid te staan, of zelfs maar de meest evidente waarheden in praktijk te brengen. Zulke mensen kunnen niet gered worden, het zijn de mensen die niet overwonnen zijn. Als jouw intrede geen detail of doel heeft, zal jouw groei zeer langzaam verlopen. Als jouw intrede gespeend is van alle realiteit, zal jouw streven zinloos zijn. Als je je niet bewust bent van het wezen van de waarheid, zul je niet veranderen. Groei in het leven van de mens en verandering in zijn gezindheid worden bereikt door intrede in de realiteit, sterker nog, door intrede in specifieke ervaringen. Als je veel specifieke ervaringen hebt tijdens je intrede en je veel echte kennis en intrede hebt, zal je gezindheid snel veranderen. Zelfs als je op dit moment in de praktijk nog niet erg verlicht bent, moet je tenminste verlicht zijn wat betreft de visie van het werk. Zo niet, dan kun je niet binnengaan, en intrede kan niet zonder dat je eerst kennis hebt van de waarheid. Alleen als de Heilige Geest jou verlicht door middel van je ervaringen, zul je een dieper begrip van de waarheid verkrijgen en dieper binnentreden. Je moet het werk van God leren kennen.
In het begin, na de schepping van de mensheid, waren het de Israëlieten die dienst deden als de basis van het werk, en heel Israël was de basis van Jehova’s werk op aarde. Het werk van Jehova was de mens direct te leiden en te hoeden door de wetten uit te vaardigen, zodat de mens een normaal leven kon leiden en Jehova op aarde op een normale manier kon vereren. God was Een die door de mens niet gezien of aangeraakt kon worden in het Tijdperk van de Wet. Hij leidde slechts de mensen die eerst door Satan waren verdorven en Hij was er om deze mensen te instrueren en te hoeden, en dus gingen de woorden die hij sprak alleen over regelingen, verordeningen en de algemene kennis over hoe als mens te leven, en helemaal niet over waarheden die het leven van de mens voeden. De Israëlieten onder Zijn leiding waren niet degenen die diep door Satan waren verdorven. Zijn wetswerk was slechts de allereerste fase van het reddingswerk, het allereerste begin van het reddingswerk, en het had vrijwel niets te maken met de veranderingen in de levensgezindheid van de mens. Aan het begin van het reddingswerk was het daarom voor Hem niet nodig een vleselijke vorm aan te nemen voor Zijn werk in Israël. Dit is de reden dat Hij een medium, dat wil zeggen: een werktuig, nodig had om contact te hebben met de mens. En zo ontstonden er wezens onder de schepselen die namens Jehova spraken en werkten, en dit is hoe mensenzonen en profeten onder de mensheid begonnen te werken. De mensenzonen werkten onder de mensheid namens Jehova. Op die manier door Hem geroepen worden, betekent dat zulke mensen wetten uitvaardigden namens Jehova, en ook waren ze priesters onder het volk van Israël; zulke mannen waren priesters die door Jehova werden beschut en beschermd, de Geest van Jehova werkte in hen; ze waren leiders onder het volk en dienden Jehova rechtstreeks. Anderzijds waren het de profeten die zich erop toelegden om namens Jehova tot alle mensen van alle landen en van alle stammen te spreken. Zij waren ook degenen die het werk van Jehova profeteerden. Of het nu de mensenzonen of de profeten waren, allemaal werden ze verheven door de Geest van Jehova Zelf en ze droegen het werk van Jehova in zich. Onder het volk waren zij degenen die Jehova rechtstreeks vertegenwoordigden; ze werkten alleen omdat ze door Jehova verheven waren en niet omdat ze het vlees waren waarin de Heilige Geest Zelf was geïncarneerd. En dus waren deze mensenzonen en profeten in het Tijdperk van de Wet, hoewel ze op vergelijkbare wijze namens God spraken en werkten, niet het vlees van de geïncarneerde God. Dit was exact het tegenovergestelde van het Tijdperk van Genade en de laatste fase, want het reddingswerk en het oordeel over mensen werd door de vleesgeworden God Zelf gedaan, en daarom was het niet nodig om de profeten en de mensenzonen opnieuw te verheffen om namens Hem te werken. In de ogen van de mens bestaan er geen wezenlijke verschillen tussen de inhoud en de middelen van hun werk. Daardoor verwart de mens altijd het werk van de vleesgeworden God met dat van de profeten en de mensenzonen. Het uiterlijk van de vleesgeworden God was in wezen hetzelfde als dat van de profeten en de mensenzonen. En de vleesgeworden God was zelfs nog gewoner en echter dan de profeten. Daarom is het voor de mens volkomen onmogelijk om hen van elkaar te onderscheiden. De mens focust alleen op het uiterlijk; hoewel ze beiden werken en spreken, gaat hij er helemaal aan voorbij dat er een essentieel verschil is. Omdat het onderscheidingsvermogen van de mens te slecht is, kan hij basale zaken niet nuanceren en is hij zelfs nóg minder in staat om iets dat zo complex is te onderkennen. De woorden en het werk van de profeten en van hen die door de Heilige Geest gebruikt werden, vervulden allemaal de plicht van de mens, voerden zijn functie als schepsel uit, en deden wat een mens hoort te doen. Maar de woorden en het werk van de vleesgeworden God waren bedoeld om Zijn bediening uit te dragen. Ook al was Zijn uiterlijke vorm die van een schepsel, Zijn werk was niet Zijn functie uitdragen, maar Zijn bediening. De term ‘plicht’ is van toepassing op schepselen, terwijl van ‘bediening’ wordt gesproken in verband met het vlees van de geïncarneerde God. Er bestaat een wezenlijk verschil tussen deze twee en ze zijn niet onderling verwisselbaar. Het werk van de mens bestaat slechts uit het vervullen van zijn plicht, terwijl het werk van God het beheren en uitdragen van Zijn bediening is. Dus, ook al werden er door de Heilige Geest veel apostelen gebruikt en waren veel profeten van Hem vervuld, hun werk en woorden waren alleen maar het vervullen van hun plicht als schepselen. Hoewel hun profetieën misschien hoger waren dan de weg van leven waarover de vleesgeworden God sprak, en misschien zelfs hun menselijkheid uitsteeg boven die van de vleesgeworden God, dan nog voerden ze hun plicht uit en vervulden ze niet hun bediening. De plicht van de mens verwijst naar de functie van de mens, en is voor de mens bereikbaar. Maar de bediening die door de vleesgeworden God wordt uitgevoerd, heeft te maken met Zijn management en is voor de mens onbereikbaar. Of de vleesgeworden God nu spreekt, werkt of wonderen verricht, Hij doet groot werk binnen Zijn management, en zulk werk kan niet in Zijn plaats door een mens worden gedaan. Het werk van de mens bestaat alleen uit het vervullen van zijn plicht als schepsel in enige fase van Gods managementwerk. Zonder Gods management, dat wil zeggen, als de bediening van de vleesgeworden God verloren zou gaan, zou ook de plicht van een schepsel verloren gaan. Gods werk in het uitvoeren van Zijn bediening bestaat uit het beheren van de mens, terwijl de mens die zijn plicht vervult, zijn verplichtingen nakomt om aan de eisen van de Schepper te voldoen, en dat kan op geen enkele manier opgevat worden als het uitdragen van iemands bediening. Voor de intrinsieke essentie van God, dat wil zeggen, Zijn Geest, is het werk van God Zijn management, maar voor de vleesgeworden God, die het uiterlijk van een schepsel heeft, is Zijn werk het uitdragen van Zijn bediening. Wat voor werk Hij ook doet, het is om Zijn bediening uit te dragen, en de mens kan alleen maar zijn best doen binnen het kader van Zijn management en onder Zijn leiderschap.
Als de mens zijn plicht doet, bereikt hij in werkelijkheid al datgene wat van nature in hem zit, dat wil zeggen: wat voor de mens mogelijk is. Dán is zijn plicht vervuld. De tekortkomingen van de mens tijdens zijn dienst worden gaandeweg minder door toenemende ervaring en het proces van zijn ervaring met oordeel; ze hinderen of beïnvloeden de plicht van de mens niet. Zij die ophouden te dienen of die zwichten en terugvallen uit vrees voor eventuele tekortkomingen in het dienen, zijn de allerlafsten onder de mensen. Als de mens niet kan uitdrukken wat hij geacht wordt uit te drukken tijdens de dienst of niet kan bereiken wat in essentie tot zijn mogelijkheden behoort, en in plaats daarvan aanmoddert en de dingen alleen voor de vorm doet, dan is hij de functie kwijtgeraakt die een schepsel hoort te hebben. Zo’n mens wordt gezien als een onbeduidende nul en zinloze verspilling van ruimte; hoe kan zo iemand de eer krijgen een schepsel genoemd te worden? Zijn zij niet de entiteiten van verdorvenheid die aan de buitenkant glanzen, maar van binnen rot zijn? Als een mens zichzelf God noemt, maar het goddelijke wezen niet kan uitdrukken, het werk van God Zelf niet kan doen, of God niet kan vertegenwoordigen, dan is hij ongetwijfeld niet God, want hij heeft de essentie van God niet, en dat wat God van nature kan bereiken, bestaat in hem niet. Als de mens verliest wat van nature bereikbaar is, kan hij niet langer als mens gezien worden en is hij het niet waard om als een schepsel te bestaan of voor God te verschijnen en Hem te dienen. Bovendien is hij het niet waard om de genade van God te ontvangen, of om door God behoed, beschermd en vervolmaakt te worden. Velen die het vertrouwen van God hebben verloren, verliezen vervolgens de genade van God. Ze verfoeien niet alleen hun wandaden niet, maar verkondigen onbeschaamd het idee dat de weg van God onjuist is. En die weerspannigen ontkennen zelfs het bestaan van God; hoe kan zo’n soort mens met zulke opstandigheid het voorrecht krijgen om Gods genade te genieten? Mensen die verzuimen aan hun plicht te voldoen, zijn zeer opstandig geweest tegenover God en zijn Hem veel verschuldigd, maar ze slaan om en hekelen God door te stellen dat Hij ongelijk heeft. Hoe kan zo’n soort mens het waard zijn om vervolmaakt te worden? Is dit niet de voorloper van geëlimineerd en gestraft worden? Een mens die zijn plicht jegens God niet vervult, is al schuldig aan de meest gruwelijke misdaad, waarvoor zelfs de dood geen afdoende straf is, maar toch heeft de mens de brutaliteit om met God te redetwisten en zichzelf op gelijke voet met Hem te stellen. Wat is er de waarde van zo’n soort mens te vervolmaken? Als de mens verzuimt zijn plicht te vervullen, hoort hij zich schuldig te voelen, en te voelen dat hij een schuld heeft; hij hoort zijn zwakheid, nutteloosheid, opstandigheid en verdorvenheid te verafschuwen, en bovendien hoort hij zijn leven en zijn bloed op te offeren voor God. Alleen dan is hij een schepsel dat werkelijk van God houdt, en alleen zo’n soort mens is het waard om te genieten van de zegeningen en de belofte van God, en om door Hem vervolmaakt te worden. En hoe zit het met het merendeel van jullie? Hoe behandelen jullie de God die te midden van jullie leeft? Hoe hebben jullie je plicht aan Hem vervuld? Hebben jullie alles gedaan wat van jullie gevraagd werd, zelfs als dat ten koste ging van jullie eigen leven? Wat hebben jullie opgeofferd? Hebben jullie niet veel van mij ontvangen? Kunnen jullie het onderscheid maken? Hoe loyaal zijn jullie aan mij? Hoe hebben jullie mij gediend? En hoe zit het met alles wat ik jullie heb toebedeeld en voor jullie heb gedaan? Hebben jullie het allemaal bijgehouden? Hebben jullie je van dit alles rekenschap gegeven en het beoordeeld en vergeleken met het weinige geweten dat jullie in je hebben? Wie zouden jullie woorden en daden waard kunnen zijn? Kan het zo zijn dat zo’n minuscule opoffering van jullie kant alles waard is wat ik jullie heb toebedeeld? Ik heb geen andere keuze en heb me van ganser harte aan jullie gewijd, maar toch houden jullie er boosaardige twijfel over mij op na en zijn jullie halfslachtig. Tot zover reikt jullie plicht, jullie enige functie. Zo is het toch? Weten jullie niet dat jullie helemaal niet de plicht van een schepsel hebben vervuld? Hoe kunnen jullie gezien worden als een schepsel? Weten jullie niet duidelijk wat jullie uitdrukken en naleven? Jullie hebben niet aan jullie plicht voldaan, maar jullie willen wel de genade en de overvloedige gratie van God verkrijgen. Zulke genade staat niet klaar voor zulke waardeloze, lage personen als jullie, maar voor hen die niets vragen en graag offers brengen. Zulke mensen als jullie, zulke onbeduidende nullen, zijn het niet waard van de hemelse gratie te genieten. Alleen ontbering en eindeloze straf zal jullie dagen vergezellen! Als jullie mij niet trouw kunnen zijn, zal lijden jullie lot zijn. Als jullie geen verantwoording kunnen afleggen tegenover mijn woorden en mijn werk, dan zal straf jullie deel zijn. Alle gratie, zegeningen en het prachtige leven in het koninkrijk zal aan jullie voorbijgaan. Jullie verdienen het dat het zo afloopt, het is het gevolg van jullie eigen daden! Niet alleen hebben die kortzichtige en arrogante mensen niet hun best gedaan en hun plicht niet vervuld, ze houden hun handen uitgestoken om gratie te ontvangen, alsof ze verdiend hebben waar ze om vragen. En als het niet lukt om te krijgen waar ze om vragen, dan worden ze zelfs nog ongeloviger. Hoe kunnen zulke mensen redelijk gevonden worden? Jullie zijn van laag kaliber en onverstandig, volkomen ongeschikt om de plicht te vervullen die jullie horen te vervullen tijdens het managementwerk. Jullie waarde is al enorm gedaald. Dat jullie mij niet terugbetaald hebben voor de aanzienlijke gunsten die ik jullie heb verleend, is een daad van extreme opstandigheid, ernstig genoeg om jullie te veroordelen en jullie lafheid, onbekwaamheid, verachtelijkheid en onwaardigheid aan te tonen. Hoe zouden jullie er nog voor in aanmerking komen om je handen op te houden? Jullie zijn niet in staat om ook maar een klein beetje te helpen bij mijn werk, niet in staat om jullie aan je geloof te wijden, niet in staat om getuige te zijn voor mij. Nu al zijn dit jullie wandaden en tekortkomingen, maar toch vallen jullie mij aan, vertellen onwaarheden over mij en klagen erover dat ik onrechtvaardig ben. Is dit waar jullie loyaliteit uit bestaat? Is dit waar jullie liefde uit bestaat? Welk ander werk kunnen jullie doen, behalve dit? Hoe hebben jullie bijgedragen aan het werk dat gedaan moet worden? Hoeveel hebben jullie besteed? Het is al een daad van grote genade dat ik jullie niet schuldig vind, maar toch komen jullie met schaamteloze excuses en beklagen jullie je onder elkaar over mij. Bezitten jullie eigenlijk wel een greintje menselijkheid? Hoewel de plicht van de mens bezoedeld is door het verstand van de mens en zijn opvattingen, moet je je plicht vervullen en je toewijden aan je geloof. De onzuiverheden in het werk van de mens zijn een kwestie van zijn kaliber, en als hij zijn plicht niet vervult, is het een teken van zijn opstandigheid. Er bestaat geen verband tussen de plicht van de mens en of hij gezegend of vervloekt is. Zijn plicht is wat de mens hoort te vervullen; het is zijn gezworen plicht en zou niet afhankelijk moeten zijn van vergoeding, voorwaarden of redenen. Dan pas is er sprake van zijn plicht vervullen. Een mens die gezegend is, geniet goedheid als hij na het oordeel vervolmaakt wordt. Een mens die vervloekt is, krijgt straf als zijn gezindheid onveranderd blijft nadat hij getuchtigd en geoordeeld is, dat wil zeggen dat hij niet vervolmaakt is. Als schepsel hoort de mens zijn plicht te vervullen, hij moet doen wat hij hoort te doen, en wat hij kan doen, of hij nu gezegend of vervloekt zal worden. Dit is de fundamentele voorwaarde voor de mens, als iemand die op zoek is naar God. Je moet je plicht niet vervullen alleen om gezegend te worden en je moet niet weigeren iets te doen uit angst om vervloekt te worden. Laat me jullie dit ene ding vertellen: Als de mens in staat is om zijn plicht te vervullen, betekent het dat hij doet wat hij hoort te doen. Als de mens niet in staat is om zijn plicht te vervullen, laat het zien dat de mens opstandig is. Het is altijd door het proces van zijn plicht vervullen dat de mens gaandeweg veranderd wordt, en door dit proces toont hij zijn loyaliteit. Derhalve, hoe meer je in staat bent je plicht te vervullen, des te meer waarheden je zult ontvangen, en dan zal ook jouw uitdrukking echter worden. Zij die hun plicht alleen voor de vorm vervullen en niet op zoek zijn naar de waarheid, zullen uiteindelijk geëlimineerd worden, want zulke mensen vervullen hun plicht niet bij het praktiseren van de waarheid, ze praktiseren geen waarheid bij het vervullen van hun plicht. Zulke mensen blijven onveranderd en zullen worden vervloekt. Niet alleen is hun uitdrukking onzuiver, maar wat ze uitdrukken is niets anders dan verdorvenheid.
In het Tijdperk van Genade heeft Jezus ook veel gesproken en veel werk verricht. Waarin verschilde Hij van Jesaja? Waarin verschilde Hij van Daniël? Was Hij een profeet? Waarom wordt er gezegd dat Hij Christus is? Wat zijn de verschillen tussen hen? Het waren allemaal mannen die woorden spraken, en voor de mens leken hun woorden min of meer hetzelfde. Ze spraken allemaal en verrichtten werk. De profeten van het Oude Testament verkondigden profetieën en Jezus kon dat eender doen. Waarom is dat? Het onderscheid is gebaseerd op de aard van het werk. Om dit duidelijk te zien, kun je de aard van het vlees niet in beschouwing nemen en moet je de diepte of oppervlakkigheid van iemands woorden niet in beschouwing nemen. Je moet altijd eerst zijn werk en de effecten van zijn werk op de mens in beschouwing nemen. De profetieën die destijds door de profeten werden uitgesproken voorzagen niet in het leven van de mens, en de boodschappen die ontvangen werden door mensen als Jesaja en Daniël waren slechts profetieën en niet de levensweg. Zonder de rechtstreekse openbaring van Jehova had geen van hen dat werk kunnen doen, wat onmogelijk is voor stervelingen. Ook Jezus sprak veel, maar zulke woorden waren de levensweg waardoor de mens een weg naar het praktiseren kon vinden. Dat wil zeggen: allereerst kon Hij voorzien in het leven van de mens, want Jezus is leven; ten tweede kon Hij de afwijkingen van de mens omkeren; ten derde kon Zijn werk dat van Jehova opvolgen om het tijdperk voort te zetten; ten vierde kon Hij de innerlijke behoeften van de mens bevatten en begrijpen wat de mens tekortkomt; ten vijfde kon Hij een nieuw tijdperk inluiden en het vorige afsluiten. Daarom wordt Hij God en Christus genoemd. Hij is niet alleen anders dan Jesaja, maar ook anders dan alle andere profeten. Neem Jesaja als vergelijking voor het werk van de profeten. Ten eerste kon hij niet in het leven van de mens voorzien; ten tweede kon hij geen nieuw tijdperk inluiden. Hij werkte onder het leiderschap van Jehova en niet om een nieuw tijdperk in te luiden. Ten derde, wat hij zelf sprak ging zijn eigen bevattingsvermogen te boven. Hij ontving openbaringen rechtstreeks van de Geest van God, en anderen zouden het niet begrepen hebben, zelfs als ze ernaar geluisterd hadden. Alleen al deze paar dingen zijn genoeg om te bewijzen dat zijn woorden niet meer waren dan profetieën, niet meer dan een aspect van het werk uitgevoerd namens Jehova. Hij kon echter Jehova niet helemaal vertegenwoordigen. Hij was Jehova’s dienaar, een werktuig van Jehova’s werk. Hij deed alleen werk in het Tijdperk van de Wet en binnen het bereik van Jehova’s werk; buiten het Tijdperk van de Wet deed hij geen werk. Het werk van Jezus was daarentegen anders. Hij overtrof het bereik van Jehova’s werk, Hij werkte als de vleesgeworden God en onderging kruisiging om heel de mensheid te verlossen. Dat wil zeggen, Hij deed nieuw werk, buiten het werk dat door Jehova was gedaan. Dit was het inluiden van een nieuw tijdperk. Een andere omstandigheid is dat Hij kon spreken over wat de mens niet kon bereiken. Zijn werk was werk binnen het management van God en had betrekking op heel de mensheid. Hij werkte niet in maar enkele mensen, en evenmin was het Zijn werk om een beperkt aantal mensen te leiden. Hoe God vlees werd om een mens te zijn, hoe de Geest in die tijd openbaringen gaf, en hoe de Geest neerdaalde op een mens om het werk te doen, dat zijn zaken die de mens niet kan zien of kan aanraken. Het is volstrekt onmogelijk dat deze waarheden als bewijs dienen dat Hij de vleesgeworden God is. Het onderscheid kan daarom alleen gemaakt worden bij de woorden en het werk van God die voor de mens tastbaar zijn. Alleen dit is echt. Dit is omdat kwesties van de Geest voor jou niet zichtbaar zijn en omdat die alleen door God Zelf echt gekend worden, en zelfs Gods geïncarneerde vlees weet niet alles; je kunt alleen verifiëren of Hij God is[a] uit het werk dat Hij gedaan heeft. Uit Zijn werk blijkt ten eerste dat Hij een nieuw tijdperk kan laten ingaan; en ten tweede dat Hij in het leven van de mens kan voorzien en de mens kan tonen welke weg hij moet volgen. Dit is genoeg om vast te stellen dat Hij God Zelf is. Op zijn minst kan het werk dat Hij doet de Geest van God helemaal vertegenwoordigen, en uit zulk werk blijkt dat de Geest van God in Hem is. Aangezien het werk dat uitgevoerd werd door de vleesgeworden God voornamelijk bedoeld was om een nieuw tijdperk in te luiden, nieuw werk te leiden en nieuwe omstandigheden te ontsluiten, zijn deze paar omstandigheden op zich al voldoende om vast te stellen dat Hij God Zelf is. Dit onderscheidt Hem dus van Jesaja, Daniël en de andere grote profeten. Jesaja, Daniël en de anderen kwamen allemaal uit een klasse hoogopgeleide en ontwikkelde mensen, ze waren buitengewone mensen onder leiderschap van Jehova. Het vlees van de geïncarneerde God was ook ontwikkeld en het ontbrak Hem niet aan intellect, maar Zijn menselijkheid was uiterst gewoon. Hij was een gewoon mens; je kon met het blote oog geen speciale menselijkheid aan Hem ontdekken, of iets in Zijn menselijkheid bespeuren wat anders was dan bij anderen. Hij was volstrekt niet bovennatuurlijk of uniek, en Hij had geen hogere opleiding, bezat geen kennis of theorie. Het leven waarover Hij sprak en het pad waarop hij voorging, had hij niet bereikt via theorie, kennis, levenservaring of Zijn opvoeding in het gezin. Nee, die waren het rechtstreekse werk van de Geest, wat het werk is van het geïncarneerde vlees. Het is omdat de mens grootse opvattingen heeft over God, en vooral omdat deze opvattingen uit te veel elementen van vaagheid en het bovennatuurlijke bestaan, dat een gewone God met menselijke zwakheid, die geen tekenen of wonderen kan bewerkstelligen, zeker niet God is in de ogen van de mens. Zijn dit niet de verkeerde opvattingen van de mens? Als het vlees van de geïncarneerde God geen normaal mens was, hoe kan van Hem dan gezegd worden dat Hij vleesgeworden was? Vleesgeworden zijn betekent een gangbaar, normaal mens zijn; als Hij een transcendent wezen was geweest, dan kon Hij niet vleselijk zijn. Om te bewijzen dat Hij vleselijk was, moest de geïncarneerde God normaal vlees hebben. Dit was gewoon om de betekenis van de incarnatie volledig te maken. Dit gold echter niet voor de profeten en mensenzonen. Zij waren begaafde mensen die door de Heilige Geest gebruikt werden; in de ogen van de mens was hun menselijkheid bijzonder hoog en ze verrichtten vele daden die normale menselijkheid overstegen. Dat is de reden dat de mens hen als God zag. Jullie allen moeten dit duidelijk begrijpen, want over deze kwestie zijn alle mensen in voorbije tijden het makkelijkst verward geraakt. Bovendien is de incarnatie het meest mysterieuze van alle dingen en de vleesgeworden God is voor de mens het allermoeilijkst te accepteren. Wat ik zeg draagt bij aan het vervullen van jullie functie en van jullie begrip van het mysterie van de incarnatie. Het heeft allemaal te maken met Gods management, met de visie. Jullie begrip hiervan zal jullie helpen bij het verkrijgen van kennis van de visie, dat wil zeggen, het managementwerk. Op deze manier zullen jullie ook veel inzicht krijgen in de plicht die verschillende soorten mensen horen uit te voeren. Hoewel deze woorden jullie niet rechtstreeks de weg wijzen, helpen ze toch enorm bij jullie intrede, want in jullie huidige levens hebben jullie een groot tekort aan visie, en dat zal een flinke hindernis vormen die jullie intrede tegenhoudt. Als jullie niet in staat zijn geweest om deze zaken te begrijpen, dan zal er geen drijfveer zijn om binnen te gaan. Hoe kan zo’n streven het jullie mogelijk maken jullie plicht naar beste kunnen te vervullen?
Voetnoot:
a. De oorspronkelijke tekst bevat niet de woorden ‘of Hij God is’.